Выбрать главу

Op een avond, toen zij onder een graalsteen om het vuur zaten, had Frigate over Karachi gesproken. Deze stad, de latere hoofdstad van Pakistan, de natie die in 1947 het leven zag, had in Burton’s tijd maar tweeduizend inwoners. Omstreeks 1970 was het bevolkingscijfer ongeveer twee miljoen. Dat bracht Frigate ertoe op tamelijk indirecte wijze Burton te vragen naar het rapport, dat hij aan Sir Robert Napier had uitgebracht over de homobordelen in Karachi. Er werd verondersteld, dat het rapport zich in de geheime archieven van het Oostindiase leger bevond, maar het werd door een van Burton’s vele vijanden gevonden. Hoewel het rapport nooit in het openbaar werd genoemd was het gedurende zijn gehele leven tegen hen gebruikt. Burton had zich als inlander vermomd om het bordeel binnen te komen en waarnemingen te doen, waartoe geen Europeaan toestemming zou hebben gekregen. Hij was er trots op dat hij niet was ontdekt en hij had het onsmakelijke karwei op zich genomen omdat hij de enige was, die dit kon doen en omdat zijn geliefde commandant Napier hem erom had verzocht.

Burton had op Frigate’s vragen tamelijk humeurig geantwoord. Alice had hem eerder op die dag de dampen aangedaan — zij scheen daar de laatste tijd een handje van te hebben — en hij dacht na over een manier om haar op de kast te jagen. Hij greep nu de gelegenheid, die hem door Frigate geboden werd, aan. Hij stortte zich in een ongebreidelde beschrijving van wat er in de bordelen in Karachi voorviel. Ruach stond tenslotte op en liep weg. Frigate keek alsof hij misselijk was, maar bleef. Wilfreda lachte tot zij over de grond rolde. Kazz en Monat bleven stoicijns kijken. Gwenafra sliep op de boot zodat Burton met haar geen rekening behoefde te houden. Loghu leek gefascineerd maar niet zonder afkeer.

Alice, zijn voornaamste doelwit, werd bleek en daarna rood. Tenslotte stond zij op en zei: ‘Werkelijk, mr Burton, ik wist wel dat je ordinair en platvloers was, maar om hier over op te snijden... dit... je bent volslagen verachtelijk, gedegenereerd en walgelijk. Niet dat ik ook maar een woord van je verhaal geloof. Ik kan mij niet voorstellen dat iemand zich zo zou gedragen als jij en er dan nog over zou opscheppen ook. Je beantwoordt volkomen aan je reputatie als man, die er genoegen in schept anderen te shockeren, ongeacht welke schade het aan zijn eigen reputatie toebrengt.’

Zij was in het donker weggelopen.

Frigate had gezegd: ‘Op een keer moetje me toch eens vertellen hoeveel ervan waar is. Vroeger dacht ik net zoals zij, maar toen ik ouder werd, kwamen er meer gegevens over jou aan het licht en een van je biografen maakte een psychoanalyse van je, die gebaseerd was op je eigen handschrift en verschillende documentaire bronnen.’

‘En de gevolgtrekking?’ vroeg Burton spottend.

‘Later, Dick,’ zei Frigate. ‘Beestachtige Dick,’ voegde hij eraan toe en ook hij ging weg.

Nu, terwijl hij aan de helmstok stond en de zon op de groep neerscheen, naar het gesuis van het water dat door de scherpe boeg doorsneden werd, luisterde en het tuig hoorde kraken, vroeg hij zich af wat er aan de andere kant van het ravijnachtige kanaal voor hem lag. Stellig niet het einde van De Rivier. Die zou waarschijnlijk eeuwig doorgaan, maar het einde van de groep zou nabij kunnen zijn. Zij hadden te lang samengehokt, te veel dagen op het smalle dek doorgebracht en te weinig te doen gehad — behalve praten of helpen bij het manoeuvreren van het schip. Zij waren bezig elkaars zenuwen bloot te leggen en dat al heel lang. Zelfs Wilfreda was de laatste tijd teruggetrokken en ontoeschietelijk geweest. Zelf was hij ook niet erg opwekkend geweest en eerlijk gezegd, had hij genoeg van haar. Hij had geen hekel aan haar en wenste haar niets slechts toe, hij had alleen maar genoeg van haar en het feit dat hij haar en niet Alice Hargreaves kon bezitten, maakte dat hij zelfs nog meer genoeg van haar kreeg.

