‘Wakker worden, Dick,’ zei Monat. Hij schudde Burton bij de schouder. ‘Word wakker! Ik geloof datje een nachtmerrie hebt!’
Snikkend en huiverend ging Burton rechtop zitten. Hij wreef in zijn handen en betastte toen zijn gezicht. Beide waren nat van het zweet en niet van het bloed.
‘Ik droomde,’ zei hij. ‘Ik was net zes jaar oud en woonde in Tours, in Frankrijk. Mijn huisonderwijzer, John Gilchrist, nam mijn broer Edward en mij mee om te kijken naar de executie van een vrouw, die haar gezin vergiftigd had. Gilchrist noemde het een traktatie.
‘Ik was opgewonden en ik keek stiekem door mijn vingers toen hij ons zei, dat we de laatste seconden niet mochten kijken wanneer de bijl van de guillotine omlaag kwam. Maar ik deed het toch, ik moest het doen. Ik herinner me, dat ik een beetje misselijk werd, maar dat was de enige uitwerking, die de gruwelijke scène op me had. Het leek alsof ik los van mezelf stond, terwijl ik toekeek, alsof ik alles door dik glas zag, alsof het niet echt was of liever dat het denkbeeldig was. Ik voelde dus geen echte afschuw.’
Monat had een andere marihuanasigaret opgestoken. Bij het licht ervan, zag Burton, dat hij zijn hoofd schudde.
‘Wat barbaars! Je bedoelt dat jullie niet alleen misdadigers ter dood brachten maar dat jullie hun hoofden afhakten? In het openbaar! En jullie lieten kinderen toekijken!’
‘In Engeland waren ze een beetje humaner,’ zei Burton. ‘Daar hingen ze misdadigers op!’
‘De Fransen lieten het volk tenminste openlijk weten, dat zij het bloed van hun misdadigers vergoten,’ zei Monat. ‘Het bloed kleefde aan hun handen, maar blijkbaar kwam deze kant van de zaak bij niemand op, tenminste niet bewust. Dus nu rook je na hoeveel jaren — drieënzestig? — wat marihuana en je beleeft opnieuw een voorval waarvan je altijd had geloofd, dat het je geen schade had berokkend. Maar deze keer deins je van afschuw terug. Je schreeuwde als een bang kind. Je reageerde op de manier waarop je zou hebben moeten reageren toen je nog een kind was. Ik zou zeggen dat de marihuana een paar dikke verdringingslagen heeft weggeschept en het afgrijzen, dat daar drieënzestig jaar begraven heeft gelegen, heeft blootgelegd.’
‘Misschien wel,’ zei Burton.
Hij zweeg. In de verte klonk donder en bliksem. Enkele ogenblikken later volgden een ruisend geluid en het spetteren van druppels op het dak. De vorige nacht had het ook geregend, om ongeveer drie uur ’s morgens. Ook deze tweede nacht begon de regen op dezelfde tijd. Het begon hevig te gieten, maar het dak was stevig en er druppelde geen water doorheen. Er kwam echter wat water onder de achtermuur door. Het water verspreidde zich over de grond, maar zij werden niet nat omdat het gras en de bladeren een mat van ongeveer dertig centimeter dik vormden.
Burton praatte met Monat totdat de regen — ongeveer een half uur later — ophield. Monat viel in slaap; Kazz was in het geheel niet wakker geworden. Burton probeerde weer in slaap te komen, maar het lukte niet. Hij had zich nog nooit zo alleen gevoeld en hij was bang, dat hij weer in de nachtmerrie zou terugglijden. Na een poosje verliet hij de hut en liep naar de hut, die Wilfreda had gekozen. Hij rook de tabak voor hij bij de ingang kwam. De punt van haar sigaret gloeide in het donker op. Zij was een schimmige gestalte, die rechtop in de hoop gras en bladeren zat.
‘Het is een menselijk instinct bezit te vergaren,’ zei Burton.
‘Ik betwijfel of het een menselijk instinct is,’ zei Frigate.
‘In de zestiger jaren — ik bedoel na 1960 — probeerden enkele mensen te bewijzen dat de mens een instinct bezat, dat zij territoriumdrift noemden, maar...’
‘Ik mag die uitdrukking wel, klinkt goed,’ zei Burton.
