Выбрать главу

Het was Göring’s bedoeling een muur tussen de bergen en De Rivier te bouwen. Bovendien had hij het plan een tweede muur op te richten die een volle vijftien kilometer parallel aan de Rivieroever zou lopen en een derde muur aan het zuidelijke einde.

Burton en de anderen moesten een diepe greppel graven en vervolgens van de uitgegraven aarde een wal opwerpen. Het was zwaar werk, want zij hadden alleen maar stenen schoffels, waarmee ze in de grond konden hakken. Omdat de wortels van het gras een dikke, ineengestrengelde laag van zeer taai materiaal vormden, konden deze alleen door herhaald hakken doorgekapt worden. De grond en wortels werden op houten schoppen geveegd en op grote bamboesleden geworpen. Deze werden door groepen mannen boven op de aarden wal gesleept en daar werd de grond eruit geschept, zodat de wal zelfs nog hoger en dikker werd.

’s Avonds werden de slaven weer in de palissade gedreven. De meesten vielen direct in slaap, maar Targoff, de roodharige Israëli, ging gehurkt naast Burton zitten.

‘Soms druppelt er wat sap uit de wijnstok,’ zei hij. ‘Ik heb gehoord van het gevecht dat jij en je bemanning geleverd hebben. Ik heb ook gehoord dat je geweigerd hebt je bij Göring en zijn bloedhond aan te sluiten.’

‘En wat heb je over dat infame boek van me gehoord?’ vroeg Burton.

Targoff glimlachte en zei: ‘Ik had er nog nooit van gehoord totdat Ruach het onder mijn aandacht bracht. Je daden spreken voor zichzelf. Bovendien is Ruach erg gevoelig voor dit soort dingen. Je kunt hem dat natuurlijk niet kwalijk nemen na alles wat hij heeft meegemaakt, maar ik geloof niet dat jij je zo zou gedragen als je werkelijk zo was als hij zegt. Ik geloof dat je een flinke kerel bent, het soort dat we nodig hebben en dus...’

Dagen en nachten van hard werken en karige rantsoenen volgden elkaar op. Door bemiddeling van ‘wijnstok’ hoorde Burton nieuws over de vrouwen. Wilfreda en Fatima verbleven in Campbell’s vertrekken en Loghu zat bij Tullius. Göring had Alice een week bij zich gehouden en haar daarna aan een luitenant, een zekere Manfred von Kreyscharft, overgedaan. Het gerucht ging dat Göring zich over haar frigiditeit beklaagd had en haar aan zijn lijfwacht had willen geven om met haar te doen wat zij wilden, maar Von Kreyscharft had om haar gevraagd.

Voor Burton was het een voortdurende kwelling. Hij kon de innerlijke beelden van haar met Göring en Von Kreyscharft niet verdragen. Hij moest dat ongedierte uitschakelen, of tenminste bij een poging daartoe de dood vinden. Laat op die avond kroop hij uit de grote hut, die hij met vijfentwintig mannen deelde, naar Targoff’s hut en maakte hem wakker.

‘Je zei, datje wist dat ik aan jullie kant sta,’ fluisterde hij. ‘Wanneer neem je me eindelijk in vertrouwen? Ik kan je net zo goed meteen waarschuwen dat, als je dat niet onmiddellijk doet, ik van plan ben met mijn eigen groep en iedereen, die zich bij ons wil aansluiten, een uitbraak op touw te zetten.’

‘Ruach heeft me nog meer over je verteld,’ zei Targoff. ‘Ik begreep echt niet waar hij het over had. Kan een jood iemand, die zo’n boek schreef, vertrouwen? Of zou je erop kunnen vertrouwen dat zo’n man zich niet tegen je zou keren nadat de gemeenschappelijke vijand verslagen is?’

Burton opende zijn mond om een bars antwoord te geven maar deed hem toen weer dicht. Hij zweeg een ogenblik. Toen hij sprak, deed hij dit beheerst. ‘In de eerste plaats spreken mijn daden op aarde duidelijker dan welke van mijn gedrukte woorden. Ik was de vriend en beschermer van veel joden. Ik had veel joodse vrienden.’

‘Die laatste constatering is altijd een inleiding tot een aanval op de joden,’ zei Targoff.

‘Misschien. Maar zelfs als Ruach’s beweringen waar zouden zijn, dan is de Richard Burton die je in dit dal voor je ziet niet de Burton die op aarde leefde. Ik denk dat iedereen hier door zijn ervaringen veranderd is. Als dat niet het geval is, is hij niet tot verandering in staat en zou hij beter dood kunnen zijn.’