Lev Ruach bleef bij hem vandaan en sprak zo weinig mogelijk. Lev maakte zelfs nog meer ruzie met Esther over zijn eetgewoonten, zijn dagdromerij en waarom praatte hij nooit met haar?

Frigate was kwaad over iets, maar daar zou hij nooit mee voor de dag komen en iets zeggen, de lafaard, totdat hij in een hoek werd gedreven en tot een redeloze razernij werd opgezweept. Loghu was boos en behandelde Frigate minachtend omdat hij tegen haar even humeurig deed als tegen de anderen. Loghu was ook boos op hem, Burton, omdat hij haar had afgewezen toen zij een paar weken tevoren alleen waren geweest bij het verzamelen van bamboe in de heuvels. Hij had nee tegen haar gezegd en eraan toegevoegd dat hij geen morele scrupules had om met haar te vrijen, maar dat hij Frigate of enig ander lid van de bemanning niet wilde bedriegen. Loghu zei dat zij best van Frigate hield, maar dat zij alleen af en toe afwisseling wilde hebben, precies als Frigate.

Alice had gezegd dat zij er na aan toe was de hoop op te geven om iemand, die zij kende, ooit weer te zien. Zij waren minstens 44.370.000 mensen voorbij gevaren en niet één enkele maal had zij iemand, die zij op aarde had gekend, gezien. Zij had enkele mensen gezien, die zij abusievelijk voor oude kennissen had gehouden en ze had toegegeven dat zij maar een klein percentage van de 44.370.000 van dichtbij of zelfs van veraf had gezien, maar dat deed er niet toe. Zij werd oeverloos gedeprimeerd en vermoeid van het hele dagen op dit nauwe voordek zitten met als enige lichaamsoefening het bedienen van de helmstok of de tuigage, of het bewegen van haar mond tijdens gesprekken waarvan de meeste zinloos waren.

Burton wilde het niet toegeven, maar hij was bang dat zij misschien zou weggaan. Zij zou bij de volgende aanlegplaats van boord kunnen gaan, vaarwel zeggen en zonder meer met haar graal en haar bezittingen op de oever kunnen weglopen. Ik zie jullie over honderd jaar of zo nog wel eens. Het voornaamste waarvoor zij tot dusverre aan boord bleef, was Gwenafra. Zij voedde de kleine voorhistorische Britse als een Victoriaanse dame met post-verrijzenismanieren op. Het was een bijzonder merkwaardig mengsel, maar niet merkwaardiger dan alle andere zaken langs De Rivier.

Burton zelf was moe van de eindeloze trektocht op het kleine vaartuig. Hij wilde een gastvrij gebied zoeken en zich daar vestigen en rust nemen, vervolgens gaan studeren en zich met lokale activiteiten bezighouden. Ook wilde hij zijn landbenen weer terugkrijgen en zijn energie laten wegvloeien om later weer op te bouwen. Maar dit alles wilde hij samen met Alice om zijn hut te delen.

‘Het geluk van een man, die zit, zit ook,’ mompelde hij. Hij zou bij Alice tot de aanval moeten overgaan. Hij was lang genoeg heer gebleven. Hij zou proberen haar met zachtheid voor zich te winnen of hij zou haar stormenderhand veroveren. Toen hij nog jong was, was hij een agressieve minnaar geweest. Na zijn huwelijk was hij eraan gewend geraakt bemind te worden en niet de actieve minnaar te zijn. Hij had nog steeds zijn oude gewoontepatronen en zijn oude zenuwcircuits. Hij was een oud mens in een jong lichaam.

De Hadji voer het donkere, onstuimige kanaal binnen. Aan beide zijden rezen de blauwzwarte rotswanden omhoog. De boot schoot een bocht door en het brede meer achter hen verdween uit het gezicht. Iedereen was nu druk in de weer met het bedienen van de zeilen, terwijl Burton De Hadji in de vierhonderd meter brede stroom tegen een stroming in, die hoge golven veroorzaakte, laveerde. De boot rees en daalde steil en helde ver over wanneer er plotseling van koers veranderd werd. Vaak kwam hij tot op een paar decimeter afstand van de wanden van het ravijn, waar de golven tegen de rots beukten. Hij had echter de boot zo lang gezeild, dat hij er een deel van was geworden en zijn bemanning had zo lang met hem gewerkt, dat zij zijn bevelen voorvoelden, hoewel zij er nooit op vooruitliepen.