Выбрать главу

‘Heeft u onze koers al, luitenant Renner?’

‘Jawel meneer,’ zei Kevin Renner vergenoegd. ‘Pal de zon in met vier gees!’

Blaine gaf toe aan het verlangen de man op de proef te stellen om te zien of hij soms blufte. ‘Goed, accelereren maar.’ Waarschuwingssignalen weerklonken door het hele schip en de MacArthur begon te accelereren. Bemanning en passagiers voelden hun gewicht geleidelijk aan dieper wegzakken in bedden, stoelen en ligstoelen, en bereidden er zich gelaten op voor gedurende verscheidene dagen veel te veel te zullen wegen. ‘U maakte toch zeker een grapje, hè?’ vroeg Blaine. De eerste stuurman keek hem schalks aan. ‘U weet dat we hier met een lichtzeilaandrijving te maken hebben, meneer?’

‘Natuurlijk.’

‘Kijkt u dan maar eens hier.’ Renners vaardige vingers produceerden een groene curve op het beeldscherm, een parabool die aan de rechterkant steil omhoog ging. ‘Het zonlicht dat per vierkante centimeter op een lichtzeil valt, neemt af met een factor die gelijk is aan het kwadraat van de afstand tot die ster. En de acceleratie varieert recht evenredig aan de hoeveelheid zonlicht die door zo’n zeil gereflecteerd wordt.’

‘Natuurlijk, meneer Renner. Kom voor de dag met wat u zeggen wilt.’ Renner bracht een tweede parabool op het beeldscherm, die veel van de eerste weghad, maar ditmaal in het blauw. ‘Ook de stellaire wind kan een lichtzeil aandrijven. De daardoor uitgeoefende druk op het zeil varieert op ongeveer dezelfde manier, maar een belangrijk verschil is dat de stellaire wind uit atoomkernen bestaat. Die komen niet verder dan het zeil — ze blijven plakken zonder er doorheen te gaan — en die uitstraling vormt overal een rechte hoek met de zon.’

‘Je kunt er niet tegenin laveren,’ besefte Blaine plotseling. ‘Je kunt tegen het licht in laveren door de hoek van het zeil te veranderen, maar door de stellaire wind word je altijd rechtstreeks van de zon weggeduwd.’

‘Precies. En dus, kapitein, stelt u zich nu eens voor dat u een zonnestelsel binnenkwam met een snelheid van zeven procent van die van het licht — moge God het verhoeden — en dat u zou willen stoppen. Wat zou u dan doen?’

‘Al het gewicht overboord gooien dat ik maar kon,’ zei Blaine peinzend. ‘Hmm. Ik zie niet in waarom dat een probleem zou moeten zijn. Toen ze van huis weggingen, moeten ze op dezelfde manier gelanceerd zijn.’

‘Dat geloof ik niet. Daarvoor gaan ze te snel. Maar laten we dat even buiten beschouwing laten. Waar het om gaat is dat ze te hard gaan om te kunnen stoppen, tenzij ze erg dicht bij een zon komen, maar dan ook wel héél erg dicht erbij. De indringer is in feite bezig pardoes in de zon te vallen. Waarschijnlijk zal hij hard overstag gaan, nadat het zonlicht hem voldoende afgeremd heeft… als het schip intussen ten1 minste niet gesmolten is en de tuigage niet losgelaten heeft, of het zeil niet gescheurd is. Maar hun situatie is zo kiele-kiele dat ze zich wel naar die zon toe moeten laten vallen; ze hebben eenvoudig geen keus.’

‘Ach zo,’ zei Blaine.

‘En ik behoef u nauwelijks te vertellen,’ voegde Renner eraan toe, ‘dat wanneer we straks bij hen langszij komen, ook wij bezig zullen zijn, pal op de zon af te gaan…’

‘Met een snelheid van zeven procent van die van het licht?’

‘Nee, met zes procent. De indringer zal tegen die tijd inmiddels al wat vaart geminderd hebben. We zullen er honderdvijfentwintig uur voor nodig hebben om hem te bereiken, en het grootste deel van die afstand zullen we onder vier gees moeten afleggen. Alleen tegen het eind zullen wc wat langzamer kunnen gaan.’

‘Dan zal iedereen het zwaar te verduren krijgen,’ zei Blaine. En een beetje laat vroeg hij zich eensklaps af of Sally Fowler eigenlijk inderdaad van boord gegaan was. ‘Speciaal de passagiers. Kunt u me geen gemakkelijkere koers voorstellen?’

