Выбрать главу

De romp was bultig en knobbelig. Het spierstelsel was ingewikkelder dan dat van een mens. Van de onderliggende fundamentele beender-structuur kon Rod niets onderscheiden.

En die armen — tja, daar zat wel een griezelig soort logica in. De ellebogen van de beide rechterarmen pasten te mooi in elkaar, als een nest plastic bekertjes. Dat was door evolutie gekomen. Het schepsel was dus niet mismaakt. Maar het hoofd was het ergste van alles. Het had geen hals. De zware spierenbundels van de linkerschouder gingen in één gladde welving rechtstreeks omhoog naar de top van het hoofd van het buitenaardse wezen. De linkerkant van de schedel ging over in de linkerschouder en was veel groter dan de rechterkant. Er zat geen linkeroor aan en daar was trouwens ook geen plaats voor. Een groot, vliesachtig kabouteroor sierde de rechterkant boven een smalle schouder die er bijna menselijk uitgezien zou hebben als er zich daaronder en ietsje naar achteren niet een tweede soortgelijke schouder bevonden had.

Het gezicht was met niets te vergelijken wat hij ooit gezien had. Bij een dergelijk hoofd zou eigenlijk niet eens sprake mogen zijn van een gezicht. Maar er waren twee symmetrische, scheefstaande ogen die wijd open stonden in de dood en die iets erg menselijks hadden en ergens aan die van een oosterling deden denken. En ook was er een uitdrukkingsloze mond waarvan de lippen ietsje vaneen geweken waren, zodat er puntige tanden te zien waren. ‘Nou, wat vind je van hem?’

‘Het spijt me dat hij dood is,’ antwoordde Rod. ‘Ik kan wel een miljoen vragen bedenken die ik hem zou willen stellen — En er was alleen maar deze ene?’

‘Ja. Hij was de enige die we in het schip gevonden hebben. Maar kijk nu eens even hiernaar.’

Cranston raakte een hoek van zijn schrijfbureau aan en er werd een verborgen bedieningspaneel zichtbaar. Aan de wand links van Rod schoof een stel gordijnen vaneen en de kamerverlichting werd lager gedraaid. Een beeldscherm lichtte op en gaf een uniform wit beeld te zien.

Plotseling schoten er vanuit de randen van het beeld schaduwen te voorschijn die snel kleiner wordend bijeenkwamen in het midden en toen verdwenen. Dit alles nam slechts enkele seconden in beslag. ‘Deze beelden werden door je camera’s aan de zonzijde geregistreerd, tenminste door die camera’s die niet weggebrand waren. En nu zal ik ze eens vertraagd projecteren.’

Schaduwen bewogen zich met rukjes naar het midden van het beeld tegen een witte achtergrond. Toen er een half dozijn zichtbaar waren, zette de Admiraal de projector stop. ‘Nou?’

‘Ze zien er net zo uit als — als dat daar,’ zei Rod. ‘Blij dat je dat ook vindt. En let nu goed op.’ De projector draaide weer verder. De vreemdsoortige vormen werden kleiner, kwamen bij elkaar, en verdwenen toen, en het was niet alsof ze kleiner geworden waren om ten slotte in het oneindige te verdwijnen, maar alsof ze plotseling verdampt waren.

‘Maar wat we daar zien zijn passagiers die uit de verkenner naar buiten gesmeten worden om vervolgens verbrand te worden door het licht-zeil! Wat heeft dat voor zin?’

‘Ik begrijp er ook niets van. En ginds op de universiteit kunnen ze je er wel veertig verschillende verklaringen voor geven, Het beeld is trouwens niet al te duidelijk. Heb je gezien hoe verwrongen ze eruitzagen? Verschillende afmetingen, verschillende vormen. Onmogelijk vast te stellen of het levende wezen waren. Een van die grappenmakers van antropologen denkt dat het beeldjes van goden waren, die naar buiten gegooid werden om ze voor ontheiliging te bewaren. Hij is er al zowat in geslaagd ook de rest van dat stelletje van die theorie te overtuigen, met uitzondering van degenen die beweren dat die foto’s van een beschadigd stuk film afkomstig zijn, of /het gevolg van door het Langston-veld veroorzaakte vertekeningen in het beeld, of dat ze gewoon bedrog zijn.’

