Zoals de Kerk zei zouden spoedig meerderen deze toestand bereiken en hun lichamen zouden achterblijven. Uiteindelijk zou na verloop van tijd de Riviervallei ontvolkt raken. Allen zouden zich dan van hun gebreken en haat hebben ontdaan en met liefde tot de mensheid en God vervuld worden. Zelfs de meest verdorvenen, zij die totaal verloren schenen, zouden er in slagen hun menselijke gedaante overboord te zetten. Al wat nodig was om deze staat van genade te verwerven was liefde.
Burton zuchtte, lachte luid en zei: ‘Plus ca change, plus c’est la même chose. Weer een nieuw sprookje om de mensen hoop te verschaffen. De oude religies zijn in diskrediet geraakt — hoewel sommigen zelfs dit feit niet willen erkennen — en dus moeten er nieuwe worden verzonnen.’
‘Het is de waarheid,’ zei Collop. ‘Weet jij een betere verklaring waarom wij hier zijn?’
‘Misschien. Ik kan ook sprookjes verzinnen.’
Het was een feit dat Burton een verklaring had. Hij kon die echter niet aan Collop vertellen. Spruce had Burton iets over de identiteit, geschiedenis en doelstelling van zijn groep, de Ethici, verteld. Veel van wat hij had gezegd klopte met Collop’s godsdienstige opvattingen.
Spruce had zelfmoord gepleegd voordat hij uitleg over de ‘ziel’ had gegeven. Waarschijnlijk moest de ‘ziel’ deel van het gehele proces van verrijzenis uitmaken, anders zou, Wanneer het lichaam zaligheid had verworven en niet langer leefde, er niets over zijn om het meest wezenlijke deel van de mens voort te zetten. Aangezien het na-aardse leven in fysieke termen kon worden verklaard, moest de ‘ziel’ eveneens een fysiek wezen zijn, dat niet met de benaming ‘bovennatuurlijk’ kon worden afgedaan, zoals dat op aarde het geval was geweest.
Er was veel dat Burton niet wist maar hij had een vluchtige indruk van het functioneren van de Rivierplaneet gekregen die geen ander menselijk wezen bezat.
Hij was van plan met de geringe kennis die hij al had zich een weg naar meer kennis te banen, het deksel open te wringen en het heiligdom binnen te sluipen. Door zo te werk te gaan zou hij de Donkere Toren bereiken. De enige manier om daar snel te komen was de Zelfmoord Express te nemen. Om te beginnen moest hij door een Ethicus ontdekt worden, daarna moest hij de Ethicus overmeesteren, het hem onmogelijk maken zelfmoord te plegen en op de een of andere manier meer inlichtingen uit hem persen.
Ondertussen ging hij voort de rol te spelen van Abdul ibn Harun, de herrezen en overgeplante Egyptische dokter uit de negentiende eeuw, die nu burger van Bargawhwdzys was. In die hoedanigheid besloot hij zich bij de Kerk van de Tweede Kans aan te sluiten. Hij maakte Collop deelgenoot van zijn ontgoocheling in Mohammed en diens leer en werd op deze wijze Collop’s eerste bekeerling in dit gebied.
‘Nu moetje zweren tegen niemand de wapens op te nemen of jezelf fysiek te verdedigen, beste vriend,’ zei Collop.
Burton zei woedend dat hij geen mens zou toestaan hem aan te vallen en er ongedeerd vanaf te komen.
‘Het is niet tegennatuurlijk,’ zei Collop zachtmoedig. ‘Tegengesteld aan de gewoonte, dat wel, maar een mens kan anders worden dan hij is geweest, iets beters... als hij de wilskracht en het verlangen daartoe bezit.’
Burton gooide er een heftig ‘nee’ uit en liep trots weg.
Collop schudde verdrietig het hoofd maar hij bleef even welwillend als altijd. Niet zonder gevoel voor humor sprak hij Burton soms als zijn ‘vijf-minuten-bekeerling’ aan en hiermee bedoelde hij niet de tijd die het gekost had om hem in de schoot der Kerk op te nemen, maar de tijd die Burton nodig had gehad om die weer te verlaten.
Ongeveer terzelfder tijd kreeg Collop zijn tweede bekeerling, Göring. De Duitser had eerst niets dan sarcasme en spot tot Collop gericht. Daarna begon hij opnieuw droomgum te gebruiken en de nachtmerries begonnen opnieuw.
Twee nachten lang hield hij Collop en Burton met zijn gekreun, gewoel en gegil uit de slaap. Op de avond van de derde dag vroeg hij of Collop hem in de Kerk wilde opnemen. Hij moest echter een bekentenis afleggen. Collop moest begrijpen wat voor soort mens hij was geweest, zowel op aarde als op deze planeet.