‘Jazeker, meneer,’ zei Renner prompt. ‘Ik zou ook over honderdzeventig uur langszij kunnen zijn zonder ooit sneller te hoeven gaan dan twee en een halve gee — en dat zou ons brandstof besparen ook, want de indringer zal dan inmiddels meer tijd gehad hebben om wat vaart te verliezen. Bij de koers die we momenteel volgen zullen de brandstoftanks net leeg zijn wanneer we op Nieuw-Ierland aankomen, aangenomen dat we de indringer op sleeptouw zullen nemen.’

‘Lege brandstoftanks, hmm. Maar deze koers stond u méér aan.’ Rod begon een hekel te krijgen aan de eerste stuurman en aan die grijns van hem, die voortdurend impliceerde dat de kapitein iets heel belangrijks en voor de handliggends over het hoofd gezien had. ‘Vertelt u me maar eens, waarom,’ stelde hij voor.

‘Het kwam bij me op dat de indringer wel eens vijandig gezind zou kunnen zijn.’

‘Ja. En?’

‘Als we langszij zouden komen en hij zou dan kans zien onze motoren onklaar te maken…’

‘Dan zouden we de zon induiken met een snelheid van zes procent van die van het licht. Inderdaad, ja. En daarom brengt u ons dus zo ver mogelijk van Cal langszij, opdat we eventueel de lijd zullen hebben daar iets aan te doen.’

‘Precies, meneer. Zo is het.’

‘Goed. U geniet hiervan, hè, meneer Renner?’

‘Ik zou dit voor geen geld hebben willen missen, meneer. En u?’

‘Gaat u maar verder met uw werk, meneer Renner.’ Blaine manoeuvreerde zijn acceleratiestoel naar een ander beeldscherm en begon de door de eerste stuurman uitgezette koers te controleren. Enige tijd later wees hij de eerste stuurman erop dat ze vlak voor het tijdstip van onderschepping bijna een uur lang hun acceleratie zouden kunnen verminderen tot één gee om iedereen de kans te geven een beetje bij te komen. Renner was het overdreven geestdriftig met hem eens en toog aan het werk om de nodige veranderingen aan te brengen. ‘Goede vrienden kan ik best gebruiken aan boord van mijn schip,’ had kapitein Cziller altijd tegen zijn cadetten gezegd, ‘maar ik zou ze allemaal inruilen voor één bekwame eerste stuurman.’ En Renner was bekwaam. Renner was tevens een wijsneus, maar dat hinderde niet.

Rod was best tevreden met zo’n bekwame wijsneus.

Bij vier gees verzette niemand een voet en probeerde niemand iets op te tillen. De zwarte kastjes die andere onderdelen moesten vervangen bleven rustig in het ruim liggen, terwijl de MacArthur voorlopig nog bleef functioneren met de dingen die door Sinclair geïmproviseerd waren. De meeste bemanningsleden verrichtten hun werkzaamheden vanuit hun bedden, of vanuit verplaatsbare stoelen, of ze werkten helemaal niet.

In de bemanningsverblijven speelden ze ingewikkelde woordspelletjes, of ze hielden zich bezig met gissingen over de ophanden zijnde ontmoeting, of ze vertelden elkaar verhalen. De helft van de beeldschermen aan boord vertoonden allemaal hetzelfde: een schijf die op de zon leek, met daarachter Murchesons Oog, en de Kolenzak als achtergrond.

De verklikkerlichtjes op het instrumentenbord toonden aan dat er in Sally’s kajuit zuurstof verbruikt werd. Rod sprak binnensmonds een aantal kernachtige vloeken uit. Bijna had hij haar toen meteen opgeroepen via de intercom, maar hij bedacht zich en besloot te wachten. In plaats daarvan riep hij Bury op.

Bury lag in zijn gee-bad: vloeistof met een dun laagje zeer elastisch mylar eromheen. Alleen zijn gezicht en zijn handen waren boven het gebogen oppervlak te zien. Zijn gezicht zag er oud uit — het verried bijna zijn werkelijke leeftijd.

‘Kapitein, u hebt verkozen mij niet op Brigit achter te laten. In plaats daarvan neemt u nu een burger mee op een reis die de mogelijkheid van gevechtshandelingen inhoudt. Mag ik vragen waarom?’

‘Natuurlijk, meneer Bury. Ik nam aan dat het voor u erg inconveniënt zou zijn op een ijsbal aan land gezet te worden met vrijwel geen kans op verder vervoer in het vooruitzicht. Misschien heb ik daar verkeerd aan gedaan.’