Was dat de reden waarom Silviana had besloten Egwene na het eten te laten terugkomen voor nog een laatste pak slaag? Door Silviana’s bevelen zou Egwene nu eerst iets moeten eten voordat ze terugkeerde voor haar straf, ook als ze van Elaida nog meer straf kreeg. Het was een kleine genade, maar Egwene was er toch dankbaar voor. De dagelijkse afranselingen waren al zwaar genoeg zonder dat ze maaltijden oversloeg.
Terwijl ze dit overpeinsde, naderden twee Rode zusters haar: Katerine en Barasine. Katerine had een beker in haar handen. Weer een dosis dolkwortel. Schijnbaar wilde Elaida zekerstellen dat Egwene tijdens haar maaltijd nog geen spoortje zou kunnen geleiden. Egwene pakte de beker zonder tegenwerpingen aan en dronk hem in één teug leeg. Ze proefde de lichte maar kenmerkende smaak van munt. Ze gaf de beker met een achteloos gebaar aan Katerine terug, en de vrouw had geen andere keus dan hem aan te pakken. Bijna alsof ze een koninklijke bekerdraagster was.
Egwene liep niet meteen naar Elaida’s vertrekken. De lange bestraffing was al zo ver uitgelopen dat ze nog wel een paar ogenblikken de tijd kon nemen, en ze wilde niet te vroeg komen, want daarmee zou ze zich nederig tonen aan Elaida. Dus bleef ze nog even met Katerine en Barasine voor de deur van de Meesteres der Novices staan. Zou een zekere persoon de werkkamer komen bezoeken? In de verte liepen kleine groepjes zusters over de groene en rode tegels van de gang. Ze hadden een schichtige blik in hun ogen, als hazen die zich op een open plek waagden om aan bladeren te knabbelen, bang voor het roofdier dat zich in de schaduwen verborg. De zusters in de Toren droegen tegenwoordig altijd hun stola en gingen nooit ergens alleen naartoe. Sommigen hielden doorlopend de Kracht vast, alsof ze bang waren om zelfs hier in de Witte Toren te worden besprongen door struikrovers.
‘Zijn jullie hiermee ingenomen?’ hoorde Egwene zichzelf vragen. Ze keek naar Katerine en Barasine; beiden hadden toevallig ook deel uitgemaakt van de groep die Egwene gevangen had genomen. ‘Wat is dit, kind?’ vroeg Katerine kil. ‘Tegen een zuster spreken zonder dat je iets is gevraagd? Wil je zo graag nog meer straf?’ Ze droeg een opvallende hoeveelheid rood; een gewaad dat fel scharlakenrood was, met een zwarte sjerp. Haar donkere haar golfde over haar rug.
Egwene negeerde het dreigement. Wat konden ze haar nog meer aandoen? ‘Laat het gekibbel even zitten, Katerine,’ zei Egwene, kijkend naar een groep Gele zusters die hun pas versnelden toen ze de twee Roden zagen. ‘Laat die houding van gezag en dreigementen even varen. Stop die dingen weg en doe je ogen open. Ben je hier trots op? De Toren heeft eeuwenlang standgehouden zonder dat er een Amyrlin vanuit de Rode Ajah werd verheven. Nu jullie eindelijk een kans hebben, heeft jullie uitverkoren leidster dit met de Toren gedaan. Vrouwen die niemand in de ogen kijken die ze niet goed kennen, zusters die in groepjes rondlopen. De Ajahs gedragen zich alsof ze op voet van oorlog met elkaar staan!’
Katerine snoof, maar de lijzige Barasine weifelde en keek over haar schouder naar de groep Gelen die zich door de gang haastte, waarbij enkelen van hen blikken achterom wierpen naar de twee Roden. ‘Dit is niet veroorzaakt door de Amyrlin,’ zei Katerine. ‘Het komt door je dwaze opstandelingen en hun verraad!’ Mijn opstandelingen? dacht Egwene met een innerlijke glimlach. Dus nu beschouwen jullie ze als ‘mijn opstandelingen’, in plaats van mij te zien als gewoon een arme Aanvaarde die is benadeeld? Dat is vooruitgang.
‘Waren wij degenen die een zittende Amyrlin hebben onttroond?’ vroeg Egwene. ‘Waren wij degenen die zwaardhand tegen zwaardhand hebben opgezet? Waren wij het die er niet in slaagden de Herrezen Draak te beheersen? Hebben wij een Amyrlin gekozen die zo naar macht verlangt dat ze bevel heeft gegeven tot de bouw van haar eigen paleis? Een vrouw die bij elke zuster de zorg wekt dat zij de volgende kan zijn die haar stola verliest?’
