Выбрать главу

Onmiddellijk fronste ze om haar eigen dwaasheid. Als Rhand in Tweewater was gebleven, zou hij waanzinnig zijn geworden en had hij hen misschien wel allemaal vernietigd; aangenomen natuurlijk dat de Trolloks, de Schimmen of de Verzakers dat al niet voor elkaar hadden gekregen. Als Moiraine Rhand niet was komen halen, zou hij nu dood zijn geweest. En met hem zouden het licht en de hoop uit de wereld zijn verdwenen. Het viel alleen niet mee om haar vroegere vooroordelen aan de kant te zetten.

‘Ah, Nynaeve,’ zei Rhand, die zich ontspande en zich weer naar zijn kaarten omdraaide. Hij beduidde Bashere dat die een ervan moest bekijken en wendde zich toen weer naar haar. ‘Ik wilde je net laten halen. Rhuarc en Bael zijn er.’

Nynaeve trok haar wenkbrauw op en sloeg haar armen over elkaar. ‘O?’ vroeg ze op vlakke toon. ‘En ik maar aannemen dat alle Aiel in het kamp bedoelden dat we waren aangevallen door Shaido.’ Zijn gezicht verhardde bij haar toon, en die ogen van hem werden... gevaarlijk. Maar toen klaarde zijn gezicht weer op en schudde hij zijn hoofd. Een stukje van de oude Rhand – de Rhand die ooit een onschuldige schaapherder was – leek terug te keren. ‘Ja, natuurlijk had je dat gemerkt,’ zei hij. ‘Ik ben blij dat je er bent. We beginnen zodra de stamhoofden terugkomen. Ik heb erop aangedrongen dat ze eerst hun mensen onderbrachten voordat we begonnen.’ Hij gebaarde dat ze moest plaatsnemen; er lagen kussens op de vloer, maar er stonden geen stoelen. Aiel hielden niet van stoelen, en Rhand wilde hun toch enig gerief bieden.

Nynaeve keek naar hem, verbaasd over hoe gespannen haar zenuwen waren. Hij was gewoon een warhoofdige dorpeling, hoeveel invloed hij ook had verkregen. Echt.

Maar ze kon die blik in zijn ogen niet van zich afzetten, die fonkeling van woede. Men zei dat mannen door een kroon vaak ten nadele veranderden. Ze was van plan erop toe te zien dat dat bij Rhand Altor niet gebeurde, maar wat kon ze doen als hij plotseling besloot haar gevangen te laten zetten? Dat zou hij toch niet doen? Nee, niet Rhand.

Semirhage zei dat hij waanzinnig was, dacht Nynaeve. Ze zei dat... hij stemmen uit zijn vroegere leven hoorde. Is dat wat er gebeurt wanneer hij zijn hoofd schuin houdt, alsof hij luistert naar dingen die niemand anders kan horen?

Ze huiverde. Min was ook in de tent, natuurlijk, ze zat in een hoek een boek te lezen: De nasleep van het Breken. Min keek te aandachtig naar de bladzijden; ze had overduidelijk naar het gesprek tussen Rhand en Nynaeve geluisterd. Wat vond zij van de veranderingen in hem? Ze stond dichter bij hem dan wie ook; zo dichtbij dat als ze allemaal nog in Emondsveld waren geweest, Nynaeve die twee een veeg uit de pan zou hebben gegeven waar hun hoofd van tolde. Ook al waren ze niet meer in Emondsveld en was zij niet langer een Wijsheid, ze had ervoor gezorgd dat Rhand van haar ongenoegen doordrongen was. Maar zijn antwoord was eenvoudig geweest: ‘Als ik met haar trouw, zal mijn dood haar nog meer pijn bezorgen.’ Onzin, natuurlijk. Als je van zins was het gevaar tegemoet te treden, dan was dat des te meer reden om te trouwen. Dat lag voor de hand. Nynaeve ging op de vloer zitten, schikte haar rokken en dacht nadrukkelijk niet aan Lan. Hij had zo’n grote afstand af te leggen, en... En ze moest ervoor zorgen dat ze hem aan zich bond voordat hij de Verwording bereikte. Gewoon voor het geval dat. Plotseling ging ze rechtop zitten. Cadsuane. Die vrouw was hier niet; behalve de wachters waren alleen Rhand, Nynaeve, Min en Bashere in de tent. Was ze ergens iets aan het bekokstoven wat Nynaeve...

Cadsuane kwam binnen. De grijsharige Aes Sedai droeg een eenvoudig bruin gewaad. Ze vertrouwde op haar uitstraling, niet haar kleding, om aandacht te trekken, en natuurlijk fonkelden de gouden versieringen in haar haren. Corele kwam achter haar aan. Cadsuane weefde een ban tegen afluisteren, en Rhand bracht er niets legen in. Hij moest eens wat meer voor zichzelf opkomen. Die vrouw had hem bijna getemd, en het was verontrustend te zien hoeveel ze bij hem kon maken.

