Een ogenblik later hoorde Burton naar het oosten toe het gras ritselen. Het kale hoofd van Peter Frigate verscheen. Hij kwam uit het gras te voorschijn en werd gevolgd door het kale hoofd van een vrouw. Terwijl zij uit het gras naar voren kwam, liet zij een nat maar mooi lichaam zien. Haar ogen waren groot en donkergroen, maar haar lippen waren iets te dik om mooi te zijn. Haar andere trekken waren gracieus.
Frigate lachte breed. Hij draaide zich om en trok haar bij de hand naar de warmte van het vuur.
‘Je ziet eruit als de kat, die de kanarie heeft opgegeten,’ zei Burton.
‘Wat is er met je hand gebeurd?’ Peter Frigate keek naar de knokkels van zijn rechterhand. Deze waren gezwollen en er zaten schrammen op de rug van zijn hand.
‘Ik raakte in gevecht,’ zei hij. Hij wees met de vinger naar de vrouw, die bij Alice neerhurkte en zich warmde.
‘Het was gisteravond bij de rivier een gekkenhuis. In dat kauwgum moet één of andere drug hebben gezeten. Het was ongelooflijk wat de mensen allemaal uitspookten ofschoon jij het misschien niet zo vreemd zou vinden. Tenslotte ben jij Richard Francis Burton. Hoe dan ook, alle vrouwen, zelfs de lelijke, werden op de één of andere manier beziggehouden. Ik werd bang van wat er allemaal voorviel en toen werd ik kwaad. Ik raakte twee mannen met mijn graal en sloeg hen buiten westen. Zij vielen een tienjarig meisje aan. Misschien heb ik hen gedood, dat hoop ik tenminste. Ik probeerde het meisje over te halen met me mee te gaan, maar ze nam in het donker de benen.
Ik besloot naar hier terug te gaan. Ik begon een tamelijk hevige reactie te voelen van wat ik die twee mannen had aangedaan, ook al verdienden ze het. De drug was verantwoordelijk, hij moet levenslange woede en frustratie ontketend hebben. Ik ging dus terug en toen liep ik weer twee mannen tegen het lijf, maar die waren bezig een vrouw aan te vallen, die daar. Ik geloof, dat ze niet zozeer tegen het denkbeeld van gemeenschap gekant was als wel tegen het idee van twee man tegelijk, als je begrijpt wat ik bedoel. Hoe dan ook, ze gilde of probeerde dat te doen en vocht terug en ze waren juist begonnen haar te slaan. Ik bewerkte ze dus met mijn vuisten en trapte hen waar ik kon en daarna heb ik hen met mijn graal afgetuigd. Toen heb ik de vrouw meegenomen — tussen haakjes, ze heet Loghu — en dat is alles wat ik van haar afweet omdat ik van haar taal geen woord versta, maar ze ging met me mee.’ Hij grinnikte weer: ‘Maar we kwamen nooit aan.’
Hij hield op met grinniken en huiverde.
‘Opeens werden we door de regen en de bliksem wakker en de donder kwam als de toorn van God omlaag. Je zult er misschien om lachen maar ik dacht, dat het misschien de Dag des Oordeels was en dat God ons een paar dagen de vrije hand had gelaten zodat Hij ons zelf kon oordelen. En nu zouden we in de afgrond geworpen worden.’ Hij lachte gedwongen en zei: ‘Ik ben sinds mijn veertiende jaar een ongelovige geweest en op mijn negentigste jaar gestorven, ofschoon ik er toen aan gedacht heb een priester te laten halen. Maar het kleine kind dat bang is voor God de Vader en het hellevuur en de verdoemenis, is er nog steeds, zelfs in deze oude man of in de jongeman die uit de doden is opgestaan.’
‘Wat er toch gebeurd?’ vroeg Burton. ‘Hield de wereld met donder en bliksem op te bestaan? Ik zie, dat je er nog steeds bent en dat je van de genietingen der zonde in de persoon van deze vrouw niet hebt afgezien.’
‘We vonden een graalsteen bij de bergen ongeveer een kilometer ten westen van hier. We verdwaalden en doolden rond. We waren koud en nat en schrokken iedere keer hevig als de bliksem dichtbij insloeg. Toen vonden we de graalsteen. Het was er propvol mensen, maar ze waren buitengewoon vriendelijk en er waren zoveel lichamen, dat het er erg warm was ook al sijpelde er wat regen door het gras naar beneden. Tenslotte vielen we lang nadat de regen was opgehouden, in slaap.
