‘Nog iets,’ zei Cziller. ‘Ik zei daarnet dat er geen geld op de planeet was, maar dat is niet helemaal waar. We hebben hier een stelletje zéér rijke lieden. Een daarvan is Jonas Stone, de man die jouw Mariniers de stad binnen liet. Hij beweert dat hij zijn geld voor de rebellen verborgen heeft weten te houden. Tja, waarom ook niet? Hij was immers een van hen. Maar we hebben een doodgewone mijnwerker opgepakt, die stomdronken was en een fortuin aan keizerlijke kronen op zak had. Hij wil niet verklappen hoe hij aan dat geld gekomen is, maar we vermoeden dat hij het van Bury gekregen heeft.’
‘Ja, meneer.’
‘Dus hou Zijne Excellentie in de gaten. Maar goed. Je ambtelijke postzakken en je nieuwe bemanningsleden komen binnen een uur aan boord.’ Cziller wierp een blik op zijn zakcomputer. ‘Om precies te zijn, over drieënveertig minuten. Je kunt vertrekken zodra ze aan boord zijn.’ Cziller stak de computer weer in zijn zak en begon de tabak in zijn pijp wat vaster aan te stampen. ‘Doe mijn groeten aan MacPherson van de Scheepswerven en onthoud één ding goed: als de werkzaamheden aan het schip niet erg vlotten, en dat gebeurt beslist, stuur dan geen memoranda aan de Admiraal. Daar maak je MacPherson alleen maar kwaad mee. Wat te begrijpen is. In plaats daarvan kun je Jamie beter aan boord uitnodigen en Scotch met hem drinken. Jij kunt daar weliswaar niet zoveel van op nis hij, maar door het te proberen zul. je meer werk gedaan krijgen dan door middel van een memorandum.’
‘Jawel, meneer,’ zei Rod weifelend. Plotseling besefte hij hoe onvoorbereid hij eigenlijk wel was het bevel over de MacArthur te voeren. De technische kant beheerste hij, waarschijnlijk zelfs beter dan Cziller, maar die tientallen kleine foefjes die je alleen maar door ervaring leren kon…
Cziller moest zijn gedachten gelezen hebben. Het was een talent waarvan alle officieren die onder hem gediend hadden hem verdachten. ‘Rustig maar, kapitein. Ze zullen je niet door iemand anders vervangen voordat je de Hoofdplaneet bereikt, en tegen die tijd zul je inmiddels een heleboel uurtjes aan boord van de Ouw Mac achter de rug hebben. En ook zou ik mijn tijd maar niet besteden met te gaan zitten blokken voor die examens van de commissie, als ik jou was. Het zal je niks helpen.’ Cziller trok aan zijn enorme pijp en liet een dikke rookwolk aan zijn mond ontsnappen. ‘Je hebt een hoop te doen, ik zal je dus niet langer ophouden. Maar wanneer je straks op Nieuw-Schotland bent, moet je beslist eens omhoog kijken naar de Kolenzak. Er zijn maar weinig bezienswaardigheden in de Melkweg, die daaraan kunnen tippen. Het Gezicht van God, noemen sommigen het.’ Czillers beeld vervaagde, maar zijn scheve grijns scheen op het beeldscherm achter te blijven, als die van de Cheshire kat uit het verhaal van Alice in Wonderland.
3. Een dineetje
De MacArthur accelereerde weg van Nieuw-Chicago met een versnelling van één gee. Over het hele schip waren bemanningsleden druk in de weer om over te schakelen van de beneden-is-buitenboord oriëntatie die geldt wanneer een schip in een baan rond een planeet zweeft en de rotatie van het schip voor kunstmatige zwaartekracht zorgt, op de boven-is-vooruit oriëntatie van een aangedreven vlucht door de ruimte. In tegenstelling tot koopvaardijschepen, die dikwijls lange afstanden van de binnenplaneten naar de Springpunten van Alderson in vrije val afleggen, plegen oorlogsschepen doorgaans constant te accelereren. Twee dagen na het vertrek van Nieuw-Chicago gaf Blaine een dineetje. De bemanningsleden brachten tafellinnen, kandelabers, zwaar tafelzilver en fijn besneden kristal te voorschijn, vervaardigd door bekwame handwerkslieden van wel een half dozijn verschillende werelden; een schat die niet aan Blaine, maar aan de MacArthur zelf toebehoorde. Het meubilair zat nu allemaal op zijn plaats geschroefd, nadat men het van zijn rotatie-posities rond de buitenste ribben van het schip losgeschroefd en opnieuw gemonteerd had op de tussenschotten in het achterschip — met uitzondering van de grote rotatie-tafel, die wegge-klapt was in wat nu de cilindervormige wand van de officierskantine geworden was.
