Göring lachte uitbundig. Burton wilde ook wel lachen, maar hij voelde er niets voor Göring morele of intellectuele steun te verlenen.
Toen Göring was uitgelachen zei hij: ‘Zelfs hier, in een wereld die zo duidelijk het product van wetenschap is, willen de aanhangers van het bovennatuurlijke het niet opgeven. Goed, laten we het hierbij maar laten en op meer praktische en voor de hand liggende onderwerpen overstappen. Zeg me, zijn jullie van gedachten veranderd en zijn jullie nu bereid om je bij me aan te sluiten?’
Burton staarde hem woedend aan en zei: ‘Ik wens niet onder het bevel te staan van een man, die vrouwen verkracht en bovendien heb ik respect voor de Israëli. Ik ben liever samen met hen slaaf dan vrij met jou.’
Göring fronste zijn wenkbrauwen en zei scherp: ‘Heel goed, dat had ik al gedacht, maar ik had gehoopt... Wel, ik heb steeds moeilijkheden met die Romein. Als hij zijn zin krijgt zullen jullie merken hoe barmhartig ik met slaven ben omgesprongen. Jullie kennen hem niet. Alleen mijn interventie voorkomt dat er iedere avond een van jullie als verstrooiing wordt doodgemarteld.’
Tegen twaalf uur kwamen de twee bij hun werk in de heuvels terug. Geen van beiden kreeg de kans om met Targoff of een van de andere slaven te spreken omdat hun werk ze niet met hen in contact bracht. Zij durfden geen openüjke poging te wagen om met hen te spreken omdat een hevige afranseling hiervan het gevolg zou zijn geweest.
Nadat zij ’s avonds in de palissade waren teruggekomen vertelde Burton de anderen wat er gebeurd was.
‘Het is meer dan waarschijnlijk, dat Targoff mijn verhaal niet zal geloven. Hij zal denken dat we spionnen zijn en zelfs als hij daarvan niet zeker is kan hij zich niet veroorloven risico te lopen. Er komen dus moeilijkheden. Het is erg jammer dat dit moest gebeuren. Het ontsnappingsplan voor vanavond moet vervallen.’
Er gebeurde niets bijzonders — althans niet in het begin. De Israëli gingen Burton en Frigate uit de weg toen zij met hen probeerden te praten. De sterren werden zichtbaar en de palissade werd beschenen door een licht, dat bijna even helder als de aardse volle maan was. De gevangenen bleven in hun barakken maar zij spraken zacht met hun hoofden bij elkaar. Ondanks hun diepe vermoeidheid konden zij niet slapen. De bewakers voelden de spanning, hoewel zij de mannen in de hutten niet konden zien of horen. Zij liepen op de loopgangen heen en weer, stonden bij elkaar te praten en tuurden bij het licht van de nachtelijke hemel en de vlammen van de harstoortsen in de palissade.
‘Targoff onderneemt niets voor het gaat regenen,’ zei Burton. Hij deelde orders uit. Frigate zou eerst de wacht houden, Robert Spruce de tweede, Burton de derde. Burton ging op zijn hoop bladeren liggen en trok zich niets aan van het gemurmel van stemmen en de onrust om hem heen. Spoedig viel hij in slaap.
Het leek dat hij zijn ogen net dicht had, toen Spruce hem aanraakte. Snel kwam hij overeind, gaapte en rekte zich uit. De anderen waren allen wakker. Binnen een paar minuten trokken de eerste wolken zich samen. Na tien minuten werden de sterren uitgewist. Hoog in de bergen rommelde het onweer en de eerste bliksemstraal scheurde de hemel.
Dichtbij sloeg de bliksem in. Bij het licht ervan zag Burton dat de bewakers onder de afdakjes, die aan de voet van de wachthuisjes op iedere hoek van de palissade uitstaken, bij elkaar gekropen waren. Zij hadden zich tegen de kou en de regen met doeken bedekt.
Burton kroop van zijn barak naar de volgende. Targoff stond in de ingang. Burton ging staan en zei: ‘Gaat het plan nog door?’
‘Je weet wel beter,’ zei Targoff. Een bliksemstraal maakte zijn woedende gezicht zichtbaar. ‘Jij Judas!’
Hij stapte naar voren en een tiental mannen volgde hem. Burton wachtte niet, maar viel aan. Op het moment dat hij naar voren stormde hoorde hij een vreemd geluid. Hij bleef staan om naar buiten te kijken. Een nieuwe bliksemstraal onthulde een bewaker die met zijn gezicht omlaag in het gras onder een loopgang lag.
Targoff had zijn vuisten laten zakken toen Burton hem zijn rug toekeerde. Hij zei: ‘Wat is er aan de hand, Burton?’