Toen ik wakker werd, heb ik in het gras gezocht tot ik Loghu vond. Op de een of andere manier was ik haar ’s nachts kwijtgeraakt. Ze scheen blij me weer te zien en ik vind haar aardig. Er is een bepaalde verwantschap tussen ons. Misschien ontdek ik hoe dat komt als ze leert Engels te spreken. Ik probeerde Engels, Frans, Duits en een beetje Russisch, Litaus, Keltisch, Arabisch, Hebreeuws, Onondaga Irokees, Ojibway, Italiaans, Latijns, Spaans, modern en Homerisch Grieks en nog een dozijn andere. Resultaat, een verbijsterd gezicht.’
‘Jij moet wel een talenkenner zijn,’ zei Bufton. ‘Ik ken geen ervan vloeiend,’ zei Frigate. ‘Ik kan de meeste ervan lezen, maar verder alleen een paar alledaagse zinnetjes spreken. In tegenstelling tot jou beheers ik geen negenendertig talen, pornografie inbegrepen.’
De kerel scheen veel van hem af te weten, dacht Burton. Later zou hij wel eens uitzoeken hoeveel precies.
‘Ik zal openhartig tegen je zijn, Peter,’ zei Burton. ‘Ik sta verbaasd over je verhaal van je agressiviteit. Ik had je niet in staat geacht zoveel mannen aan te vallen en af te ranselen. Die teergevoeligheid van je...’
‘Het kwam natuurlijk door het kauwgum. Daardoor werd de deur van de kooi opengezet.’
Frigate ging naast Loghu op de hurken zitten en wreef zijn schouder tegen de hare. Zij keek hem vanuit enigszins scheefstaande ogen aan. Als haar haar weer begon te groeien zou zij weer een mooie vrouw zijn.
Frigate vertelde verder: ‘Ik ben zo bangelijk en lichtgevoelig, omdat ik angst heb voor de boosaardigheid en het verlangen naar geweld, die niet zo erg diep in me verborgen liggen. Ik haat geweld omdat ik gewelddadig ben. Ik ben bang voor wat gaat gebeuren als ik niet bang meer ben. Verdraaid-nog-an-toe, ik heb dat veertig jaar lang geweten. Maar veel heeft me die wetenschap niet geholpen!’
Hij keek Alice aan en zei: ‘Goedemorgen.’
Alice antwoordde tamelijk opgewekt en zij glimlachte tegen Loghu toen zij werd voorgesteld. Ze wilde ook Burton wel aankijken en zijn rechtstreekse vragen beantwoorden, maar ze wilde geen gesprek meer met hem voeren of hem iets anders dan een strak gezicht laten zien.
Monat, Kazz en het kleine meisje kwamen al gapend naar het kampvuur. Burton maakte een verkenningstochtje om het kamp heen en merkte dat de Triëstanen weg waren. Sommigen hadden hun graal laten liggen. In gedachten vervloekte hij hun zorgeloosheid en dacht erover de gralen in het gras te laten liggen om hun een lesje te leren, maar tenslotte zette hij hun cilinders in de uitsparingen op de graalrots.
Als de eigenaars niet terugkwamen, zouden zij honger moeten lijden tenzij iemand zijn voedsel met hen deelde. Ondertussen zou het eten in hun gralen onaangeroerd moeten blijven. Hij zou ze niet kunnen openmaken. Gisteren hadden ze ontdekt dat alleen de eigenaar van een graal deze zelf kon openmaken. Enig geëxperimenteer met een lange stok had ook aangetoond, dat de eigenaar de graal met zijn vingers of met een ander lichaamsdeel moest aanraken, voordat het deksel openging. Frigate had een theorie, dat een mechanisme in de graal op de bijzondere sterkte van het elektromagnetisch veld van de eigenaar, was afgesteld. Misschien ook bevatte de graal een bijzonder gevoelige aftaster van de hersengolven van elke individuele eigenaar.
De hemel was nu weer helder geworden. De zon hing nog achter het zevenduizend meter hoge oostelijke gebergte. Na ongeveer een half uur spoot de graalrots met donderend geluid een blauwe vlam uit. Het gedonder van de graalstenen langs de rivier echode tegen de bergen.
De gralen leverden eieren met spek, ham, geroosterd brood, boter, jam, melk, een kwart van een kanteloep, sigaretten en een kop met donkerbruine kristallen waarvan Frigate zei dat het instantkoffie was. Hij dronk de melk uit een kop, waste deze in het water van een bamboe-emmer af en zette hem gevuld bij het vuur.
Toen het water kookte, deed hij een theelepeltje van de kristallen in het water en roerde het. De koffie was heerlijk en er waren genoeg kristallen om zes kopjes te zetten. Toen deed Alice de kristalkorrels in het water voordat dit boven het vuur verwarmd was en bemerkte dat het niet nodig was het vuur te gebruiken. Het water kookte binnen drie seconden nadat de korrels in het koude water waren gedaan.