Выбрать главу

Katerine kwam met een bleek gezicht naast Egwene staan. Niemand sprak graag over de onnatuurlijke wijze waarop kamers en gangen in de Toren van plaats veranderden. De veranderingen waren een duistere herinnering aan het feit dat ruzies over gezag minder belangrijk waren dan de grotere, verschrikkelijker problemen in de wereld. Dit was de eerste keer dat Egwene zag dat er niet alleen een gang was verplaatst, maar dat ook een afbeelding was veranderd. De Duistere roerde zich, en het Patroon beefde.

Egwene draaide zich om en beende weg van het merkwaardige mozaïek. Ze kon zich nu niet met die problemen bezighouden. Je schrobde een vloer schoon door je eerst op een enkele vlek te richten en aan het werk te gaan. Zij had haar vlek gekozen. De Witte Toren moest weer heel worden gemaakt.

Helaas zou deze omweg meer tijd kosten. Egwene versnelde met tegenzin haar pas; ze moest niet te vroeg komen, maar ze zou liever ook niet te laat komen. Haar twee oppassers haastten zich ook, en hun rokken ruisten terwijl ze door enkele gangen terugliepen. Onderweg ving Egwene een glimp op van Alviarin, die zich met gebogen hoofd een hoek om haastte, op weg naar de werkkamer van de Meesteres der Novices. Dus ze ging toch naar haar bestraffing. Waarom was ze zo laat?

Twee bochten en een koude stenen trap later liep Egwene door het gedeelte van de Rode Ajah, aangezien dat nu de snelste weg naar de vertrekken van de Amyrlin was. Er hingen rode wandkleden aan de muren, passend bij de rode tegels op de vloer. De vrouwen die door de gangen liepen zagen er bijna allemaal grimmig uit, met hun stola’s zorgvuldig om hun schouders en armen geschikt. Hier in hun eigen Ajahkwartier, waar ze zich op hun gemak zouden moeten voelen, leken ze onzeker en argwanend, zelfs ten opzichte van de bedienden die rondliepen met de Vlam van Tar Valon op hun borst. Egwene doorkruiste de gangen, wensend dat ze zich niet zo hoefde te haasten, want daardoor leek ze bang. Maar er was niets aan te doen. In het midden van de Toren beklom ze enkele trappen, en uiteindelijk kwam ze in de gang aan die naar de kamers van de Amyrlin leidde. Omdat ze zo druk was met Novicetaken en lessen, had ze weinig tijd gehad om na te denken over haar ontmoeting met de valse Amyrlin. Dit was de vrouw die Siuan had afgezet, de vrouw die Rhand had verslagen, en de vrouw die de Aes Sedai zelf tot aan de rand van de ondergang had gedreven. Elaida moest merken hoe kwaad Egwene was, ze moest worden vernederd en te schande gezet! Ze... Egwene bleef voor de vergulde deur naar Elaida’s vertrekken staan.

Nee. Ze kon zich dat tafereel maar al te gemakkelijk voorstellen. Elaida woedend, Egwene verbannen naar de donkere cellen onder de Toren. Wat zou dat uithalen? Ze kon die vrouw nog niet uitdagen. Dat zou enkel leiden tot kortstondige tevredenheid, gevolgd door een verpletterende nederlaag.

Maar Licht, ze kon ook niet voor Elaida buigen! De Amyrlin deed zoiets niet!

Of... nee. De Amyrlin deed wat ze moest doen. Wat was belangrijker? De Witte Toren, of Egwenes trots? De enige manier om deze strijd te winnen, was door Elaida te laten denken dat zij hem won. Nee... Nee, de enige manier om te winnen was door Elaida te laten denken dat er geen strijd bestónd.

Kon Egwene het lang genoeg beschaafd houden om deze avond te overleven? Ze was er niet zeker van. Maar Elaida moest na de maaltijd het gevoel hebben dat ze de touwtjes in handen had, dat Egwene voldoende verdeemoedigd was. De beste manier om dat te bereiken en toch enige mate van trots te behouden, was door helemaal niets te zeggen.

Stilte. Dat zou vanavond haar wapen zijn. Egwene vermande zich en klopte aan.

Haar eerste verrassing kwam toen er een Aes Sedai opendeed. Had Elaida daar geen bedienden voor? Egwene herkende de zuster niet, maar haar leeftijdloze gezicht was overduidelijk. De vrouw was van de Grijze Ajah, dat bleek uit haar stola, en ze was slank met een volle boezem. Haar goudbruine haar viel tot halverwege haar rug en ze had een geplaagde blik in haar ogen, alsof ze onder grote druk stond. Elaida zat binnen. Egwene aarzelde in de deuropening en keek naar haar evenknie, voor het eerst sinds ze met Nynaeve en Elayne uit de Witte Toren was vertrokken om te jagen op de Zwarte Ajah, een keerpunt dat nu wel een eeuwigheid geleden leek. Hoewel ze knap en statig was, scheen Elaida iets van haar strengheid te zijn verloren. Ze zat er vol zelfvertrouwen, met een flauwe glimlach op haar gezicht, alsof ze dacht aan een grapje dat alleen zij begreep. Haar stoel was bijna een troon, voorzien van snijwerk, verguld en rood-met-wit beschilderd. Er was nog een plek aan tafel gedekt, waarschijnlijk voor de onbekende Grijze zuster.

