Выбрать главу

‘Iwan?’ Ja, waarom eigenlijk niet? En als we dit tóch doen, kunnen we het net zo goed meteen goed doen. We zullen een goede directeur nodig hebben voor de dagelijkse leiding. Sally deugt niet voor een administratieve functie, en ik zal er geen tijd voor hebben. Horvath, misschien. ‘Sally, besef je eigenlijk wel met hoeveel problemen we te maken zullen krijgen? Neem bijvoorbeeld het biologische probleem: hoe je de overgang van vrouwtje naar mannetje kan doen plaatsvinden zonder zwangerschap of permanente steriliteit. Maar zelfs al vind je een oplossing, hoe krijgen we de Splinters dan zover, die ook tóé te passen?’

Ze luisterde maar half. ‘We vinden er wel iets op. We zijn tamelijk göed in het regeren —’

‘We zijn nauwelijks in staat, een menselijk imperium te regeren!’

‘Maar toch spelen we het klaar, waar of niet? Op de een of andere manier.’ Ze duwde een stapel in vrolijke kleuren verpakte pakjes opzij om meer ruimte te maken. Een grote doos viel bijna op de grond, en Rod zag nog net kans die op te vangen, terwijl Sally doorging met aantekeningen op de invoerplaat te krabbelen en die door te geven aan het geheugen van haar computer. ‘Wat is ook alweer de code voor het naslagwerk Keizerlijke Mannen en Vrouwen van de Wetenschap?’ vroeg ze. ‘Er is een man op Meiji, die werkelijk geweldig werk verricht heeft op het gebied van het manipuleren van genetische structuren, maar zijn naam wil me niet te binnen schieten…’ Rod zuchtte diep. ‘Ik zal hem voor je opzoeken. Maar op één voorwaarde.’

‘En die is?’ Nieuwsgierig keek ze op.

‘Dat je hier vóór volgende week mee klaar bent, want Sally, als je die zakcomputer meeneemt op onze huwelijksreis, gooi ik dat verdomde ding in de massa-omvormer, dat zweer ik je!’

Ze lachte, maar Rod voelde zich helemaal niet gerustgesteld. Nou ja. Die computers waren niet zo duur. Hij kon altijd een nieuwe voor haar kopen, wanneer ze weer terug waren. Misschien was het maar beter een afspraak met Bury te maken; hij zou die dingen misschien bij scheepsladingen tegelijk nodig hebben als ze ooit een gezin wilden stichten…

Horace Bury volgde de Mariniers die hem bewaakten door de gangen van het Paleis, en deed met opzet alsof hij die andere Mariniers die zich achter hem bij hen aangesloten hadden niet zag. Zijn gezicht stond kalm, en van de radeloze wanhoop die aan hem knaagde zou je alleen maar iets gemerkt hebben door eens goed naar zijn ogen te kijken. Allah’s wil geschiede, verzuchtte hij bij zich zelf, en hij verwonderde zich erover dat hij niet langer in opstand kwam tegen die gedachte. Misschien zou hij troost kunnen vinden door zich te onderwerpen… er bleef niet veel anders over om zich mee te troosten. De Mariniers hadden zijn bediende en al zijn bagage hierheen gebracht met een landingsvaartuig, en vervolgens hadden ze hem op het dak van het Paleis van Nabil gescheiden. Nabil had nog net kans gezien hem zijn boodschap toe te fluisteren: op dit zelfde ogenblik bereikte de bekentenis van Jonas Stone het Paleis.

Stone bevond zich nog steeds op Nieuw-Chicago, maar wat hij die mensen van de Marine Inlichtingendienst ook verteld mocht hebben, het was blijkbaar belangrijk genoeg geweest om het nieuws aan een koerierssloep mee te geven. Nabils zegsman wist niet wat de opstandelingenleider gezegd had, maar Bury wist het wel, met evenveel zekerheid als had hij de gecodeerde bandjes zelf kunnen lezen. De boodschap die daarin stond zou kort en bondig zijn, en voor Horace Bury dood door ophanging ten gevolge hebben.

Dit is dus het einde van alles. Het Keizerrijk maakt korte metten met hoogverraad: een paar dagen, een paar weken misschien. Langer niet. En er is geen kans om te ontsnappen. Die Mariniers zijn beleefd, maar erg op hun hoede. Ze zijn gewaarschuwd, en het zijn er veel, veel te veel. Eén zou zich misschien laten omkopen, maar niet onder het toeziend oog van zijn kameraden.

