Vandaag droeg ze een grijs gewaad met een gele sjerp over de riem om haar middel – een nieuwe Domaanse gril, had hij gehoord – en ze had de gebruikelijke rode stip op haar voorhoofd. Ze droeg een lange gouden ketting en een smalle gouden riem met bijpassende armbanden en ringen, allebei voorzien van grote rode en blauwe stenen. Die sieraden waren een ter’angreaal – of eigenlijk meerdere, en ook een angreaal – net zoals Cadsuane die droeg. Rhand had Nynaeve wel eens horen mompelen dat haar ter’angreaal, met die opzichtige edelstenen, onmogelijk af te stemmen waren op haar kleding. Hoewel Nynaeve dus geen verrassing was, was Alivia dat wel. Rhand was zich er niet van bewust geweest dat de voormalige damane betrokken was bij de... kennisvergaring. Maar men zei dat ze in de Ene Kracht nog sterker was dan Nynaeve, dus misschien was ze meegebracht ter ondersteuning. Je kon nooit te voorzichtig zijn waar het op de Verzakers aankwam.
Er zaten witte strepen in Alivia’s haren, en ze was een klein stukje langer dan Nynaeve. Dat wit in haar haren was veelzeggend, want wit of grijs in het haar van een vrouw die de Ene Kracht hanteerde wees op grote ouderdom. Een heel hoge leeftijd. Alivia beweerde dat ze vier eeuwen oud was. Vandaag droeg de voormalige damane een opvallend rood gewaad, alsof ze met opzet wilde uitdagen. De meeste damane bleven ingetogen als ze eenmaal van de teugel waren gelaten. Alivia niet. Ze had een intensiteit over zich die bijna deed denken aan een Witmantel.
Rhand voelde Min verstijven en bespeurde haar ongenoegen. Alivia zou uiteindelijk de hand hebben in Rhands dood. Dat was een visioen van Min geweest, en Mins visioenen zaten er nooit naast. Alleen had ze wel gezegd dat ze zich had vergist over Moiraine. Misschien betekende dat ook dat hij niet zou hoeven... Nee. Alles wat hem de gedachte gaf dat hij de Laatste Slag kon overleven, alles wat hem hoop gaf, was gevaarlijk. Hij moest hard zijn en aanvaarden wat er op zijn pad kwam. Hard zijn en sterven als de tijd daar was.
Je zei dat we konden sterven, zei Lews Therin achter in zijn geest, je hebt het beloofd!
Cadsuane liep zwijgend de kamer door en schonk zichzelf een beker kruidenwijn in uit een kan die op een klein tafeltje naast het bed stond. Toen ging ze in een rode cederhouten stoel zitten. Ze had in ieder geval niet van hem geëist dat hij de wijn voor haar inschonk. Hij zag haar er gerust voor aan.
‘En, wat heb je ontdekt?’ vroeg hij, wegstappend bij het raam om ook een beker wijn in te schenken. Min liep naar het bed – gemaakt van cederstammen en een ontbast hoofdbord dat diep roodbruin was gebeitst – en ging met haar handen in haar schoot gevouwen zitten. Ze keek aandachtig naar Alivia.
Cadsuane trok haar wenkbrauw op bij de scherpte van Rhands stem. Hij zuchtte en onderdrukte zijn ergernis. Hij had haar gevraagd op te treden als zijn raadsvrouw, en hij had ingestemd met haar voorwaarden. Min zei dat hij iets belangrijks van Cadsuane zou vernemen – ook weer een visioen – en eigenlijk waren haar raadgevingen al meerdere malen nuttig geweest. Ze was haar doorlopende eisen van beleefdheid waard.
‘Hoe is de ondervraging gegaan, Cadsuane Sedai?’ vroeg hij op mildere toon.
Ze glimlachte in zichzelf. ‘Goed genoeg.’
‘Goed genoeg?’ snauwde Nynaeve. Zij had Cadsuane niets over plichtplegingen beloofd. ‘Die vrouw maakt me woest!’ Cadsuane nam een slokje wijn. ‘Wat kun je anders verwachten van een Verzaker, kind? Ze heeft heel lang de tijd gehad om zich te bekwamen in het woest maken van anderen.’
‘Rhand, dat... schepsel is van steen,’ zei Nynaeve, die zich naar hem toe wendde. ‘Ze heeft amper iets zinnigs gezegd, ondanks dagenlange verhoren! Het enige wat ze doet is vertellen hoe minderwaardig en achterlijk wij zijn, met af en toe het dreigement dat ze ons uiteindelijk allemaal zal doden.’ Nynaeve reikte naar haar lange vlecht, maar hield zich in voordat ze eraan trok. Ze werd er beter in zich te beheersen. Rhand vroeg zich af waarom ze die moeite deed, gezien haar overduidelijke temperament.