‘Ja, meneer.’ Commentaar was hier overbodig en Blaine onthield zich er dan ook van. Hij keerde terug naar zijn stoel en bekeek de foto opnieuw. Wel een miljoen vragen… was die piloot nu maar niet dood…

Na een lange pauze bromde de Admiraal, ‘Tja. Hier is een kopie van het rapport waarin alles beschreven staat wat we in de verkenner gevonden hebben. Neem het maar mee om te bestuderen; je hebt morgenmiddag een afspraak bij de Onderkoning en die zal verwachten dat je van een en ander afweet. Die antropologe van jou heeft aan de opstelling van dat rapport meegewerkt, dus als je wilt kun je het met haar bespreken. En daarna kun je de verkenner gaan bekijken; we halen hem vandaag naar beneden.’ Cranston grinnikte toen hij de verbaasde uitdrukking op Blaines gezicht zag. ‘Verbaasd dat je dat allemaal te zien krijgt? Je zult wel merken, waarom. Zijne Koninklijke Hoogheid heeft plannen en jij komt daar ook in voor. We brengen je nog wel op de hoogte.’

Rod saleerde en verliet in grote verwarring het vertrek met het rapport, waarop STRIKT GEHEIM te lezen stond, onder zijn arm geklemd.

Het rapport bestond voornamelijk uit vraagtekens. Het grootste deel van de inwendige apparatuur van de verkenner was één puinhoop: met elkaar versmolten brokken plastic, restanten van geïntegreerde circuits, vreemdsoortige stroken van geleidende en half-geleidende materialen die door elkaar gesmeten lagen zonder dat er enige orde of logica in te onderscheiden viel. Van de kabels waarmee het zeil bediend was, viel geen spoor te bekennen; er was ook geen bedieningsapparatuur om ze te vieren of aan te trekken en er zaten geen openingen in de tweeëndertig uitsteeksels die zich aan het ene uiteinde van de verkenner bevonden. Als de kabels allemaal een en dezelfde molecule geweest waren, dan zou te verklaren zijn waarom ze ontbraken, want dan zouden ze uit elkaar zijn gevallen en een chemische verandering ondergaan hebben toen ze door Blaines laserkanonnen doorgesneden werden. Maar hoe hadden ze het zeil bediend? Konden die kabels zich op de een of andere manier spannen en ontspannen als een spier?

Dat was een vreemd denkbeeld, maar sommige van de nog intact zijnde mechanismen waren minstens even vreemd. Er zaten geen gestandaardiseerde onderdelen in de verkenner. Apparaatjes die bijna dezelfde functie hadden, verschilden in het ene geval op een subtiele manier van elkaar, maar liepen in het andere geval opvallend sterk uiteen. Ribspanten en scheepsbeslag leken wel met de hand uitgesneden te zijn. De verkenner was evenzeer een stuk beeldhouwwerk als dat het een machine was.

Blaine las dit alles, schudde verbijsterd het hoofd, en riep Sally op. Even later voegde ze zich bij hem in zijn kajuit. ‘Ja, dat heb ik geschreven,’ zei ze. ‘Het schijnt zo te zijn. Iedere bout en moer in die verkenner werd afzonderlijk ontworpen. Het zou minder verbazingwekkend zijn, als je aan die verkenner een of ander godsdienstig doel zou toeschrijven. Maar dat is nog niet alles. Je kent het principe waarop een fail-safe herhaling berust?’

‘Bij machines? Ja, twee dingsigheidjes voor het verrichten van dezelfde taak. Voor het geval er één defect raakt.’

‘Nou, de Splinters schijnen dat principe van twee kanten toe te passen.’

‘Splinters?’

Ze haalde haar schouders op. ‘We moesten immers een naam voor ze bedenken. Hun ingenieurs hebben inderdaad steeds twee apparaatjes gebouwd voor het verrichten van een en dezelfde taak, maar dat tweede apparaatje verricht daarnaast nog twee andere taken en bij sommige van de apparaten fungeren de onderstukken tegelijk als bi-metallische thermostaten en thermo-elektrische generators. Rod, ik begrijp die technische termen zelf maar half. Bouweenheden bijvoorbeeld: onze menselijke ingenieurs werken met gestandaardiseerde bouweenheden, nietwaar, die gemakkelijk vervangen kunnen worden en een afzonderlijk geheel vormen?’

‘Voor het verrichten van ingewikkelde taken natuurlijk wel, ja.’

‘Nou, de Splinters doen dat niet. Alles is uit één stuk gemaakt en alles grijpt in elkaar en oefent zijn werking uit op de rest. Rod, er bestaat een goede kans dat de Splinters pienterder zijn dan wij.’ Rod floot tussen zijn tanden. ‘Dat is… beangstigend. Maar, hé, wacht eens even. Dan zouden ze toch ook de Alderson-aandrijving moeten hebben, nietwaar?’