Выбрать главу

HOOFDSTUK 8

Zij waren klaar met eten en legden de kopjes en bakjes op de rekjes in de gralen terug. Omdat er geen water bij de hand was, zouden zij met het omwassen van het vaatwerk tot de volgende morgen moeten wachten. Frigate en Kazz hadden echter verscheidene emmers uit stukken van het reuzenbamboe gemaakt. De Amerikaan bood vrijwillig aan naar de rivier te gaan om de emmers met water te vullen als een van de anderen met hem mee zou gaan. Burton vroeg zich af waarom de man het voorstel had gedaan. Toen keek hij naar Alice en wist waarom. Frigate hoopte waarschijnlijk sympathiek vrouwelijk gezelschap te vinden. Blijkbaar nam hij zonder meer aan, dat Alice Hargreaves aan Burton de voorkeur gaf. Bovendien hadden de andere vrouwen: Tucci, Malini, Capone en Fiorri hun keus al bepaald en respectievelijk Galleazzi, Brontich, Rocco en Giunta gekozen. Babich was weggeslenterd, misschien om dezelfde reden die Frigate had om erop uit te gaan.

Monat en Kazz gingen met Frigate mee. De hemel was plotseling met reusachtige vonken en grote lichtgevende gaswolken bezaaid. Het geschitter van de dicht opeenstaande sterren, waarvan sommige zo groot waren, dat zij op afgebroken stukken van de aardse maan leken, en het schijnsel van de wolken boezemden hen ontzag in en was er de oorzaak van, dat zij zich meelijwekkend klein en slecht gemaakt voelden.

Burton lag op zijn rug op een hoop boombladeren en trok aan een sigaar. Het was een uitstekende sigaar en in het Londen van zijn dagen zou hij minstens een shilling gekost hebben. Hij voelde zich nu niet meer zo klein en onwaardig. De sterren bestonden uit onbezielde stof, en hij leefde. Geen ster zou ooit de heerlijke smaak van een dure sigaar kennen en evenmin de verrukking bovendien een warme, goed gemodelleerde vrouw als gezelschap te hebben. Aan de andere kant van het vuur lagen de Triëstanen geheel of gedeeltelijk in het gras en de schaduwen verborgen. De drank had hun remmen losgeslagen hoewel hun gevoel van vrijheid misschien gedeeltelijk voortkwam uit vreugde weer levend en jong te zijn. Zij giechelden, lachten en rolden heen en weer in het gras, terwijl zij luide kusgeluiden produceerden. Daarna trokken zij zich paar voor paar in het donker terug of maakten tenminste geen lawaai meer.

Het kleine meisje was bij Alice in slaap gevallen. Het licht van het vuur flikkerde over Alices mooie aristocratische gezicht en kale hoofd, op haar prachtige lichaam en lange benen. Burton wist plotseling, dat hij in alle opzichten verrezen was. Hij was beslist niet meer de oude man, die tijdens de laatste zestien jaar van zijn leven zo zwaar had moeten boeten voor de vele koortsen en ziekten, die hem in tropische landen ondermijnd hadden. Nu was hij weer jong, gezond en bezeten van de oude, steeds aandringende demon.

Hij had echter zijn woord gegeven haar te beschermen. Hij kon geen beweging maken en geen woord zeggen, dat zij als een poging tot verleiding kon uitleggen. Wel, zij was niet de enige vrouw op deze wereld. In feite waren alle vrouwen ter wereld, zoal niet tot zijn beschikking, tenminste beschikbaar om te worden gevraagd, vooropgesteld natuurlijk, dat iedereen die op aarde gestorven was, zich op deze planeet bevond. Hij zou slechts een van de vele miljarden (zesendertig miljard als Frigate’s schatting juist was) zijn. Maar er was natuurlijk geen bewijs dat dit het geval was.

Het mooiste van de zaak was wel, dat, althans op dit ogenblik, Alice net zo goed de enige vrouw ter wereld kon zijn. Hij kon niet opstaan en in de duisternis weglopen op zoek naar een andere vrouw, want dan zouden zij en het kind onbeschermd achterblijven. Zij zou zich stellig bij Monat en Kazz niet veilig voelen en hij kon haar dat niet kwalijk nemen. Zij waren zo afschrikwekkend lelijk. Evenmin kon hij haar aan Frigate toevertrouwen — als Frigate vannacht terug zou komen wat Burton betwijfelde — omdat de man een onbekende factor was. Burton schaterde het bij het overdenken van zijn situatie plotseling uit. Hij was tot de slotsom gekomen dat hij het vannacht maar beter kon uitzitten. Deze gedachte deed hem weer in lachen uitbarsten en hij hield niet op voordat Alice hem vroeg of hij wel helemaal in orde was. ‘Beter in orde dan jij ooit zult weten,’ zei hij, en draaide haar zijn rug toe. Hij stak zijn hand in zijn graal en haalde het laatste artikel te voorschijn. Dit was een klein plat staafje van een gomachtige substantie. Frigate had voor hij wegging de opmerking gemaakt, dat hun onbekende weldoeners Amerikanen moesten zijn omdat zij er anders niet aan gedacht zouden hebben kauwgum te verschaffen.

