Enkele mensen in de menigte schreeuwden tegen hem dat hij van de rots af moest komen voordat de blauwe vlammen weer uitsloegen. Anderen keken alsof zij hoopten, dat er nog een ontlading zou plaatsvinden. De meerderheid stelde zich ermee tevreden hem het risico te laten lopen.
Er gebeurde niets ofschoon hij er niet helemaal van overtuigd was geweest, dat hij niet verrast zou worden. De steen voelde aangenaam warm onder zijn blote voeten aan. Hij liep over de uitsparingen naar de cilinder en zette zijn vingers onder de rand van het deksel. Dit liet gemakkelijk los. Met een van opwinding bonzend hart keek hij erin. Hij had een wonder verwacht en daar was het. De houders binnenin bevatten zes bakjes en alle waren vol. Hij wenkte de groep naar boven te komen. Kazz wipte gemakkelijk omhoog. Frigate, die van zijn ziekte genezen was, kwam met het gemak van een atleet naar boven. Als de man niet zo’n teergevoelige maag had, zou hij een aanwinst zijn, dacht Burton. Frigate draaide zich om en trok Alice op, die aan zijn handen hangend over de rand kwam.
Toen zij om hem heen stonden en hun hoofden boven het binnenste van de cilinder bogen, zei Burton: ‘Het is een echte graal! Kijk maar! Een runderlapje, een dikke sappige runderlap! Brood en boter! Jam! Sla! En wat is dat? Een pakje sigaretten! Jaah! En een sigaar! En een kop whisky, goed spul naar de reuk te oordelen! Nog iets... wat is dat?’
‘Lijkt wel een pakje kauwgom,’ zei Frigate. ‘Zonder wikkel. En dat moet een... wat? Een sigarenaansteker?’
‘Eten!’ schreeuwde een man. Het was een grote man en geen lid van wat Burton ‘zijn groep’ noemde. Hij was hen gevolgd en nu klauterden ook anderen op de rots. Burton stak zijn hand langs de bakjes in de cilinder en greep het kleine, zilverachtige, rechthoekige voorwerp van de bodem. Frigate had gezegd dat dit een aansteker zou kunnen zijn. Burton wist niet wat een ‘aansteker’ was, maar hij vermoedde dat deze een vlam voor het aansteken van sigaretten leverde. Hij hield het voorwerp in de palm van zijn hand en met de andere sloot hij het deksel. Het water liep hem in de mond en zijn maag rommelde. De anderen waren even begerig als hij en aan hun uitdrukkingen viel af te lezen, dat zij niet begrepen waarom hij het voedsel er niet uit haalde.
De grote man zei in luid, snoeverig Triëstaans Italiaans: ‘Ik heb honger en iedereen die mij probeert tegen te houden maak ik van kant! Maak open!’
De anderen zeiden niets, maar het was duidelijk dat zij van Burton verwachtten, dat hij de leiding van de verdediging op zich zou nemen. In plaats daarvan zei hij: ‘Maak zelf maar open,’ en keerde zich af. De anderen aarzelden. Zij hadden het voedsel gezien en geroken.
Kazz kwijlde maar Burton zei: ‘Kijk eens naar dat gespuis. Binnen een minuut is het hier vechten geblazen. Zeg, laat ze maar om iedere hap vechten. Niet dat ik het gevecht schuw,’ voegde hij eraan toe en keek hen fel aan, ‘maar ik ben ervan overtuigd dat we voor het avondeten allemaal onze eigen cilinders vol voedsel zullen hebben. Deze cilinders of gralen zo je wilt, hoeven alleen maar op de rots te worden achtergelaten en worden dan gevuld. Het is duidelijk, dat de graal om die reden hier werd geplaatst.’
Hij liep naar de rand van de rots aan de kant van het water en klom eraf. De bovenkant van de paddenstoel stond nu propvol mensen en er probeerden nog meer mensen bij te komen. De grote man had een stuk vlees gepakt en een hap eruit genomen, maar iemand anders probeerde dit van hem weg te grissen. Hij gilde van woede en wrong zich plotseling door de menigte tussen hem en de rivier in, door. Hij sprong over de rand in het water en kwam een ogenblik later boven. Inmiddels waren mannen en vrouwen aan het schreeuwen en slaan om de rest van het voedsel en de voorwerpen in de cilinder te bemachtigen.
De man, die in de rivier was gesprongen, dreef op zijn rug weg en at onderwijl de rest van het vlees op.
Burton sloeg hem nauwlettend gade omdat hij verwachtte dat de man door een vis zou worden gegrepen. Hij dreef echter ongestoord stroomafwaarts weg.