Die gewelfde eettafel had Sally Fowler gehinderd. Ze had die twee dagen geleden gezien, toen de MacArthur nog rond haar as wentelde en de buitenwand de, eveneens gewelfde, vloer was geweest. Nu zag Blaine haar een ogenblik opgelucht kijken, toen ze door het trapgat omhoog kwam.
Hij merkte op dat Bury daarentegen minzaam en volkomen op zijn gemak was en zich kennelijk amuseerde. Die had al meer tijd in de ruimte doorgebracht, concludeerde Blaine. Mogelijk zelfs meer tijd dan hijzelf.
Het was de eerste keer dat Blaine in de gelegenheid was de passagiers formeel te ontmoeten. Terwijl hij op zijn plaats aan het hoofd van de tafel zat en naar de stewards keek, die met smetteloos witte uniformen aan de eerste gang opdienden, moest Blaine een glimlach onderdrukken. De MacArthur had nergens gebrek aan, behalve aan uitgelezen voedsel.
‘Ik ben bang dat de kwaliteit van de dekschalen die van de inhoud zal overtreffen,’ zei hij tegen Sally. ‘Maar we zullen zien wat ze ons voorzetten.’ Kelley en de stewards hadden de hele middag beraadslaagd met de sergeant-kok, maar Rod koesterde geen hoge verwachtingen. Er was natuurlijk wel genoeg te eten. Maar het was scheepsvoer: bio-plast, gistbiefstukken, maïs van Nieuw-Washington; want Blaine had geen gelegenheid gehad op Nieuw-Chicago een eigen kajuitvoorraad in te slaan en zijn eigen voorraadje was vernietigd tijdens de strijd tegen de planetaire verdedigingslinie van de opstandelingen. En kapitein Cziller had zijn eigen persoonlijke bezittingen natuurlijk van boord-laten halen. Hij had tevens kans gezien de hoofdkok en de kanonnier van geschutskoepel nummer drie die als kapiteinskok gefungeerd had, mee te nemen.
Het eerste gerecht werd opgediend, een enorme dekschaal met een zwaar deksel dat eruit zag alsof het van bladgoud was. Gouden draken zaten elkaar achterna langs de rand, terwijl de gelukbrengende hexa-grammen van de I Ching er heilzaam boven zweefden. Schaal en deksel waren vervaardigd op Xanadu en ze waren evenveel waard als een van de sloepen van de MacArthur.
Sergeant Kelley stond achter Blaines stoel en in zijn indrukwekkende witte gala-uniform zag hij eruit als de volmaakte hofmeester. Het was moeilijk in hem de man te herkennen die nieuwe rekruten kon doen flauwvallen door zijn schrobberingen, en de sergeant die de Mariniers van de MacArthur aangevoerd had in de strijd tegen de gardisten van de Unie. Met een geroutineerd zwierig gebaar tilde Kelley het deksel van de schaal.
‘Magnifiek!’ riep Sally uit. Als ze dit alleen maar uit beleefdheid deed, dan ging het haar toch erg goed af en Kelley straalde dan ook. Op de schaal onthulde zich aan hun ogen een pastei, gemodelleerd in de vorm van een kopie van de MacArthur en het zwart-overkoepelde fort dat ze bevochten had. Ieder detail was zorgvuldiger geboetseerd dan een kunstschat in het Keizerlijk Paleis. De andere gerechten zagen er net zo uit, zodat, ook al zaten er gistkoek en ander onappetijtelijk voedsel in verborgen, het effect toch dat van een banket was. Rod slaagde erin zijn bezorgdheid te vergeten en van het diner te genieten. ‘En wat gaat ge nu doen, vrrouwe? vroeg Sinclair, ‘Zijt ge al ‘ns ecrrderr op Nieuw-Schotland geweest?’
‘Nee, ik was beroepshalve op reis, luitenant Sinclair. Dat was tenminste de bedoeling. En hel zou niet erg vleiend voor uw vaderland zijn als ik het bezocht had, niet waar?’Ze glimlachte, maar achter haar ogen zat een lege ruimte van vele lichtjaren. ‘En waarrom zouen we mé gevleid zijn doorr ’n bezoek van u? D’rr is geen planeet in ’t hele Keizerrrijk waan men dat nie als ’n eerr zou beschouwen.’