‘Er kwam vandaag een vrouw uit het buitenkamp naar me toe,’ zei Brin. Hij schoof zijn stoel opzij en pakte een volgende stapel papieren. ‘Ze bood me wasdiensten aan. Ze heeft een groep wasvrouwen in het kamp en beweert dat ze mijn was sneller en beter kan doen dan een enkele verstrooide bediende.’
Siuan verstijfde en wierp een blik op Brin, die door zijn papieren keek. Zijn krachtige kaak werd van links verlicht door het gelijkmatige witte licht van haar bol, en van rechts door het flakkerende oranje licht van de kaars. Sommige mannen werden zwakker naarmate ze ouder werden, anderen gingen er vermoeid of afgejakkerd uitzien. Brin was gewoon voornaam geworden, als de pilaar van een meesterlijk steenhouwer, die aan de elementen was overgelaten. Zijn leeftijd had Brins effectiviteit niet doen afnemen, of zijn kracht. Het had hem alleen maar meer persoonlijkheid gegeven, zijn slapen bestoft met zilver, zijn krachtige gezicht geplooid met lijnen van wijsheid. ‘En wat heb je tegen die vrouw gezegd?’ vroeg ze. Brin sloeg een blad om. ‘Ik heb gezegd dat ik tevreden was met mijn wasgoed.’ Hij keek haar aan. ‘Ik moet wel zeggen dat ik verbaasd ben, Siuan. Ik had aangenomen dat een Aes Sedai niet veel zou weten van dit soort werk, maar mijn uniformen zijn maar zelden zo volmaakt gesteven en toch prettig geweest om te dragen. Je verdient een pluim.’
Siuan wendde zich van hem af en verborg haar blos. Domme man! Ze had koningen voor haar laten knielen! Ze manipuleerde de Aes Sedai en trof voorbereidingen voor de redding van de hele mensheid! En hij prees haar vanwege zijn wasgoed?
Het punt was dat het van Brin een eerlijke en zinvolle pluim was. Hij keek niet neer op wasvrouwen of op jonge boodschappers. Hij behandelde iedereen gelijk. In Garet Brins ogen kreeg je geen status door koning of koningin te zijn; je kreeg die door je aan je beloften te houden en je plicht te doen. Voor hem was een pluim over goed gewassen kleding even waardevol als een ereteken voor een soldaat die stand had gehouden tegenover de vijand.
Ze wierp een blik achterom. Hij keek nog altijd naar haar. Domme man! Ze pakte snel nog een hemd van de lijn en begon het op te vouwen.
‘Je hebt me nooit echt uitgelegd waarom je je gelofte hebt verbroken,’ zei hij.
Siuan bleef stilstaan, kijkend naar de achterwand van de tent, met daarop de schaduwen van het nog hangende wasgoed. ‘Ik dacht dat je het begreep,’ zei ze, terwijl ze doorging met vouwen. ‘Ik had belangrijke inlichtingen voor de Aes Sedai in Salidar. Bovendien kon ik toch moeilijk Logain vrij rond laten lopen? Ik moest hem opsporen en naar Salidar brengen.’
‘Dat zijn smoesjes,’ zei Brin. ‘O, ik weet wel dat het waar is. Maar je bent een Aes Sedai. Je kunt vier feiten opsommen en die vervolgens even effectief inzetten om de waarheid te verhullen als een ander leugens zou gebruiken.’
‘Noem je me nu een leugenaar?’ wilde ze weten. ‘Nee,’ zei hij. ‘Alleen maar een eedbreker.’
Ze keek hem met grote ogen aan. Ze zou hem eens flink... Toen weifelde ze.
Hij keek naar haar, badend in de gloed van de twee lichten, met nadenkende ogen. Ingetogen, maar niet beschuldigend. ‘Die vraag heeft me hierheen gedreven, weet je,’ zei hij. ‘Daarom heb ik je zo lang achtervolgd. Het is de reden dat ik uiteindelijk trouw heb gezworen aan de opstandige Aes Sedai, hoewel ik niet veel zin had om weer betrokken te raken bij een oorlog in Tar Valon. Ik deed dat allemaal omdat ik het wilde begrijpen. Ik moest het weten. Waarom? Waarom heeft een vrouw met zulke ogen – die hartstochtelijke, onvergetelijke ogen – haar gelofte verbroken?’
‘Ik had je gezegd dat ik bij je terug zou keren om mijn gelofte gestand te doen,’ zei Siuan, die zich van hem afwendde en een hemd uitsloeg om de kreukels eruit te krijgen.