Zoals het verhoor van Semirhage. De Verzakers waren veel te sterk en gevaarlijk om lichtzinnig mee om te springen. Semirhage had moeien worden gesust zodra ze haar vingen... hoewel Nynaeves mening over dat onderwerp rechtstreeks voortkwam uit haar eigen ervaring met Moghedien als gevangene.

Corele schonk Nynaeve een glimlach; ze lachte meestal naar iedereen. Cadsuane, zoals gebruikelijk, negeerde Nynaeve. Dat was best. Nynaeve had geen behoefte aan haar goedkeuring. Cadsuane dacht dat ze iedereen bevelen kon geven, alleen omdat ze ouder was dan elke andere Aes Sedai. Nou, Nynaeve wist dat leeftijd weinig met wijsheid te maken had. Cen Buin was zo oud geweest als de regen, maar had ongeveer net zoveel verstand gehad als een berg stenen. Niet lang daarna kwamen veel van de andere Aes Sedai en kampleiders binnendruppelen; misschien had Rhand inderdaad boodschappers gestuurd en zou hij ook Nynaeve hebben laten halen. Onder de nieuwkomers waren Merise en haar zwaardhanden, een van hen de Asha’man Jahar Narishma, met tinkelende klokjes aan de uiteinden van zijn vlechten. Damer Flin, Elza Penfel en een paar officiers van Bashere kwamen ook aan. Rhand keek op bij elke nieuwe binnenkomer, waakzaam en voorzichtig, maar hij richtte zich al snel weer op zijn kaarten. Begon hij paranoïde te worden? Sommige waanzinnigen werden argwanend ten opzichte van iedereen. Uiteindelijk verschenen Rhuarc en Bael, samen met enkele andere Aiel. Ze kwamen als sluipende katten de grote ingang van de tent door. Vreemd genoeg waren er enkele Wijzen – die Nynaeve al had gevoeld toen ze in de buurt kwamen – bij de groep. Bij de Aiel werd een gebeurtenis vaak gezien als ofwel een zaak voor de stamhoofden, of voor de Wijzen, ongeveer net zoals het in Tweewater ging met de dorpsraad en de vrouwenkring. Had Rhand hen allemaal gevraagd aanwezig te zijn, of hadden ze om hun eigen redenen besloten bijeen te komen?

Nynaeve had het mis gehad over waar Aviendha was; ze was geschokt de lange, roodharige vrouw achter aan de groep Wijzen te zien rondhangen. Wanneer was ze uit Caemlin vertrokken? En waarom had ze die versleten doeken met rafels in haar handen? Nynaeve kreeg niet de kans om Aviendha vragen te stellen, want Rhand knikte naar Rhuarc en de anderen en beduidde hun te gaan zitten. Zelf bleef hij bij zijn kaartentafel staan. Hij deed zijn armen op zijn rug, met zijn hand om de stomp heen en een peinzende blik op zijn gezicht. Hij begon zonder omhalen. ‘Vertel me over jullie werk in Arad Doman,’ zei hij tegen Rhuarc. ‘Mijn verkenners zeggen dat er niet bepaald vrede is in dit land.’

Rhuarc nam een kop thee aan van Aviendha – dus ze werd nog steeds als leerling beschouwd – en wendde zich tot Rhand. Het stamhoofdnam geen slok. ‘We hebben heel weinig tijd gehad, Rhand Altor.’

‘Ik wil geen uitvluchten, Rhuarc,’ zei Rhand. ‘Alleen maar resultaten.’

Hierbij verschenen woedende blikken op de gezichten van enkele andere Aiel, en de Speervrouwen bij de ingang wisselden een woeste uitbarsting van handsignalen uit. Rhuarc zelf vertoonde geen woede, hoewel Nynaeve wel dacht zijn hand om zijn kom thee te zien verstrakken. ‘Ik heb water met jou gedeeld, Rhand Altor,’ zei hij. ‘Ik had niet verwacht dat je me hierheen zou halen om me te beledigen.’

‘Ik beledig je niet, Rhuarc,’ zei Rhand. ‘Ik zeg alleen de waarheid. We hebben geen tijd te verspillen.’

‘Geen tijd, Rhand Altor?’ vroeg Bael. Het stamhoofd van de Goshien Aiel was een heel lange man die altijd boven iedereen leek uit te torenen, zelfs wanneer hij zat. ‘Je hebt velen van ons maandenlang in Andor laten zitten, met niets anders te doen dan speren poetsen en natlanders bang maken! Dan stuur je ons met onmogelijke bevelen naar dat land, en nu kom je na een paar weken al resultaten eisen?

‘Jullie waren in Andor om Elayne te helpen,’ zei Rhand. ‘Ze wilde geen hulp en had daar ook geen behoefte aan,’ zei Bael snuivend. ‘En ze had gelijk. Ik zou liever de hele Woestenij door rennen met een enkele huid vol water dan het leiderschap over mijn stam van een ander aangereikt te krijgen.’