‘Ik wist wel, dat het je zou bevallen,’ zei Frigate, ‘maar Ardrey en anderen probeerden te bewijzen, dat de mens niet alleen het instinct bezat een bepaald gebied als het zijne op te eisen, maar dat hij ook van een moordende aap afstamde en dat het instinct om te doden in zijn erfenis van deze aap nog sterk aanwezig was. Dit zou dan nationale grenzen, lokaal en nationaal patriottisme, kapitalisme, oorlog, moord, misdaad, enz. verklaren. Maar een andere filosofische school sprak van temperamentvolle neigingen en beweerde, dat dit alles het resultaat was van de cultuur oftewel de culturele continuiteit van samenlevingen, die zich vanaf de vroegste tijden toelegden op stammenoorlogen, oorlogen, moord, misdaad, enz. Verander de cultuur en de moordende aap is er niet meer, is er niet meer omdat hij er nooit was geweest zoals het mannetje in de maan. De samenleving was de moordenaar en de samenleving leidde in iedere groep babymoordenaars op. Er waren echter enkele samenlevingen, die nog in het stadium vóór de ontwikkeling van het schrift verkeerden, maar toch samenlevingen waren, die geen moordenaars voortbrachten. Die vormden dan het bewijs, dat de mens niet van de dodende aap afstamde of misschien moet ik zeggen, dat hij misschien van de apen afstamde maar de genen, die voor het moordenaarsinstinct verantwoordelijk waren, niet langer in zich droeg evenmin als hij nog de genen voor sterk geprononceerde zware beenderen boven de ogen of een behaarde huid of zware beenderen of een schedel met zeshonderdvijftig kubieke centimeter inhoud, bezat.’
‘Dat is alles erg interessant,’ zei Burton. ‘We zullen een andere keer wat dieper op die theorie ingaan. Veroorloof mij echter erop te wijzen, dat bijna ieder lid van de verrezen mensheid uit een cultuur komt, die oorlog, moord, misdaad, verkrachting, beroving en waanzin aanmoedigde. Tussen deze mensen leven wij en met hen moeten we overweg kunnen. Eens komt er misschien een nieuwe generatie. Dat weet ik niet. Het is nog te vroeg om het te zeggen omdat we hier nog maar zeven dagen zijn, maar of jullie het leuk vinden of niet, we zitten op een wereld, bevolkt met wezens, die heel dikwijls handelen alsof zij moordende apen zijn. Laten wij ons ondertussen tot ons model bepalen.’
Zij zaten op bamboestoelen voor Burton’s hut. Op een kleine bamboetafel voor hen stond het model van een boot, dat van pijnboomhout en bamboe was gemaakt. Het had een dubbele kiel waarop een dek met één lage reling in het midden rustte. Het had één enkele zeer hoge mast, met gaffel en giek, een ballonkluiver en een enigszins verhoogde brug met stuurrad. Burton en Frigate hadden hoornstenen scharen en messen gebruikt om het model van de catamaran te snijden. Burton had besloten de boot, wanneer hij klaar was, de Hadji te noemen. Hij zou een pelgrimstocht gaan ondernemen ofschoon het doel ervan niet Mekka zou zijn. Hij was van plan er De Rivier mee op te varen zover als hij maar kon. (De rivier was inmiddels De Rivier geworden.)
De twee hadden over de territoriumdrift gepraat omdat zij moeilijkheden verwachtten bij het bouwen van de boot. De mensen in dit gebied waren nu enigszins gevestigd. Zij hadden terrein afgepaald en huizen gebouwd of waren er nog mee bezig. Deze varieerden van afdakjes tot relatief grootse gebouwen, die van bamboe en steen gemaakt waren, vier kamers hadden en twee verdiepingen hoog waren. De meeste ervan stonden bij de graalstenen langs De Rivier aan de voet van de bergen. Burton’s onderzoek, dat hij twee dagen tevoren had afgesloten, resulteerde in een schatting van ongeveer tweehonderd mensen per vierkante kilometer. Voor iedere vierkante kilometer vlak land aan weerszijden van De Rivier waren ongeveer twee en viertiende vierkante kilometer heuvelgebied.
Maar de heuvels waren zo hoog en onregelmatig dat het werkelijk bewoonbare gebied ongeveer drieëntwintig vierkante kilometer was. In de drie gebieden, die hij had onderzocht, had hij gezien dat ongeveer een derde van de bevolking hun onderkomen dicht bij de graalstenen op de rivieroever had gebouwd en een derde rondom de graalstenen in het binnenland. Honderd mensen per vierkante kilometer leek een dichte bevolking, maar de heuvels waren zo dicht bebost en topografisch zo ineengekronkeld, dat een kleine groep die daar woonde, zich afgezonderd kon voelen. Ook de vlakte was zelden vol mensen, behalve op etenstijd, omdat de bewoners van de vlakte in de bossen waren of langs de oever van De Rivier zaten te vissen. Velen waren bezig met het bouwen van boomkano’s of bamboeboten met het doel in het midden van De Rivier te gaan vissen of, zoals Burton, op ontdekkingsreis uit te gaan.