Nadat hij zijn sigaar op de grond had uitgedrukt, stak Burton het staafje in zijn mond. ‘Dit smaakt vreemd, maar tamelijk lekker. Heb je het jouwe al geprobeerd?’

‘Het is wel verleidelijk maar ik veronderstel dat ik er als een herkauwende koe zou uitzien.’

‘Vergeet datje een dame bent,’ zei Burton. ‘Denk je, dat wezens, die de macht bezitten om je te doen herrijzen, een vulgaire smaak zouden hebben?’

Alice glimlachte dunnetjes en zei: ‘Ik zou het echt niet weten,’ en stak het staafje in haar mond. Enkele ogenblikken kauwden zij onbewust terwijl zij elkaar over het vuur heen aankeken. Zij was niet in staat hem langer dan enkele seconden aaneen vol aan te kijken. Burton zei: ‘Frigate maakte op dat hij je kende of beter gezegd, dat hij van je had gehoord. Als je mijn ongepaste nieuwsgierigheid wilt vergeven: Wie ben je eigenlijk?’

‘Onder de doden bestaan geen geheimen,’ antwoordde zij luchtig, ‘en evenmin onder de ex-doden.’

Zij was geboren op 25 april 1852 als Alice Pleasance Liddell. (Burton was toen dertig.) Zij was de directe afstammelinge van koning Edward III en zijn zoon, John of Gaunt. Haar vader was deken van het Christ Church College van Oxford en medeauteur van een beroemd Grieksengelse lexicon geweest. (Liddell en Scott! dacht Burton.) Zij had een gelukkige jeugd gehad, een uitstekende opvoeding ontvangen en vele beroemde mensen uit haar tijd ontmoet, zoals: Gladstone, Matthew Arnold, en de Prince of Wales, die onder haar vaders toezicht was gesteld toen hij in Oxford was. Haar echtgenoot was Reginald Gervis Hargreaves geweest en zij had veel van hem gehouden. Hij was een ‘edelman’ geweest, die van jagen, vissen, cricket, boomcultuur en Franse literatuur hield. Zij hadden drie zoons gehad — allen kapitein, waarvan er twee in de Grote Oorlog van 1914-1918 gesneuveld waren. (Dit was vandaag de tweede keer dat hij de Grote Oorlog had horen noemen.) Zij ging door met praten alsof drank haar tong had losgemaakt of alsof zij een gespreksbarrière tussen zichzelf en Burton wilde plaatsen.

Zij vertelde over Dinah, het cyperse katje, waar zij als kind veel van had gehouden, de grote bomen in de bomentuin van haar man, hoe haar vader toen hij aan zijn lexicon werkte om twaalf uur ’s nachts altijd moest niezen, niemand wist waarom... en hoe haar op tachtigjarige leeftijd een eredoctoraat in de Letteren aan de Amerikaanse universiteit van Columbia was verleend wegens de vitale rol, die ze had gespeeld in het ontstaan van mr Dodgson’s beroemde boek. (Zij verzuimde de titel te vermelden en ofschoon Burton een leeswolf was, kon hij zich geen werken van de hand van mr Dodgson herinneren.)

‘Dat was echt een schitterende middag,’ zei zij, ‘ondanks het officiële weerbericht. Op 4 juli 1862 was ik tien jaar ... mijn zusjes en ik droegen zwarte schoenen met opengewerkte sokjes, witte katoenen japonnetjes en hoeden met brede randen.’

Haar ogen stonden wijdopen en af en toe beefde ze alsof zij met zichzelf iets uitvocht en dan begon zij zelfs vlugger te praten.

‘Mr Dodgson en mr Duckworth droegen de picknickmanden... we vertrokken met onze boot vanaf Folly Bridge de Isis op, voor de verandering stroomopwaarts. Mr Duckworth roeide en de druppels vielen als glazen tranen van zijn peddel op de vlakke spiegel van de Isis en...’

Burton hoorde de laatste woorden alsof er tegen hem gebruld werd. Verbaasd staarde hij naar Alice wier lippen bewogen alsof zij op normale spreektoon aan het converseren was. Haar ogen waren nu op hem gericht, maar zij schenen door hem heen de ruimte en tijd die erachter lag te doorboren. Zij had haar handen half opgeheven alsof zij over iets verbaasd was en ze niet kon bewegen.