‘Alweer een smoes,’ zei hij zacht. ‘Alweer een antwoord van een Aes Sedai. Zal ik ooit de hele waarheid van je horen, Siuan Sanche? Heeft iemand die ooit wel eens gekregen?’ Hij zuchtte en ze hoorde papieren knisperen, en het kaarslicht flakkerde in de lichte tocht van zijn bewegingen toen hij zich weer op zijn verslagen richtte. ‘Toen ik nog Aanvaarde was in de Witte Toren,’ zei Siuan zacht, ‘was ik een van de vier aanwezigen bij een Voorspelling die aankondigde dat de Herrezen Draak ieder ogenblik op de hellingen van de Drakenberg zou worden geboren.’ Het geknisper verstomde.
‘Een van de twee anderen die erbij waren,’ vervolgde Siuan, ‘stierf ter plekke. De ander overleed kort daarna. Ik ben ervan overtuigd dat zij – de Amyrlin Zetel zelf – is vermoord door de Zwarte Ajah. Ja, die bestaat. Als je iemand vertelt dat ik dat heb toegegeven, kost je dat je tong.
Maar goed, voordat ze overleed, stuurde de Amyrlin enkele Aes Sedai op zoek naar de Draak. Een voor een verdwenen die vrouwen. De Zwarte zusters moeten Tamra hebben gefolterd voor hun namen voordat ze haar doodden. Ze zal ze niet gemakkelijk hebben prijsgegeven. Ik krijg soms nog steeds de rillingen als ik denk aan wat zij moet hebben doorstaan.
Weldra waren er nog maar twee van ons groepje van vier over. Moiraine en ik. Wij hadden die Voorspelling nooit moeten horen. We waren maar Aanvaarden, en slechts bij toeval in die kamer. Ik denk dat Tamra er op de een of andere wijze in is geslaagd onze namen voor de Zwarte zusters te verzwijgen, anders zouden we ongetwijfeld zijn vermoord, net als de anderen. Dus bleven alleen wij twee over. De enige twee op de hele wereld die wisten wat er komen ging. Althans, de enige twee die het Licht dienden. En dus heb ik gedaan wat ik moest doen, Garet Brin. Ik heb mijn leven eraan gewijd me voor te bereiden op de komst van de Draak. Ik heb gezworen dat ik ons door de Laatste Slag heen zou krijgen. Om te doen wat er maar voor nodig was – wat dan ook – en de last te dragen die me was gegeven. Er was maar één ander van wie ik wist dat ik haar kon vertrouwen, en zij is nu dood.’ Siuan draaide zich om en keek hem in de ogen. De tentwanden rimpelden in een briesje en de kaars flakkerde, maar Brin bleef stil naar haar zitten kijken.
‘Dus je ziet wel, Garet Brin,’ zei ze, ‘dat ik het vervullen van mijn gelofte aan jou moest uitstellen vanwege andere geloften. Ik heb gezworen hier tot het eind mee door te gaan, en de Draak heeft zijn lot in Shayol Ghul nog niet ontmoet. Geloften moeten hun volgorde van belangrijkheid aanhouden. Toen ik aan jou zwoer, heb ik niet beloofd je onmiddellijk te zullen dienen. Ik was met opzet voorzichtig op dat punt. Jij noemt dat de woordspelletjes van een Aes Sedai. Ik zou het anders noemen.’
‘Wat dan?’ vroeg hij.
‘Doen wat nodig was om jou, je landen en je mensen te beschermen, Garet Brin. Je geeft me de schuld van het verlies van een schuur en een paar koeien. Nou, dan stel ik voor dat je eens nadenkt over wat het je volk kost als de Herrezen Draak faalt. Soms moet er een prijs worden betaald zodat een belangrijkere plicht kan worden vervuld. Ik had verwacht dat een soldaat dat zou begrijpen.’
‘Je had het me moeten vertellen,’ zei hij, nog altijd in haar ogen kijkend. ‘Je had moeten uitleggen wie je was.’
‘O ja?’ vroeg Siuan. ‘Had je me dan geloofd?’ Hij weifelde.
‘Bovendien,’ zei ze openhartig, ‘vertrouwde ik je niet. Onze vorige ontmoeting was niet bepaald... vriendschappelijk, voor zover ik me herinner. Had ik dat risico moeten nemen, Garet Brin, bij een man die ik niet kende? Had ik hem macht moeten geven over de geheimen die ik alleen kende, geheimen die moesten worden doorgegeven aan de nieuwe Amyrlin Zetel? Had ik daar de tijd voor moeten nemen terwijl de hele wereld een strop om haar nek had?’ Ze hield die blik vast en eiste een antwoord.
‘Nee,’ gaf hij uiteindelijk toe. ‘Het Licht mag je branden, Siuan, maar nee. Je had niet moeten wachten. Je had die hele gelofte niet moeten doen!’
‘Jij had beter moeten luisteren,’ zei ze, terwijl ze snuivend haar blik van hem losmaakte. ‘Ik stel voor dat als je in de toekomst nog eens iemand inzweert, je zorgvuldig een tijdsbestek voor de gewenste diensten noemt.’