Renner bleef eensklaps staan. ‘Kijk, je kunt Murchesons Oog zelfs bij daglicht zien!’
Dat was zo. De ster stond hoog in het oosten; een rode vonk die maar net zichtbaar was tegen de blauwe hemel.
‘Maar het Gezicht van God valt niet te onderscheiden.’
Hoofden draaiden om en keken naar de Marinemannen. Op zachte toon zei Potter, ‘Meneerr Rrennerr, op deze planeet kunt ge ’t maarr beterr nie ’t Gezicht van God noemen.’
‘Huh? Waarom niet?’
‘De Hemmisten noemen het ’t Gezicht van Hem. Ze noemen hun God nooit rrechtstrreeks bij z’n naam. Maarr de leden van de waarre Kerrk zien d’rr niks anderrs in als de Kolenzaknevel.’
‘Overal elders noemen ze het anders het Gezicht van God. Of het nu leden van de ware Kerk zijn of niet.’
‘Maarr elderrs in ’t Keizerrrijk trreft ge ook geen Hemmisten aan. Als ge nu meekomt deze kant uit, kunnen we nog voorr donkerr bij de Kerrk van Hem zijn.’
‘Hoe is die sekte van de Hemmisten ontstaan?’ vroeg Renner. ‘Volgens de legende,’ begon Potter, maar toen aarzelde hij. ‘Och, tis best mogelijk dat ’t nie allemaal legende is. Maarr de Hemmisten zeggen dat ’t Gezicht van God op ’n dag ontwaakte.’
‘Hm?’
‘Ja. Hij dee Z’n ene oog open.’
‘Dat zou precies kloppen, als de Splinters zich inderdaad van laserkanonnen bedienden om een lichtzeil mee voort te stuwen. Bestaan daar gegevens over?’
‘Jèh.’ Potter dacht even na. ‘ ’t Gebeurrde tijdens de Afscheidings-oorrlogen. Die oorrlogen hebben ons geweldig veel schade berrok-kend, weet ge. Nieuw-Schotland bleef trrouw aan ’t Keizerrrijk, maarr Nieuw-Ierrland nie. We waarr’n allebei even sterrk. Ongeveerr vijftig jaarr lang bevochten we elkand’rr, totdat d’rr geen interrstellairrre schepen meerr overr waarr’n en we helemaal geen contact mee de sterr’n meer hadden. En toen, in 2870, kwam d’rr ’n schip ons stelsel binnenvallen, ’t Was de Ley Crraterr, ’n handelsschip dat ze omgebouwd hadden voorr de oorrlog. Ze was beschadigd, maarr d’rr Lang-ston-vcld was nog intact en ze had ’n rruim vol torrpedo’s. Zo beschadigd als ze was, was ze toch nog ’t sterrkste schip in ’t hele Nieuw—’Caledoniëstelsel; zo laag waarr’n we toen inmiddels al gezonken. En met haarr hulp hebben we toen die verraderrs van Nieuw-Ierrland verrnietigd.’
‘Dat is anders al honderd vijf tig jaar geleden; maar jij vertelt het alsof je het zelf allemaal meegemaakt hebt.’
Potter glimlachte. ‘We vatten onze geschiedenis hierr errg perrsoonlijk op.’
‘Vanzelf,’ zei Staley.
‘Ge vrroeg om gegevens,’ zei Potter. ‘In de arrchieven van de Univerrsiteit staat d’rr niks overr opgetekend. Sommige van de computerr-gegevens zijn uitgewist doorr oorrlogsschade, moet ge weten. D’rr is iets met ’t Oog gebeurrd, dat staat vast, maarr ’t moet tegen ’t eind van de oorrlog gebeurrd zijn. ’t Zal destijds nie zoveel indrruk gemaakt hebben, snapt u.’
‘Waarom niet? Het Gezicht van — uh, het Oog is beslist het grootste en helderste ding dat aan jullie hemel zichtbaar is.’ Potter glimlachte weer, maar het was een vreugdeloze glimlach. ‘Nie tijdens de oorrlog. Ik heb dagboeken gelezen. De mensen hielden zich toen schuil onderr ’t Langston-veld van de Univerrsiteit. En wanneerr ze buiten kwamen, zagen ze de hemel als ’n slagveld, vol vrreemde lichten en de uitstrralingen van ontploffende schepen. Pas toen de oorrlog afgelopen was, begonnen de mensen wcerr naarr de hemel te kijken. Toen prrobeerrden de astrronomen ’n studie te maken van wat err met ’t Oog gebeurrd was. En toen is ’t gebeurrd dat Howarrd Grrote Littlemead z’n goddelijke inspirratie krreeg.’