Katerine antwoordde niet, alsof ze besefte dat ze zich niet mocht laten verleiden tot een twistgesprek met een eenvoudige Novice. Barasine keek nog steeds met grote ogen naar de Gele zusters in de verte. Ze was ongerust.
‘Ik had verwacht,’ zei Egwene, ‘dat juist de Roden de felste kritiek op Elaida zouden leveren in plaats van haar af te schermen. Want Elaida’s erfgoed zal dat van jullie zijn. Vergeet dat niet.’ Katerine keek haar met fonkelende ogen aan, en Egwene onderdrukte een huivering. Misschien was dat laatste iets te bot geweest. ‘Meld je vanavond bij de Meesteres der Novices, kind,’ liet Katerine haar weten. ‘En vertel haar maar dat je geen eerbied hebt betoond aan zusters en aan de Amyrlin zelf.’
Egwene hield haar mond. Waarom verspilde ze haar tijd met pogingen om Roden te overtuigen?
De oude houten deur achter haar sloeg dicht, waardoor Egwene schrok en achteromkeek. De wandtapijten aan weerszijden bewogen enigszins en hingen toen weer stil. Egwene had niet gemerkt dat ze de deur op een kier had laten staan toen ze vertrok. Had Silviana het gesprek afgeluisterd?
Er was geen tijd meer om te talmen. Het leek erop dat Alviarin vanavond niet kwam. Waar was ze? Ze kwam altijd aan voor haar straf omstreeks de tijd dat Egwene klaar was. Egwene schudde haar hoofd en beende weg door de gang. De twee Rode zusters volgden. Ze bleven nu steeds vaker bij haar, volgden haar, hielden haar altijd in het oog, behalve wanneer Egwene voor onderricht naar de kwartieren van andere Ajahs ging.
Ze probeerde te doen alsof die twee zusters haar eregeleide waren in plaats van haar gevangenbewaarders. Ze probeerde ook de pijn in haar achterste te negeren.
Alle tekenen wezen erop dat Egwene in haar oorlog tegen Elaida aan de winnende hand was.
Eerder, tijdens het middagmaal, had Egwene de Novices horen roddelen over de ernstige nederlaag die Elaida had geleden toen ze er niet in slaagde Rhand gevangen te houden. Die gebeurtenis lag nu enkele maanden achter hen en had een geheim moeten zijn. En dan was er nog het gerucht dat de zusters die waren gestuurd om hem te vernietigen door Asha’man waren gebonden. Nog een missie van Elaida die bij niemand bekend had moeten zijn. Egwene had stappen ondernomen om die mislukkingen, evenals Elaida’s ongebruikelijke behandeling van Shemerin, vers in het geheugen van de bewoners van de Toren te houden.
Alle roddels van de Novices kwamen immers ook de Aes Sedai ter ore.
Ja, Egwene was aan de winnende hand. Maar ze begon de voldoening te verliezen die ze ooit bij die overwinning had gevoeld. Wie kon er vreugde putten uit zien hoe de Aes Sedai barstjes vertoonden als een oud schilderij? Wie kon er blijdschap voelen omdat Tar Valon, de grootste van alle grote steden, vol raakte met afval? Hoewel Egwene een hekel had aan Elaida, kon ze zich er niet over verheugen dat de Amyrlin Zetel zo onkundig leiding gaf. En nu, vanavond, zou ze Elaida zelf zien. Egwene liep langzaam door de gangen, hield haar pas in zodat ze niet te vroeg zou komen. Hoe moest ze zich gedragen tijdens de maaltijd? Gedurende de negen dagen dat ze nu terug was in de Toren, had Egwene nog geen glimp van Elaida opgevangen. Haar dienst bij die vrouw kon gevaarlijk zijn. Als ze Elaida een pietsje te veel tegen de haren in streek, kon die haar zelfs laten terechtstellen. En toch kon ze niet kruipen en vleien. Ze zou niet buigen voor die vrouw, zelfs niet als dat haar het leven kostte.
Egwene ging een hoek om en kwam met een ruk tot stilstand, bijna struikelend. De gang eindigde ineens bij een stenen muur met een felgekleurd mozaïek van tegels. Het was de afbeelding van een Amyrlin uit de oudheid, gezeten op een drukbewerkte gouden stoel, met haar hand waarschuwend opgestoken naar de koningen en koninginnen van het land. Het schildje onderaan verklaarde dat het een beeltenis was van Caraighan Maconar die de opstand in Mosadorin beëindigde. Egwene herkende het mozaïek vagelijk; de laatste keer dat ze het had gezien was op de muur van de Torenlibrije. Maar toen ze het daar had gezien, was het gezicht van de Amyrlin geen masker van bloed geweest. En er hadden ook geen lijken aan de boomtakken gehangen.