De bamboebegroeiing was verdwenen ofschoon het duidelijk was dat deze spoedig weer hersteld zou zijn. Bamboe had een fenomenale groeisnelheid. Burton schatte dat een vijftien meter hoge plant van begin tot einde in tien dagen volgroeid kon zijn.
Zijn groep had hard gewerkt en alles omgehakt wat zij voor de boot dachten nodig te hebben, maar zij wilden dieven buiten houden en zij gebruikten dus nog meer hout om een hoge schutting te maken. Deze was op dezelfde dag klaar als het model van de boot. De moeilijkheid was, dat zij de boot op de vlakte zouden moeten bouwen. Hij zou nooit door de bossen en langs de verschillende heuvels vervoerd kunnen worden als hij op de kampplaats gebouwd zou worden.
‘Ja, maar als we verhuizen en een nieuwe basis vestigen zullen we tegen weerstand oplopen,’ had Frigate gezegd. ‘Er is geen centimeter grensland met het hoge gras meer, waarop al geen beslag is gelegd. Zoals de zaken er nu voorstaan moet je daar doorheen om bij de vlakte te komen. Tot dusverre heeft niemand geprobeerd zich halsstarrig aan zijn eigendomsrechten vast te klampen, maar dat kan elke dag veranderen. En als je het schip een eindje achter de landzoom met het hoge gras bouwt, kun je het wel gemakkelijk uit het bos en tussen de hutten door vervoeren maar je moet dag en nacht wachtposten uitzetten, anders worden je spullen gestolen of vernield. Je kent die barbaren.’
Hij zinspeelde op de hutten, die vernield waren, terwijl hun eigenaars weg waren, en de vervuiling van de plassen onder de waterval en de bron en ook op de hoogst onhygiënische gewoonten van velen van de plaatselijke bewoners. Dezen wilden geen gebruik maken van de kleine bijgebouwtjes die door verschillende mensen voor openbaar gebruik waren neergezet.
‘We zullen nieuwe huizen en een werf bouwen, zo dicht bij de graszoom als we maar kunnen,’ zei Burton. ‘Dan hakken we elke boom om, die in de weg staat en we banen ons met geweld een weg langs iedereen die ons niet zonder meer doorgang verleent.’
Het was Alice, die sommige mensen bezocht, die hutten in de graszoom tussen de vlakte en de heuvels hadden en ze overhaalde te ruilen. Ze vertelde niemand wat ze van plan was. Ze kende drie paren, die als gevolg van gebrek aan privacy niet erg gelukkig met hun woonplaats waren. Dezen gingen akkoord en verhuisden op de twaalfde dag na de verrijzenis, namelijk een donderdag, naar de hutten van Burton’s groep. Bij algemene afspraak was Verrijzenisdag zondag, de eerste. Ruach zei dat hij de eerste dag liever zaterdag of nog beter, gewoon Eerste Dag zou noemen maar hij was in een gebied waar niet-joden of ex-niet-joden de overhand hadden en dus had hij met de anderen ingestemd. Ruach had een bamboestok waarop hij de dagen bijhield door er elke dag een inkeping in te maken. De stok was in de grond voor zijn hut geslagen.
Het overbrengen van het hout voor de boot nam vier dagen hard werken in beslag. Tegen die tijd namen de Italiaanse paren het besluit, dat zij er genoeg van hadden zich krom te werken. Waarom zou je eigenlijk op een boot stappen en ergens anders heen gaan wanneer het er ergens anders waarschijnlijk net zo uitzag als hier? Zij waren klaarblijkelijk uit de doden opgewekt om zich te vermaken, waarom anders de drank, de sigaretten, de marihuana en de naaktheid?
Zij vertrokken zonder bij iemand kwaad bloed te hebben gezet en gaven tenslotte nog een afscheidsfuifje. De volgende dag op de twintigste van het Jaar 1 n.V. gebeurden er twee dingen waarvan het ene een raadsel oploste en het andere er weer een toevoegde, ofschoon het niet erg belangrijk was.
