Выбрать главу

‘Jullie kunnen wel degelijk gedachtenlezen, hè?’ zei Rod. Hij staarde omhoog, maar behalve wolken was er niets meer te zien.

‘Natuurlijk zal het slagen,’ zei Sally, met grote nadruk.

‘Ik geloof dat ik jullie menswezens nu eindelijk begrijp,’ zei Charlie tegen hen. ‘Hebben jullie wel eens in jullie oude geschiedenisverhalen gelezen?’

Rod en Sally keken de Splinter niet-begrijpend aan. ‘Nee.’

‘Doctor Hardy heeft ons een belangrijke passage daaruit laten zien,’ zei Charlie. Ze wachtte totdat de lift kwam. Eerst gingen twee Mariniers naar binnen en nadat ook de Splinters en de mensen ingestapt waren, volgden de anderen. Charlie ging verder met haar verhaal alsof er geen gewapende bewakers bij waren. ‘Een van jullie oudste schrijvers, een geschiedschrijver genaamd Herodotus, vertelt van een dief, die terechtgesteld zou worden. Toen men hem weg wilde sleuren, wist hij een afspraak met de koning te maken: binnen één jaar tijds zou hij het lievelingspaard van de koning leren hymnen te zingen.’

‘Ja, en verder?’ drong Sally aan. Ze scheen een beetje in de war, en keek verontrust naar Charlie. Hij leek kalm genoeg, maar dr. Hardy had gezegd dat hij zich geen zorgen maakte omtrent de buitenaardse wezens…

‘De andere gevangenen keken toe hoe de dief het paard voorzong, en lachten hem uit. ‘Je zult er niet in slagen,’ zeiden ze tegen hem. ‘Niemand kan dat.’ Waarop de dief antwoordde, ‘Ik heb een jaar de tijd, en wie weet wat er niet allemaal gebeuren kan ondertussen. De koning zou dood kunnen gaan. Het paard zou dood kunnen gaan. Misschien ga ik zelf wel dood. En misschien leert het paard wel zingen.’ Er werd beleefd gelachen. ‘Ik heb het niet erg goed verteld,’ zei Charlie. ‘Trouwens, ik probeerde niet grappig te zijn. Dat verhaal deed me beseffen, hoe vreemd en onbegrijpelijk jullie menswezens eigenlijk wel zijn.’

Er viel een verlegen stilte. Toen de lift tot stilstand kwam vroeg Jock, ‘Hoe gaat het met jullie Instituut?’

‘Uitstekend. We hebben al uitnodigingen aan een aantal mensen verstuurd om de leiding over bepaalde afdelingen op zich te komen nemen.’ Ze lachte een beetje verlegen. ‘Ik moet er haast mee maken, want Rod wil niet dat ik na de bruiloft nog aan het Instituut denk. Jullie komen toch ook op de bruiloft, hè?’

De Bemiddelaars haalden allebei tegelijk de schouders op, en een van hen keek naar de Mariniers. ‘Het zal ons bijzonder verheugen wanneer men ons toestaat, die bij te wonen,’ antwoordde Jock. ‘Maar we hebben geen geschenken voor jullie. Er is geen Bruine om die te maken.’

‘We kunnen best zonder,’ zei Rod. De deur van de lift was al geopend, maar ze wachtten totdat twee van de Mariniers de gang geïnspecteerd hadden.

‘Wel bedankt dat u mij toegestaan hebt admiraal Kutuzov te ontmoeten,’ zei Jock. ‘Al vanaf het moment dat ons ambassadeursschip langszij van de MacArthur kwam, heb ik ernaar verlangd met hem te spreken.’

Verwonderd keek Rod de buitenaardse wezens aan. Jocks conversatie met Kutuzov was slechts van korte duur geweest, en een van de belangrijkste vragen die de Splinter hem gesteld had, was ‘Houdt u van citroen in thee?’

Ze zijn zo verdomd beschaafd en innemend, en daarom zullen ze nu die paar jaren die hun nog resten onder bewaking moeten doorbrengen, terwijl de Voorlichtingsdienst hen en hun ras in een kwaad daglicht stelt. We hebben zelfs een schrijver in dienst genomen om een scenario te schrijven voor een televisiespel over de laatste uren van mijn cadetten.

‘Het was maar een kleine moeite,’ zei Rod. ‘We —’

‘Ja, ik weet het. Jullie kunnen ons niet naar huis laten gaan.’ Charlies stem veranderde in die van een Nieuw-schotlandse jongeling. ‘We weten nu allemaal meerr van menswezens af, dan veilig voorr jullie is.’