‘Wacht,’ antwoordde de Engelsman. Evenmin als de Israëli had hij enige notie wat er gaande was, maar alles wat onverwacht gebeurde kon in zijn voordeel zijn. De bliksem verlichtte de gedrongen gestalte van Kazz op de houten loopgang. Hij zwaaide met een reusachtige stenen bijl naar een groepje bewakers in de hoek, waar twee muren samenkwamen. Een nieuwe flits. De bewakers waren over de loopgang verspreid. Duisternis. Bij de volgende lichtflits lag er nog een op de grond. De twee overblijvenden renden de loopgang in verschillende richtingen af.
Een nieuwe blikseminslag dicht bij de muur liet zien dat de andere bewakers er lucht van kregen wat er gebeurde. Schreeuwend kwamen ze de loopgang af.
Kazz negeerde hen en liet een lange bamboeladder binnen de omheining zakken. Hij gooide er een bundel speren achteraan. Bij de volgende bliksemflits zagen zij hem op de dichtstbijzijnde bewakers afgaan.
Burton greep een speer en liep in volle vaart de ladder op. De anderen, waaronder de Israëli, kwamen achter hem aan. Het gevecht was kort en bloedig. De bewakers op de loopgang waren doodgestoken of doodgegooid en alleen in de wachthuisjes bleven er nog over.
De ladder werd naar het andere einde van de palissade gedragen en tegen de poort geplaatst. In twee minuten waren de mannen naar boven geklommen, lieten zij zich aan de andere kant vallen en openden de poort. Voor de eerste keer vond Burton gelegenheid met Kazz te praten.
‘Ik dacht dat je ons verraden had.’
‘Nee, niet ik, Kazz,’ zei Kazz verwijtend. ‘Jij weet ik hou van jou, Burton-naq. Jij mijn vriend, mijn baas. Ik net deed of ik ga met de vijanden omdat ik ben link. Ik verbaasd jij niet hetzelfde doet. Jij bent niet dom.’
‘Jij bent het zeker niet,’ zei Burton, ‘maar ik kon het niet opbrengen die slaven te doden.’
Bij het bliksemlicht zag hij hoe Kazz de schouders ophaalde. Hij zei: ‘Dat mij niets doet. Ik ken ze niet. Bovendien, jij hoort Göring. Hij zegt zij in ieder geval dood.’
‘Het is maar goed dat je vannacht uitkoos om ons te redden,’ zei Burton. Hij vertelde Kazz niet waarom, omdat hij hem niet wilde verwarren. Bovendien waren er belangrijker dingen te doen.
‘Vannacht goede nacht voor dit,’ zei Kazz. ‘Groot gevecht aan de gang. Tullius en Göring erg dronken en maken ruzie. Zij vechten, hun mannen vechten. Terwijl zij doden elkaar, indringers komen. Bruine mannen van over De Rivier... Hoe jij ze noemen?... Onondagas, zo zij heten. Hun boten komen net voor regen. Zij overval doen om ook slaven te stelen, of misschien alleen maar voor plezier. Dus ik denk, nu goede tijd voor mijn plan om Burton-naq vrij te maken.’
Even plotseling als hij gekomen was hield de regen op. Burton kon het schreeuwen en gillen van verre uit de richting van De Rivier horen. Hij hoorde trommels stroomopwaarts en stroomafwaarts langs De Rivier slaan. Hij zei tegen Targoff: ‘We kunnen of proberen te ontsnappen, wat waarschijnlijk erg gemakkelijk is, óf we kunnen aanvallen.’
‘Ik wil het ongedierte dat ons tot slaven maakte vernietigen,’ zei Targoff. ‘Hier dichtbij zijn ook andere palissaden. Ik heb mannen gestuurd om de poort open te maken. De rest ligt te ver weg om ze te bereiken. Ze liggen ongeveer achthonderd meter uit elkaar.’
De blokhut, waarin de bewakers die geen dienst hadden woonden, werd nu ook bestormd. De slaven bewapenden zich en begaven zich in de richting van het lawaai van de strijd. Burton’s groep was op de rechterflank. Na ongeveer een kilometer vonden zij de eerste doden en gewonden, blanken en Onondaga’s door elkaar.
Ondanks de zware regen was er brand uitgebroken. In het toenemende licht zagen zij dat de vlammen uit het grote gebouw sloegen. Worstelende gestalten stonden tegen de gloed afgetekend. De ontsnapte gevangenen kwamen over de vlakte naderbij. Plotseling brak een flank op en vluchtte in hun richting, achtervolgd door joelende en juichende overwinnaars.