Collop hoorde het hele mengelmoes van zelfvernedering en zelfverheerlijking aan en zei toen: ‘Vriend, het kan me niet schelen wat je ook geweest bent, alleen wat je nu bent en wat je wil worden. Ik luisterde alleen maar omdat de biecht heilzaam is voor de ziel. Ik zie wel dat je diep ongelukkig bent, dat je berouw voelt en verdriet hebt over wat je gedaan hebt, maar toch enig welbehagen schept in wat je eens bent geweest, een machthebber onder de mensen. Veel wat je me hebt verteld begrijp ik niet want ik weet niet veel over jouw tijdperk, maar dat doet er niet toe. Wij hoeven ons nu alleen om vandaag en morgen te bekommeren. Elke dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad.’
Het kwam Burton voor dat het Collop wel degelijk interesseerde wie Göring was geweest, maar dat hij zijn verhaal over zijn aardse roem en schande niet geloofde. Er waren zoveel charlatans, dat echte helden en schurken in waarde waren gedaald. Zo had Burton drie Heren Jezus Christus ontmoet, twee Abrahams, vier koningen Richard Leeuwenhart, zes Attila’s, een dozijn Judassen (waarvan er maar één Aramees sprak), één George Washington, twee Lords Byron, drie Abraham Lincolns, een onnoemelijk aantal Napoleons, één Generaal Eisenhower (die met een zwaar Yorkshire-accent sprak), een Ierse rebel (die geen oud-Iers kende), één Tchaka (die het verkeerde Zoeloedialect sprak) en een aantal anderen die al dan niet degenen die zij voorgaven waren geweest.
Wat een mens op aarde ook was geweest, hier moest hij zichzelf opnieuw bewijzen. Dit was niet eenvoudig want de omstandigheden waren drastisch gewijzigd. De groten en machtigen der aarde werden aanhoudend wegens hun aanspraken vernederd en kregen geen kans om hun identiteit te bewijzen.
Voor Collop betekende vernedering een zegen. Men beweerde dat hij ‘eerst vernedering en dan nederigheid’ zou hebben gezegd. ‘Daarna komt als vanzelfsprekend medemenselijkheid’.
Göring was in de val van het Grote Plan gelopen, zoals Burton het uitdrukte, want het lag in zijn aard zich te buiten te gaan, in het bijzonder aan drugs. Hoewel hij wist dat het droomgum duistere zaken uit zijn onderbewustzijn omhooghaalde, ze in het licht uitbraakte en dat hij daardoor verscheurd en gespleten werd, ging hij toch door er zoveel van te kauwen als hij kon bemachtigen. Gedurende korte tijd, toen hij door de nieuwe verrijzenis tijdelijk gezond was, slaagde hij erin de aantrekkingskracht van het verdovingsmiddel te weerstaan, maar een paar weken na zijn aankomst in het gebied was hij bezweken en nu werd de nachtelijke stilte verscheurd door zijn gekrijs: ‘Göring, ik haat je!’
‘Als dit zo doorgaat,’ zei Burton tegen Collop, ‘zal hij krankzinnig worden, of weer zelfmoord plegen, of iemand er toe brengen hem te doden, zodat hij aan zichzelf kan ontsnappen. Zelfmoord is echter nutteloos, want dan begint alles weer van voren af aan. Vertel me nu eens eerlijk, is dit niet de hel?’
‘Eerder het vagevuur,’ zei Collop. ‘Het vagevuur is hel vermengd met hoop.’
HOOFDSTUK 24
Er gingen twee maanden voorbij. Burton telde de dagen af op een stok waarop hij met een vuurstenen mes inkepingen maakte. Dit was de veertiende dag van de zevende maand van het vijfde jaar na de Verrijzenis. Burton probeerde een kalender aan te houden want, naast vele andere hoedanigheden, was hij ook kroniekschrijver, maar het was moeilijk. Langs De Rivier had tijd niet veel betekenis. De poolas van de planeet onderhield altijd een hoek van negentig graden ten opzichte van de zonnebaan. Er was geen wisseling van seizoenen en de sterren leken elkaar te verdringen, zodat identificatie van individuele lichtgevende hemellichamen of sterrenstelsels onmogelijk was. Zij waren zo talrijk en zo helder dat zelfs als de zon rond het middaguur in het zenith stond, de grootste ervan niet geheel verbleekten. Zij hingen in de hete lucht als geesten die onwillig zijn om voor het aanbreken van de dag te wijken.