De rotsen naar het noorden en zuiden waren aan beide zijden van de rivier vol toegestroomde mensen.
Burton liep voort tot hij uit de menigte was en ging zitten. De leden van zijn groep gingen bij hem zitten of stonden rechtop naar de wriemelende, luidruchtige massa te kijken. De gralen leken op een met witte wurmen bedekte paddenstoelen. Luidruchtige wurmen. Enkelen van hen waren nu al rood omdat er bloed gevloeid had.
Het meest deprimerende aspect van het geheel was de reactie van de kinderen. De jongsten waren bij de rots vandaan gebleven, maar zij wisten dat er voedsel in de graal zat. Zij huilden van honger en angst, veroorzaakt door het schreeuwen en vechten van de volwassenen op de rots. Het kleine meisje bij Burton had droge ogen, maar zij trilde. Zij stond naast Burton en legde haar armen om zijn hals. Hij klopte haar op de rug en fluisterde geruststellende woorden, die zij niet kon verstaan, maar door de toon waarop zij gezegd werden, hielpen zij haar rustig te worden.
De zon was nu aan het zinken. Binnen twee uur zou zij achter de hoog oprijzende bergen in het westen verdwijnen, ofschoon het waarschijnlijk gedurende meerdere uren niet volkomen donker zou worden. Het was niet mogelijk te bepalen hoelang de dag hier duurde. De temperatuur was gestegen maar het zitten in de zon was in geen enkel opzicht ondraaglijk geweest en de gestage bries zorgde voor afkoeling.
Kazz maakte gebaren om aan te geven, dat hij een vuur wilde aanleggen en wees ook naar de punt van de bamboespeer. Ongetwijfeld wilde hij de punt in het vuur harden. Burton had het metalen voorwerp, dat hij uit de graal genomen had, onderzocht. Het was een hard, zilverig metaal, rechthoekig, plat, ongeveer zes centimeter lang en één centimeter breed. Er zat een klein gaatje in het ene einde en een schuifje aan het andere.
Burton zette zijn duimnagel tegen het uitstekende eind van het schuifje en duwde. Het schuifje ging ongeveer drie millimeter omlaag en een stukje draad van ongeveer drie millimeter dik en anderhalve centimeter lang gleed uit het gaatje aan het andere einde. Zelfs in het heldere zonlicht gloeide het wit op. Hij raakte met het eind van de draad een grasspriet aan en het blad verschroeide onmiddellijk. Hij hield het tegen de punt van de bamboespeer en het brandde er een klein gaatje in. Burton duwde het schuifje weer op zijn oorspronkelijke plaats terug en de draad werd weggetrokken zoals de kop van een schildpad onder zijn schaal.
Frigate en Ruach verwonderden zich beiden over de kracht, die in het nietige voorwerp opgeslagen lag. Om de draad zo heet te maken was er een hoog voltage nodig. Hoe vaak zou de batterij of de radioactieve kolom, die zich erin moest bevinden, stroom kunnen afgeven en hoe kon deze weer opgeladen worden?
Er waren veel vragen, die niet onmiddellijk of misschien nooit beantwoord konden worden. De grootste vraag was hoe zij in verjongde lichamen weer tot leven waren gebracht. Wie dit ook gedaan had, beschikte over goddelijke kennis, maar speculaties hierover zouden niets oplossen, ook al zou het hun iets geven om over te praten.
Na een tijdje loste de menigte op. De cilinder werd op zijn zijkant op de graalsteen achtergelaten.
Verschillende lichamen lagen verspreid in het rond en een aantal mannen en vrouwen, die van de rots afkwamen, waren gewond. Burton liep door de menigte. Het gezicht van een vrouw was, in het bijzonder rond haar rechteroog, opengeklauwd. Zij snikte zonder dat iemand haar enige aandacht schonk. Een. andere man zat op de grond met zijn handen op zijn liezen, die door scherpe vingernagels waren opengehaald.
Van de vier, die op de rots lagen, waren er drie bewusteloos. Dezen kwamen bij toen er water in hun gezicht werd gegooid. De vierde, een kleine slanke man, was dood. Iemand had zijn hoofd gedraaid tot zijn nek gebroken was.
Burton keek weer op naar de zon en zei: ‘Ik weet niet wanneer het precies tijd voor het avondeten zal zijn, maar ik stel voor, dat we niet te lang nadat de zon achter de bergen zinkt, hier terugkomen. We zullen onze gralen, of verheerlijkte emmers of etensbakken of hoe jullie ze ook willen noemen in deze uitsparingen achterlaten en dan wachten we maar af.