Ze maakte een minzaam gebaar naar de Mariniers. Twee daarvan gingen hen voor de gang in en de Splinters volgden hen. De andere bewakers sloten zich achter hen aan en de kleine optocht liep de gang door, tot ze bij de vertrekken van de Splinters kwamen. Zachtjes sloot de liftdeur zich.

Epiloog

Bijna roerloos hing de Defiant in de ruimte, aan de buitenste rand van het Murchesonstelsel. Om haar heen lagen andere schepen in slagformatie gegroepeerd, en een eind verderop, aan stuurboordzijde, hing de Lenin als een opgezwollen zwart ei. Minstens de helft van de hoofd-slagvloot verkeerde voortdurend in een toestand van paraatheid, en ergens daar beneden, in de rode hel van het Oog, cirkelden nog weer andere schepen rond, en wachtten. De Defiant had zojuist een toerbeurt bij het Gekke Gerrit-Eskader achter de rug. Die benaming was inmiddels al bijna officieel geworden. De manschappen hadden trouwens de neiging een heleboel van de Splinters afkomstige uitdrukkingen te bezigen. Wanneer iemand een vette pot met pokeren won, tien tegen een dat hij dan luid ‘Fyunch(klik)!’ riep. En toch, mijmerde kapitein Herb Colvin, hebben de meesten van ons nog nooit een Splinter gezien. Zelfs hun schepen krijgen we nauwelijks te zien: alleen maar doelwitten, die daar in de ruimte hangen, hulpeloos na de Sprong.

Een handjevol had kans gezien buiten het Oog te komen, maar ze waren stuk voor stuk zo ernstig beschadigd geweest dat ze nauwelijks ruimtewaardig genoemd konden worden. Er was altijd ruim voldoende tijd om de schepen buiten het Oog te waarschuwen dat er weer een schip van de Splinters op komst was — als ze tenminste niet al eerder gedood waren door het Oog zelf.

De laatste paar schepen waren uit het Gekke Gerrit-punt naar buiten komen schieten met aanvangssnelheden tot wel duizend kilometer per seconde. Hoe konden de Splinters in godsnaam met dergelijke snelheden door een Springpunt gaan? Schepen die in het Oog op ze lagen te wachten, zagen geen kans ze te pakken te krijgen. Maar dat hoefden ze ook niet, want de bemanningen — en de automatische piloten — van de Splinterschepen waren hulpeloos door de schok van de Sprong, en niet bij machte te decelereren. Iedere keer opnieuw hadden de wegvluchtende zwarte klodders de opeenvolgende kleuren van de regenboog doorlopen, om vervolgens te exploderen. En wanneer de Splinters gebruik maakten van hun unieke, zich uitzettende krachtvelden ontploften ze zelfs nog eerder, aangezien ze dan sneller hitte opnamen van de gloeiendhete, gele fotosfeer.

Herb Colvin legde het laatste nieuwe rapport over de trucjes en de technologie van de Splinters naast zich neer. Een heleboel van wat daarin stond had hij zelf geschreven, en alles bij elkaar genomen kwam het daarop neer, dat de Splinters geen schijn van kans hadden. Tegen schepen die niet van een Alderson-aandrijving voorzien behoefden te zijn, schepen die stationair lagen te wachten op Splinters die nog steeds geen vermoeden hadden van de door de Sprong teweeggebrachte geestelijke verwarring, konden ze niet op… hij kon bijna medelijden met ze hebben.

Colvin nam een fles uit het kastje aan de wand van zijn patrouillekajuit en schonk zich, ondanks de Coriolis-krachten, met grote vaardigheid een glas in. Hij nam het glas mee naar zijn stoel, en liet zich daarin zakken. Op zijn schrijftafel lag een pakje brieven, waarvan hij de meest recente brief van zijn vrouw al opengescheurd had om zich ervan te vergewissen dat thuis alles in orde was. Nu kon hij de brieven op zijn gemak in de juiste volgorde gaan lezen. Hij hief zijn glas op naar het portret van Grace, dat op zijn schrijftafel stond. Ze had niet veel nieuws van Nieuw-Chicago, maar de laatste keer dat haar zuster haar geschreven had was alles in orde geweest daar. De post naar Nieuw-Schotland deed er erg lang over. Het huis dat ze had weten te vinden lag buiten het Nieuwschotlandse verdedigingssysteem, maar ze zou er zich geen zorgen over maken, aangezien Herb haar immers verzekerd had dat de Splinters niet konden uitbreken. Ze had een huurcontract afgesloten voor de volle drie jaren dat ze hier gestationeerd zouden zijn.