Выбрать главу

Dit was het eindpunt van de reis... of het begin van De Rivier.

Hij had nu niet de tijd of de behoefte om hetgeen hij zag op de juiste waarde te schatten. Hij zag het alleen maar in de tijd die tussen pijn, woede en doodsangst verstreek. Toen de reus aanstalten maakte zijn bijl naar achteren te brengen om Burton’s schedel te versplinteren, verstarde hij en stootte een gillende kreet uit. Voor Burton klonk het ongeveer als het geluid van de fluit van een locomotief. De greep verslapte en Burton viel op de grond. Een ogenblik raakte hij door de pijn in zijn voet buiten kennis.

Nadat hij was bijgekomen moest hij op zijn tanden bijten om niet opnieuw te gillen. Hij kreunde en ging rechtop zitten, maar niet zonder dat verschrikkelijke pijnscheuten door zijn been schoten, waardoor het zwakke daglicht bijna verduisterd werd. Het gevecht om hem heen raasde voort maar hij lag in een klein hoekje waar tijdelijk niets gebeurde. Naast hem lag het boomdikke lijk van de titaan die op het punt had gestaan hem te doden. De schedel die er massief genoeg uitzag om een stormram te weerstaan was van achteren ingeslagen.

Een andere zwaar gewonde gestalte kroop op handen en voeten om het olifantachtige lichaam heen. Bij het zien daarvan vergat Burton een ogenblik zijn pijn. De verschrikkelijk toegetakelde man was Hermann Göring.

Beiden waren op dezelfde plaats herrezen. Er was geen tijd om over de gevolgtrekkingen van het voorval na te denken. Zijn pijn kwam terug en bovendien begon Göring te praten.

Göring zag er echter niet naar uit dat hij nog veel te zeggen had of dat hij veel tijd had om het te zeggen. Hij was met bloed overdekt. Zijn rechteroog was weg. Zijn mondhoek was tot zijn oor opengescheurd en een van zijn handen was platgestampt. Een rib stak door zijn huid. Hoe hij het had klaargespeeld in leven te blijven, laat staan weg te kruipen, ging Burton’s begrip te boven.

‘Jij... jij!’ zei Göring schor en zakte ineen. Het bloed spoot uit zijn mond over Burton’s benen en zijn ogen verglaasden.

Burton vroeg zich af of hij ooit te weten zou komen wat Göring had willen zeggen. Niet dat het er werkelijk toe deed. Hij had belangrijker dingen om aan te denken.

Ongeveer tien meter van hem vandaan stonden twee titanen met de rug naar hem toe. Beiden ademden zwaar en rustten blijkbaar een ogenblik uit alvorens zich weer in de strijd te mengen. Toen sprak de een tegen de ander.

Er was geen twijfel aan. De reus bracht niet zo maar wat geluiden voort, hij maakte gebruik van een taal.

Burton verstond het niet maar hij wist dat het spreken was. Hij behoefde het gemoduleerde en duidelijk uit lettergrepen bestaande antwoord van de ander niet te horen om zijn herkenning te bevestigen. Dit was dus niet de een of andere soort prehistorische aap maar een soort submens. Zij moesten aan de aardse wetenschap van de twintigste eeuw niet bekend zijn geweest omdat zijn vriend Frigate alle in 2008 n.C. bekende fossielen beschreven had.

Hij lag met zijn rug tegen de gotische ribben van de gevelde reus en veegde wat lange, roodachtige, bezwete haren uit zijn gezicht. Hij vocht tegen de misselijkheid en de helse pijn in zijn voet en de gescheurde beenspieren. Als hij te veel geluid maakte zou hij misschien de aandacht van die twee op zich vestigen en zouden zij het karwei afmaken. Maar wat dan nog? Welke kans op overleving had hij met zijn wonden in een land van zulke monsters?

Bijna nog erger dan de pijn in zijn voet was de gedachte dat hij op het eerste traject van wat hij de Zelfmoord-Express noemde, zijn doel had bereikt. Hij had maar een geschatte kans van één op tien miljoen gehad in dit gebied terecht te komen en zelfs als hij zich tienduizend maal had verdronken zou hij het misschien nooit hebben gehaald. Toch had hij fantastisch geluk gehad en dat zou wel eens nooit meer voor kunnen komen. Maar hij zou het weer kwijtraken en wel heel gauw.