‘Ondanks alle dramatische uitspraken van dat meisje,’ zei Cadsuane met een hoofdknik naar Nynaeve, ‘heeft ze een redelijk begrip van de situatie. Bah! Toen ik “goed genoeg” zei, was dat bedoeld als “zo goed als te verwachten viel, gezien onze onfortuinlijke beperkingen”. Als je een schilder blinddoekt, moet je niet gek opkijken als hij niets te schilderen weet.’
‘Dit is geen kunst, Cadsuane,’ zei Rhand droogjes. ‘Het is marteling.’ Min wisselde een blik met hem, en hij voelde haar bezorgdheid. Bezorgdheid om hem? Hij was niet degene die werd gemarteld. De kist, fluisterde Lews Therin. We hadden moeten sterven in de kist. Dan... dan was het voorbij geweest.
Cadsuane nam nog een slokje wijn. Rhand had die van hem niet geproefd; hij wist al dat de kruiden erin zo sterk waren dat de drank niet meer aangenaam smaakte. Maar beter dat dan het alternatief. ‘Je zet ons onder druk om resultaten te behalen, jongen,’ zei Cadsuane, ‘maar toch geef je ons niet de nodige middelen om ze te behalen. Jij mag het martelen, verhoren of voor mijn part taarten bakken noemen, ik noem het dwaasheid. Als je ons nu toestond...’
‘Nee!’ grauwde Rhand, die met zijn hand... stomp... naar haar gebaarde. ‘Je mag haar niet bedreigen of pijn toebrengen.’ Eindeloos in een donkere kist, heen en weer gezeuld en herhaaldelijk geslagen. Hij zou een vrouw over wie hij macht had niet op dezelfde manier laten behandelen. Zelfs geen Verzaker. ‘Je mag haar ondervragen, maar bepaalde dingen sta ik niet toe.’ Nynaeve snoof. ‘Rhand, ze is een Verzaker, en ontzettend gevaarlijk!’
‘Ik ben me bewust van het gevaar,’ zei Rhand vlak, en hij stak de stomp van zijn linkerhand op. De metalige goud-met-rode tatoeage van een drakenlichaam glansde in het lamplicht. De kop ervan was verteerd in het vuur dat hem bijna had gedood. Nynaeve haalde diep adem. ‘Ja, nou, dan moet je inzien dat de gewone regels op haar niet van toepassing zijn!’
‘Ik zei nee!’ antwoordde Rhand. ‘Jullie mogen haar ondervragen, maar jullie mogen haar geen pijn doen!’ Geen vrouw. Dat flardje licht wil ik binnen in me vasthouden. Ik heb de dood en het leed van te veel vrouwen al op mijn geweten.
‘Als dat is wat je eist, jongen,’ zei Cadsuane gespannen, ‘dan is dat wat we zullen doen. Maar kom niet klagen als ze weigert te vertellen wat ze gisteren bij het ontbijt heeft gegeten, laat staan waar we de andere Verzakers kunnen vinden. Ik begin me af te vragen waarom je erop staat dat we nog doorgaan met deze klucht. Misschien moeten we haar gewoon overdragen aan de Witte Toren, dan zijn wij van haar af.’
Rhand keerde haar de rug toe. Buiten waren de soldaten klaar met de piketlijnen. Ze zagen er goed uit. Recht en gelijkmatig, met net voldoende bewegingsvrijheid voor de dieren.
Haar overdragen aan de Witte Toren? Dat zou nooit gebeuren. Cadsuane zou Semirhage niet uit handen geven tot ze de antwoorden kreeg die ze wilde hebben. Het waaide nog steeds, en Rhand zag zijn banieren wapperen.
‘Dus jij wilt haar overdragen aan de Witte Toren?’ vroeg hij met een blik achterom. ‘Welke Witte Toren? Wil je haar toevertrouwen aan Elaida? Of bedoelde je de anderen? Ik denk niet dat Egwene blij zou zijn als we haar een Verzaker in de schoot wierpen. Misschien zou ze Semirhage zelfs laten gaan en in plaats daarvan mij gevangennemen. Me dwingen te knielen voor de gerechtigheid van de Witte Toren en me stillen, gewoon om weer een kerfje in haar riem te kunnen bijsnijden.’
Nynaeve fronste haar voorhoofd. ‘Rhand! Egwene zou nooit...’
‘Ze is Amyrlin,’ zei hij, voordat hij zijn beker wijn in één slok leegde. Het was nog even vies als hij zich herinnerde. ‘Aes Sedai tot in de kern van haar wezen. Ik ben gewoon een pion voor haar.’ Ja, zei Lews Therin. We moeten bij hen allemaal uit de buurt blijven. Ze weigerden ons te helpen, weet je. Ze weigerden! Zeiden dat mijn plan te roekeloos was. Daardoor bleef ik zitten met alleen de Honderd Gezellen, zonder vrouwen om een cirkel te vormen. Verraders! Dit is hun schuld. Maar... maar ik ben degene die Hyena heeft gedood. Waarom?