Bij het aanbreken van de dag ging de groep over de vlakte naar de graalsteen. Zij vonden twee nieuwe mensen — beiden in slaap — bij de graalsteen. Zij konden gemakkelijk wakker worden gemaakt, maar zij leken verschrikt en verward. Eén ervan was een lange donkere man, die een onbekende taal sprak. De andere was een lange, knappe, goed gespierde man met grijze ogen en zwart haar. Zijn spraak was onverstaanbaar totdat Burton plotseling begreep dat hij Engels sprak. Het was het Cumberland-dialect van het Engels zoals dat tijdens de regering van koning Edward I gesproken werd en dat soms Longshanks genoemd werd. Toen Burton en Frigate eenmaal de klanken meester waren en bepaalde omzettingen maakten, konden zij een moeizaam gesprek met hem voeren. Frigate bezat een uitgebreide vocabulaire van het Vroeg Middenengels, maar hij had veel van de woorden of bepaalde grammaticale gebruiken nog nooit ontmoet.
John de Greystock was op het riddergoed Greystock in Cumberland geboren. Hij had Koning Edward I tijdens diens invasie van Gascogne, naar Frankrijk vergezeld. Daar had hij zich tijdens gevechten onderscheiden, als men hem mocht geloven. Later was hij in het Parlement als Baron Greystock opgenomen en vertrok daarna weer naar de oorlog in Gascogne. Hij was in het gevolg van Bisschop Anthony Bec, Patriarch van Jeruzalem. In het achtentwintigste en negenentwintigste jaar van Edwards regering vocht hij tegen de Schotten. Hij stierf kinderloos in 1305, maar vermaakte zijn riddergoed en titel van Baron aan zijn neef Ralph, zoon van Lord Grimthorpe in Yorkshire. Hij was ergens langs De Rivier verrezen tussen mensen, waarvan ongeveer negentig procent uit Engelsen en Schotten uit het begin van de veertiende eeuw en tien procent uit Sybarieten uit de oudheid bestond. De volken aan de andere kant van De Rivier bestonden uit een mengsel van Mongolen uit de tijd van Kubla Khan en een aantal donkerhuidige mensen waarvan de identiteit Greystock niet bekend was. Zijn beschrijving klopte met die van Noordamerikaanse Indianen.
Op de negentiende dag na de verrijzenis hadden de barbaren van over De Rivier aangevallen. Blijkbaar deden zij dit om geen andere reden, dan dat zij een flink robbertje wilden vechten waarin zij hun zin kregen. De wapens bestonden voor het merendeel uit stokken en gralen omdat er weinig steen in het gebied lag. John de Greystock stelde tien Mongolen met zijn graal buiten gevecht en werd toen met een rotssteen op het hoofd geslagen en door de in het vuur geharde punt van een bamboespeer doorstoken. Hij werd wakker, naakt met alleen zijn graal — of een graal — bij deze graalrots. De andere man vertelde zijn verhaal met handgebaren en pantomime. Hij had zitten vissen toen zijn kaak door zoiets krachtigs werd gegrepen dat hij in het water werd gesleurd. Toen hij weer boven kwam was hij met zijn hoofd tegen de kiel van zijn boot geslagen en verdronken.
De vraag wat er met degenen, die in dit tweede leven werden gedood, gebeurde, was hiermee beantwoord. Waarom zij niet in hetzelfde gebied als waarin zij stierven weer tot leven gewekt werden, was een andere vraag.
De tweede gebeurtenis was de nalatigheid van de graalrotsen om het middageten te verzorgen. In plaats daarvan waren er zes stukken textielstof in de cilinders gepropt. Deze waren van verschillende grootte en in vele kleuren, tinten en patronen. Vier ervan waren blijkbaar bedoeld om als kilt gedragen te worden. Zij konden met behulp van magnetisch band in het doek rond het lichaam bevestigd worden. Twee ervan bestonden uit dun, bijna doorzichtig materiaal en waren blijkbaar als b.h.’s bedoeld hoewel zij ook voor andere doeleinden konden worden gebruikt. Ofschoon het doek zacht en absorberend was, was het tegen de meest ruwe behandeling bestand en kon het door het scherpste hoornstenen of bamboemes niet stukgesneden worden.
Het mensdom gaf een collectieve kreet van vreugde toen het deze ‘doeken’ vond. Ofschoon mannen en vrouwen er op het ogenblik aan gewend waren geraakt of er zich tenminste in hadden geschikt, naakt te lopen, hadden de meer estetisch ingestelden en de minder inschikke-lijken, de algemene aanblik van menselijke genitaliën lelijk of zelfs weerzinwekkend gevonden. Nu hadden zij kilts, b.h.’s en tulbanden. Later werden tulbanden een gebruikelijke hoofdtooi.