‘Ik vind dat kind gewoon vermakelijk, zoals ze door die boeken speurt alsof ze een geleerde is,’ zei Beldeine.
Min zou dat van de meeste mensen als een uitdaging hebben opgevat, maar van Beldeine waren het nuchtere woorden. Cadsuane sloeg nog een bladzij om. ‘Ik begrijp het. Min, wat zei je net?’
‘Niets belangrijks, Cadsuane Sedai.’
‘Ik vroeg niet of het belangrijk was, meisje,’ zei Cadsuane ferm. ‘Ik vroeg of je het wilde herhalen. Zeg op.’
Min zuchtte. Niemand kon een ander steviger vernederen dan de Aes Sedai, want ze deden het zonder kwade bedoelingen. Moiraine had dat een keer in eenvoudige bewoordingen aan Min uitgelegd: de meeste Aes Sedai vonden het belangrijk om hun gezag zeker te stellen wanneer er geen groot geschil was, zodat als er een crisis plaatsvond, mensen zouden weten tot wie ze zich moesten wenden. Het was heel frustrerend.
‘Ik zei,’ herhaalde Min, ‘dat hierin iets niet klopt. Ik lees toelichtingen op de Karaethon Reeks. Sajius beweert dat deze regel over de drie die één worden wijst op de vereniging van drie koninkrijken onder de banier van de Draak. Maar ik denk dat hij zich vergist.’
‘En waarom,’ zei Cadsuane, ‘denk jij meer te weten dan een geëerd geleerde van de Voorspellingen?’
‘Omdat,’ zei Min briesend, ‘die theorie niet logisch is. Rhand heeft eigenlijk maar één kroon. Het had een goed argument kunnen zijn als hij Tyr niet aan Darlin had gegeven. Maar de theorie is niet langer van kracht. Ik denk dat dit gedeelte verwijst naar een of andere toepassing van Callandor.’
‘Ik begrijp het,’ zei Cadsuane, die nog een bladzijde van haar boek omsloeg. ‘Dat is een erg ongebruikelijke interpretatie.’ Beldeine glimlachte flauwtjes en ging verder met borduren. ‘Al heb je natuurlijk,’ voegde Cadsuane eraan toe, ‘volkomen gelijk.’
Min keek op.
‘Het was juist dat gedeelte waardoor ik onderzoek ben gaan doen naar Callandor,’ vervolgde Cadsuane. ‘Na heel veel zoeken ontdekte ik dat het zwaard alleen goed kon worden gebruikt in een cirkel van drie. Dat is waarschijnlijk de uiteindelijke betekenis van die zin.’
‘Maar dat zou betekenen dat Rhand Callandor een keer in een cirkel moet gebruiken,’ zei Min, kijkend naar de zinsnede. Hij had dat nog nooit gedaan, voor zover zij wist. ‘Inderdaad,’ antwoordde Cadsuane.
Min voelde een plotselinge spanning. Een aanwijzing, misschien. Iets wat Rhand niet wist en wat hem zou kunnen helpen! Behalve... Cadsuane had het al geweten. Dus Min had toch geen echt belangwekkende ontdekking gedaan.
‘Ik zou denken,’ zei Cadsuane, ‘dat een erkenning op zijn plaats is. Slechte omgangsvormen zijn immers niet aanvaardbaar.’ Beldeine keek met een duister gezicht op van haar werk. Toen stond ze ineens op en verliet de kamer. Haar zwaardhand, de jonge Asha’man Karldin, kwam snel de zijkamer uit, liep de kamer met de Aes Sedai door en volgde Beldeine naar de gang. Cadsuane snoof en richtte zich weer op haar boek.
De deur ging dicht en Nynaeve wierp een blik op Min voordat ze verderging met ijsberen. Min kon veel opmaken uit die blik. Nynaeve was geërgerd omdat niemand anders zenuwachtig leek. Ze was gefrustreerd omdat ze niets hadden kunnen bedenken om het gesprek tussen Rhand en Tam af te luisteren. En ze was overduidelijk doodongerust om Lan. Min begreep het. Zij voelde zich net zo over Rhand. En... wat was dat visioen dat plotseling boven Nynaeves hoofd zweefde? Ze knielde in een houding van diep verdriet bij een dode. Het visioen duurde maar een tel.
Min schudde haar hoofd. Ze kon het visioen niet duiden, dus liet ze het gaan. Ze kon geen tijd verspillen aan pogingen om ze allemaal te ontraadselen. Zo kon het zwarte mes dat de laatste tijd om Beldeines hoofd draaide ook van alles betekenen. Ze richtte zich weer op het boek. Dus... Rhand moest Callandor gebruiken in een cirkel? De drie die één werden? Maar waarom, en met wie? Als hij moest vechten tegen de Duistere, dan was het niet logisch dat hij in een cirkel zou stappen waarin iemand anders de leiding had, wel?