Egwene was nooit eerder in de vertrekken van de Amyrlin geweest, maar ze kon zich voorstellen hoe die van Siuan er mogelijk hadden uitgezien. Eenvoudig, maar niet sober. Net voldoende versiering om aan te geven dat dit de kamer van een belangrijk iemand was, maar niet zoveel dat het een afleiding werd. Onder Siuan zou alles een functie hebben gehad, misschien zelfs meerdere functies tegelijk. Tafels met verborgen vakjes. Wandtapijten die meteen dienstdeden als landkaarten. Gekruiste zwaarden boven de haard, maar geolied, voor het geval de zwaardhanden ze nodig mochten hebben. Of misschien was dat maar verbeelding. Hoe dan ook, niet alleen had Elaida andere vertrekken uitgekozen, de opsmuk was overduidelijk weelderig. Nog niet alle vertrekken waren ingericht – men zei dat ze nog elke dag dingen naar haar kamers liet brengen – maar wat er stond was zeer kostbaar. Nieuw zijden brokaat, allemaal rood, hing aan de wanden en de zoldering. Het Tyreense kleed op de vloer droeg afbeeldingen van vliegende vogels, en het was zo fijn geweven dat je het bijna kon aanzien voor een schilderij. Door de kamer verspreid stonden meubelstukken in tien verschillende stijlen en van uiteenlopende makelij, stuk voor stuk drukbewerkt en met ivoor ingelegd. Hier een reeks ranken, elders een knobbelig ontwerp met richels, weer elders kronkelende serpenten.

Wat haar nog woester maakte dan die onmatigheid, was de stola om Elaida’s schouders. Hij was gestreept in zes kleuren. Geen zeven, maar zes! Hoewel Egwene zelf geen Ajah had gekozen, zou haar voorkeur naar de Groene zijn uitgegaan. Maar dat deed niets af aan de woede die ze voelde bij het zien van die stola, waar het blauw uit was weggelaten. Je ontmantelde niet gewoonweg een hele Ajah, zelfs niet als je de Amyrlin Zetel was!

Maar Egwene hield haar mond. Deze ontmoeting draaide om overleven. Egwene kon pijn verdragen in het belang van de Toren. Kon ze Elaida’s verwaandheid ook verdragen?

‘Geen kniks?’ vroeg Elaida toen Egwene binnenkwam. ‘Ze zeiden al dat je koppig was. Nou, dan mag je na deze maaltijd een bezoekje-brengen aan de Meesteres der Novices en haar op de hoogte brengen van je misstap. Wat zeg je daarop?’

Dat je een gesel in dit gebouw bent, even walgelijk en destructief als alle ziekten die deze stad en haar bevolking in alle jaren van het verleden hebben geraakt. Dat je... Egwene maakte haar blik van Elaida los en – hoewel ze de schande ervan door haar botten voelde zoemen – boog haar hoofd.

Elaida lachte, omdat ze het gebaar duidelijk op de juiste wijze opvatte. ‘Eerlijk, ik had verwacht dat je lastiger zou zijn. Kennelijk kent Silviana haar plicht dan toch. Dat is mooi; ik maakte me al zorgen dat ze, net als te veel anderen in de Toren de laatste tijd, de kantjes ervan afliep. Nou, aan het werk dan maar. Ik wacht niet de hekavond op mijn eten.’

Egwene balde haar vuisten, maar ze zei niets. Tegen de achterste muur stond een lange tafel met enkele zilveren schalen, waarvan de gepoetste zilveren deksels door de warme inhoud dropen van de condens. Er stond ook een zilveren soepterrine. De Grijze zuster bleef bij de deur rondhangen. Licht! Die vrouw was doodsbang. Egwene had zelden zo’n gezichtsuitdrukking bij een zuster gezien. Waar kwam dat door?

‘Kom, Meidani,’ zei Elaida tegen de Grijze. ‘Blijf je de hele avond staan? Ga zitten!’

Egwene verborg haar geschoktheid. Meidani? Dat was een van de vrouwen die door Sheriam en de anderen als verspieders naar de Witte Toren waren gestuurd! Terwijl Egwene de inhoud van de schalen bekeek, wierp ze een blik over haar schouder. Meidani had plaatsgenomen op de kleinere, minder opgesmukte stoel naast Elaida.