Allah’s wil geschiede. Maar het is wel jammer. Als ik het niet zo druk had gehad met die buitenaardse wezens, en als ik geen hand- en spandiensten voor het Keizerrijk verricht had bij de Handelslieden, had ik allang kunnen ontsnappen. Levant is groot. Maar dan had ik Nieuw-Schotland moeten verlaten, en het is hier, dat straks de beslissingen genomen zullen worden — trouwens, wat heeft het voor zin te vluchten, wanneer die buitenaardse wezens ons misschien tóch allemaal zullen vernietigen?

De sergeant van de Mariniers nam hem mee naar een weelderig ingericht conferentievertrek en hield de deur voor hem open. En toen, ongelofelijk maar waar, trokken zijn bewakers zich terug. Buiten hemzelf bevonden er zich slechts twee mannen in het vertrek. ‘Goede morgen, heer,’ zei Bury tegen Rod Blaine. Zijn stem klonk effen en ongedwongen, maar zijn mond was droog, en hij had een scherpe smaak achter in zijn keel terwijl hij een buiging maakte voor de andere man. ‘Ik ben nog nooit aan senator Fowler voorgesteld, maar zijn gezicht is natuurlijk iedereen in het Keizerrijk bekend. Goede morgen, senator.’

Fowler knikte, zonder zich van zijn stoel achter de grote conferentietafel te verheffen. ‘Goede morgen, excellentie. Mijn dank voor uw komst. Wilt u niet gaan zitten?’ Hij maakte een wuivend gebaar naar een plaats tegenover de zijne.

‘Dank u.’ Bury nam plaats op de hem aangewezen stoel. Hij viel van de ene verbazing in de andere, want nu bracht Blaine hem een kop koffie. Bury rook er voorzichtig aan, en herkende het melange dat hij de keukenmeester van het Paleis gestuurd had voor Blaines persoonlijk gebruik.

In de Naam van Allah. Ze spelen spelletjes met me, maar met welk doel? Hij voelde een woede in zich opkomen die zich met zijn angst vermengde, maar geen sprankje hoop. En een waanzinnige, borrelende lach steeg hem naar de keel.

‘Opdat we weten wat we aan elkaar hebben, excellentie,’ zei Fowler. Hij gaf een wenk, en Blaine stelde een projector in werking. Op een beeldscherm aan de wand doemden de zware gelaatstrekken van Jonas Stone op en staarden het weelderig gelambrizeerde vertrek in. Het zweet parelde hem op voorhoofd en jukbeenderen, en Stones stem klonk nu eens bulderend, dan weer smekend.

Bury luisterde er onaangedaan naar, en zijn onderlip krulde zich van minachting voor Stones zwakheid. Het leed geen enkele twijfeclass="underline" de Marine beschikte over meer dan genoeg bewijsmateriaal om hem een verradersdood te laten sterven. Maar nog altijd verdween de glimlach niet van Bury’s lippen. Hij zou hun geen voldoening schenken. Hij zou niet smeken.

Eindelijk was het bandje afgelopen. Fowler gaf opnieuw een wenk en het gezicht van de rebellenleider verdween van het beeldscherm. ‘Buiten ons drieën heeft niemand dit gezien, excellentie,’ zei Fowler nadrukkelijk.

Nee toch. Wat willen ze dan? Is er soms tóch nog hoop?

‘Ik geloof niet dat we hier verder nog over hoeven te praten,’ vervolgde de senator. ‘Ik voor mij wil het liever over de Splinters hebben.’

‘Ah,’ zei Bury. Het geluid bleef hem bijna in de keel steken. En willen jullie me matsen, of stellen jullie die uiteindelijke gruwel nog even uit om me te martelen? Hij nam een slok koffie om zijn tong te bevochtigen alvorens te spreken. ‘Ik ben er zeker van, dat de senator weet hoe ik daarover denk. Ik beschouw de Splinters als de grootste dreiging waarmee de mensheid ooit geconfronteerd is.’ Hij keek de twee mannen die tegenover hem zaten aan, maar op hun gezichten viel niets te lezen.

‘Wij zijn het met u eens,’ zei Blaine.

En terwijl de hoop opvlamde in Bury’s ogen voegde Fowler er haastig aan toe, ‘Er valt niet aan te twijfelen. Ze zitten gevangen in een permanente toestand van bevolkingsexplosie, gevolgd door totale oorlog. Als ze ooit kans zien buiten hun zonnestelsel te komen — Bury, ze houden er een ondergeschikt ras van soldaten op na, waarbij vergeleken de Saurons slechts kinderspel zijn. Verrek, u heeft ze immers zelf gezien.’

Blaine drukte op een paar knoppen van zijn zakcomputer, en nu verscheen er een ander beeld op het scherm: dat van de beeldengroep rond de tijdmachine.