‘Cadsuane,’ zei ze. ‘Het klopt nog steeds niet. Er is hier meer. Iets wat we nog niet hebben ontdekt.’
‘Over Callandor?’ vroeg de vrouw.
Min knikte.
‘Dat vermoed ik ook,’ antwoordde Cadsuane. Wat vreemd om haar zo openhartig te zien! ‘Maar ik heb niet kunnen achterhalen wat. Als die dwaze jongen mijn ballingschap nu eens ophief, dan konden we ons richten op belangrijker...’
De deur naar Cadsuanes kamer ging met een knal open, waardoor Merise van schrik een sprongetje maakte. Nynaeve deinsde achteruit van de deur die haar bijna had geraakt.
In de deuropening stond een heel kwade Tam Altor. Hij loerde naar Cadsuane. ‘Wat heb je met hem gedaan?’ wilde hij weten. Cadsuane liet haar boek zakken. ‘Ik heb die jongen niets gedaan, behalve hem aanmoedigen om zich beschaafd te gedragen. Iets wat andere leden van de familie blijkbaar ook wel kunnen gebruiken.’
‘Pas op je woorden, Aes Sedai,’ grauwde Tam. ‘Heb je hem gezien? De hele kamer leek donkerder te worden toen hij binnenkwam. En dat gezicht... Ik heb nog meer gevoel gezien in de ogen van lijken! Wat is er met mijn zoon gebeurd?’
‘Ik neem aan,’ zei Cadsuane, ‘dat de hereniging niet zo ging als gehoopt?’
Tam haalde diep adem, en plotseling leek de woede uit hem weg te vloeien. Hij was nog steeds vastberaden, met ongenoegen in zijn ogen, maar de woede was verdwenen. Min had Rhand zich ook wel eens zo snel zien beheersen, voordat alles verkeerd begon te gaan in Bandar Eban.
‘Hij probeerde me te vermoorden,’ zei Tam op vlakke toon. ‘Mijn eigen zoon. Ooit was hij de aardigste, trouwste jongen waar een vader maar op kan hopen. Vanavond geleidde hij de Ene Kracht en gebruikte die tegen me.’
Min sloeg haar hand voor haar mond en voelde paniek en angst. De woorden brachten herinneringen terug aan Rhand die boven haar uittorende en probeerde haar te vermoorden. Maar dat was hij niet geweest! Het was Semirhage geweest. Toch? O Rhand, dacht ze, toen ze de pijn begreep die ze door de binding had gevoeld. Wat heb je gedaan?
‘Dat is belangwekkend,’ zei Cadsuane met kille stem. ‘En heb je gezegd wat ik voor je had voorbereid?’
‘Daar ben ik mee begonnen,’ zei Tam, ‘maar ik besefte dat het niet werkte. Hij wilde zich niet voor me openstellen, en terecht. Een man die zijn zoon een verhaal opdist dat hem is ingefluisterd door een Aes Sedai! Ik weet niet wat je bij hem hebt gedaan, mens, maar ik herken haat als ik het zie. Je hebt een hoop uit te leggen...’
Tams stem stierf weg toen hij plotseling door onzichtbare handen de lucht in werd getild.
‘Weet je nog wat ik over beschaafd gedrag zei, jongen?’ vroeg Cadsuane.
‘Cadsuane!’ riep Nynaeve. ‘Je hoeft niet...’
‘Het geeft niet, Wijsheid,’ zei Tam. Hij keek naar Cadsuane. Min had haar anderen ook zo zien behandelen, onder wie Rhand. Hij was er altijd gefrustreerd door geraakt, en anderen bij wie ze het deed gingen vaak brullen.
Tam staarde haar in de ogen. ‘Ik ken mannen die altijd op hun vuisten vertrouwen als ze worden uitgedaagd. Ik heb de Aes Sedai nooit gemogen; ik was blij van ze af te zijn toen ik terugkeerde naar mijn boerderij. Een bullebak is een bullebak, of ze nu de kracht van haar arm gebruikt of andere middelen.’
Cadsuane snoof, maar de woorden hadden haar geraakt, want ze zette Tam neer.
‘Zo,’ zei Nynaeve, alsof zij degene was die de gemoederen had bedaard, ‘misschien kunnen we dan nu weer terug naar de dingen die er wel toe doen. Tam Altor, ik had van jou verwacht dat je dit beter zou aanpakken. Had ik je niet gewaarschuwd dat Rhand instabiel was?’