‘Gedurende de vierhonderdzeventig dagen, die ik op deze Rivier heb doorgebracht, heb ik veel geleerd. Ik ben best in staat om van mening te veranderen. Ik heb naar Ruach en Frigate geluisterd en vaak driftig met hen geargumenteerd en, hoewel ik dat toen niet wilde toegeven, heb ik veel nagedacht over wat zij hebben gezegd.’

‘Jodenhaat is iets waarmee iemand geboren wordt,’ zei Targoff. ‘Het vormt een deel van het zenuwstelsel. Geen wilsdaad kan het ongedaan maken, tenzij het niet erg diep zit of de wil buitengewoon sterk is. De bel luidt en Pavlov’s hond kwijlt. Zeg het woord jood en het zenuwstelsel bestormt de citadel van het verstand van de niet-joden. Precies zoals het woord Arabier het mijne bestormt, maar ik heb een reële grond om alle Arabieren te haten.’

‘Ik heb genoeg gepleit,’ zei Burton. ‘Neem me of wijs me af. In beide gevallen weet je wat ik zal doen.’

‘Ik aanvaard je,’ zei Targoff. ‘Als jij van mening kunt veranderen kan ik het ook. Ik heb met je gewerkt, brood met je gegeten en ik vlei mezelf dat ik een goede karakterbeoordelaar ben. Vertel me eens, als jij dit op touw moest zetten, wat zou je dan doen?’

Targoff luisterde nauwlettend. Aan het eind van Burton’s uitleg knikte hij. ‘Lijkt veel op mijn plan. En nu...’

HOOFDSTUK 16

De volgende dag, kort na het ontbijt, kwamen enkele bewakers Burton en Frigate ophalen. Targoff keek Burton strak aan en Burton wist waaraan Targoff dacht.

Er viel niets aan te doen behalve naar Göring’s paleis af te marcheren.

Göring zat in een grote, houten stoel en rookte een pijp. Hij vroeg hen te gaan zitten en bood sigaren en wijn aan.

‘Zo nu en dan,’ zei hij, ‘wil ik me graag ontspannen en met iemand anders praten dan mijn collega’s, die niet al te pienter zijn. Ik praat speciaal graag met iemand, die na mijn dood geleefd heeft en met mannen, die in hun tijd beroemd waren. Tot dusverre heb ik maar weinig van beide soorten.’

‘Veel van je Israëlische gevangenen hebben na jou geleefd,’ zei Frigate.

‘Ah, de joden!’ Göring wuifde luchtig met zijn pijp. ‘Daar zit ’m de kneep. Ze kennen me te goed. Ze zijn nors als ik probeer met ze te praten en er zijn er te veel, die geprobeerd hebben me om zeep te brengen dan dat ik me met ze op m’n gemak kan voelen. Niet dat ik iets tegen ze heb, ik ben niet bijzonder op joden gesteld, maar ik had veel joodse vrienden...’

Burton werd rood. Na even aan zijn pijp te hebben gelurkt, vervolgde Göring: ‘De Führer was een groot man, maar op sommige punten had hij idiote denkbeelden. Een ervan was zijn houding ten opzichte van de joden. Zelf gaf ik daar minder om, maar het Duitsland van mijn tijd was anti-Semitisch en een man moet met de tijdgeest meegaan als hij in het leven iets wil bereiken. Maar genoeg daarvan. Zelfs hier kan een man er niet van loskomen.’

Hij babbelde een tijdje voort en stelde daarna Frigate veel vragen over het lot van zijn tijdgenoten en de geschiedenis van het naoorlogse Duitsland.

‘Als de Amerikanen enig politiek benul hadden gehad zouden jullie onmiddellijk na onze overgave Rusland de oorlog hebben verklaard. Wij zouden met jullie tegen de Bolsjewieken zijn opgetrokken en ze hebben vermorzeld.’

Frigate antwoordde niet. Göring vertelde vervolgens enkele ‘grappige’, zeer obscene verhalen. Hij vroeg Burton hem de vreemde ervaring te vertellen, die hij had gehad voor hij in het dal weer tot leven kwam.

Burton was verbaasd. Had Göring dit van Kazz gehoord of zat er een verklikker onder de slaven?

Hij vertelde tot in bijzonderheden wat er was gebeurd tussen de tijd dat hij zijn ogen in de ruimte van de zwevende lichamen opendeed, tot op het ogenblik waarop de man in de luchtkano het metalen buisje op hem richtte.