De zon bewoog zich half verscholen achter de toppen van de bergen aan de andere kant van De Rivier. Dit was de plek waarvan hij vermoed had dat zij moest bestaan en hij was hier bij de eerste de beste poging aangeland. Nu, terwijl zijn gezichtsvermogen het begaf en de pijn afnam, wist hij dat hij stervende was. De misselijkheid kwam niet alleen op rekening van de verbrijzelde beenderen in zijn voet. Hij had stellig inwendige bloedingen. Hij probeerde nogmaals op te staan. Hij moest en zou rechtopstaan, al was het maar op één voet om zijn vuist te schudden tegen het spottende noodlot en het te vervloeken. Hij zou met een vervloeking op zijn lippen sterven.

HOOFDSTUK 23

Het rode ochtendgloren beroerde zacht zijn ogen. Hij stond op met de wetenschap dat zijn wonden geheeld en hijzelf weer volkomen genezen zou zijn maar helemaal geloofde hij het nog niet. Naast hem stonden een graal en een stapeltje van zes netjes gevouwen doeken van verschillende maten, kleuren en dikten.

Vier meter verder stond een eveneens naakte man uit het korte, lichtgroene gras op. Burton werd klam. Het blonde haar, brede gezicht en de lichtblauwe ogen behoorden aan Hermann Göring toe.

De Duitser keek even verbaasd als Burton. Hij sprak lijzig alsof hij uit een diepe slaap kwam. ‘Er zit hier iets volkomen fout.’

‘Fout en smerig,’ antwoordde Burton. Hij wist niet meer dan wie dan ook over het verrijzenispatroon langs De Rivier. Hij had nooit een verrijzenis gezien maar hij had ze horen beschrijven door degenen die dat wel hadden. Bij zonsopgang, juist nadat de zon de onbeklimbare bergen raakte, ontstond er in de lucht naast een graalrots een schittering. In een oogwenk nam de luchtvervorming vaste vorm aan en een naakte man, vrouw of kind verscheen uit het niets op het gras aan de oever. Altijd lagen de onontbeerlijke graal en de doeken bij zo’n ‘Lazarus’.

In het waarschijnlijk vijftien tot dertig miljoen kilometer lange Rivierdal, waarin ongeveer vijfendertig tot zesdendertig miljard mensen woonden, zouden gemiddeld één miljoen dagelijks kunnen sterven. Weliswaar waren er geen ziekten, behalve dan geestelijke, maar — ofschoon er geen statistieken van bestonden — werden er iedere vierentwintig uur waarschijnlijk een miljoen in de talloze oorlogen tussen de ongeveer een miljoen kleine staatjes gedood, waarbij dan nog de moorden uit hartstocht, de zelfmoorden, de terechtgestelde misdadigers en de doden uit ongevallen kwamen. Er was een gestadig en druk verkeer van hen die de ‘kleine verrijzenis’ ondergingen, zoals het werd genoemd.

Maar Burton had nooit gehoord van twee mensen die op dezelfde plaats stierven en samen tegelijkertijd herrezen. Het proces voor de keuze van een gebied voor het nieuwe leven was willekeurig — dat had hij tenminste altijd gedacht.

Natuurlijk kon zo’n toevallige gebeurtenis plaatsvinden, hoewel de waarschijnlijkheid één op twintig miljoen was maar twee zulke gebeurtenissen, onmiddellijk na elkaar, zou een wonder zijn.

Burton geloofde niet in wonderen. Er gebeurde niets dat niet door fysische principes verklaard kon worden — als je tenminste alle feiten kende. Hij kende alle feiten niet en was dus niet van plan zich over dit ‘toeval’ op het ogenblik zorgen te maken. De oplossing van een ander probleem was dringender en wel, wat moest hij met Göring aan?

De man kende hem en kon hem voor iedere Ethicus, die naar hem op zoek was, identificeren.

Burton keek vlug om zich heen en zag een aantal mannen en vrouwen die klaarblijkelijk in vriendschappelijke gezindheid naderden. Er was nog tijd voor een paar woorden met de Duitser.

‘Göring, ik kan jou of mijzelf doden. Maar ik wil geen van beide — tenminste, niet op dit ogenblik. Je weet waarom je gevaarlijk voor mij bent en ik zou met jou geen risico moeten nemen, jij verraderlijke hyena. Maar je schijnt iets veranderd te zijn, ik kan het niet onder woorden brengen maar...’