‘Hij besloot zeker dat het Gezicht van God precies datgene was waar het ook op leek.’
‘Jèh, dat deed-ie. En hij heeft ’n heleboel mensen weten te overrtui-gen. We zijn d’rr, heerr’n.’
De Kerk van Hem zag er imposant uit, maar tegelijk ook haveloos en armoedig. Ze was gebouwd van uitgehouwen steenblokken en erop berekend om de eeuwen te trotseren. Dit laatste had ze inderdaad gedaan, maar het steen was verweerd en gezandstraald door talloze stormen; in de bovendrempel en de kroonlijsten en ook op andere plekken zaten scheuren; in de muren waren initialen en vieze woorden gekerfd door middel van laserstralen en andere werktuigen. De priester was een lange maar mollige man met een zacht en verslagen uiterlijk. Maar hij spreidde een onverwachte vastberadenheid tentoon in zijn gedecideerde weigering hen binnen te laten. Ook Potters onthulling dat hij een dorpsgenoot was bracht hier geen verandering in. De Kerk van Hem en haar priesters hadden veel te lijden gehad van zulke dorpsgenoten.
‘Kom, laten we redelijk met elkaar praten,’ zei Renner tegen hem. ‘U gelooft toch niet echt dat we van plan zijn iets te ontwijden, is ’t wel?’
‘Ge zijt geen geloverrs. Wat hebt ge hierr te zoeken?’
‘We zijn alleen maar gekomen om dat beeld van de Ko — uh, van het Gezicht van Hem in al zijn glorie te zien. Zodra we het gezien hebben, vertrekken we weer. Als u ons niet wilt binnenlaten, zullen we u waarschijnlijk langs officiële weg daartoe kunnen dwingen. Dit is een zaak die de Marine aangaat.’
De priester keek minachtend. ‘Dit is Nieuw-Schotland en nie een van die prrimitieve koloniën van jullie, waarr de rregeerring alleen maarr uit godslasterrende Marrinierrs bestaat. Ge zoudt ‘rr ’n bevel van de Onderrkoning voorr nodig hebben om hierr binnen te drringen. En ge zijt trrouwens maarr toerristen.’
‘Heeft u al van dat buitenaardse verkenningsschip gehoord?’ De priester verloor wat van zijn zelfverzekerdheid. ‘Jèh.’
‘We geloven dat het gelanceerd werd door middel van laserkanonnen en dat het afkomstig is van de Splinter.’
De priester stond een ogenblik perplex. Maar toen kreeg hij een lange en luidruchtige lachbui. Nog altijd lachend liet hij hen binnen. Hij zei verder geen woord tegen hen, maar ging hen voor over de gebarsten tegels, door een soort voorportaal, en bracht hen het voornaamste heiligdom binnen. Toen ging hij opzij staan om hun gezichten gade te slaan.
Het Gezicht van Hem nam de halve muur in beslag. Het zag eruit als een reusachtig groot hologram. Langs de rand waren de sterren enigszins vervaagd, zoals bij een heel oud hologram inderdaad het geval zou zijn. En ook kreeg je de zich bij hologrammen altijd voordoende indruk dat je in het oneindige keek.
Het Oog in dat Gezicht straalde met een beangstigende intensiteit heldergroen. Fel groen met een rood vlekje erin. ‘Mijn God’ zei Staley en voegde er toen haastig aan toe, ‘Ik bedoel dat niet zoals het klinkt. Maar — wat een kracht! Je zou er het industriële potentieel van een ver gevorderde wereld voor nodig hebben om zoveel licht uit te stralen over een afstand van vijfendertig lichtjaren!’
‘En ik dacht nog wel dat ik ’t me grroterr herrinnerrd had dan ’t eigenlijk was,’ fluisterde Potter.
‘Ziet ge wel!’ kraaide de priester triomfantelijk. ‘En gelooft ge nu soms nog, dat ’t ’n natuurrverrschijnsel geweest zou kunnen zijn? Welaan, hebt ge genoeg gezien?’
‘Ja,’ zei Renner, en ze vertrokken.
Buiten gekomen bleven ze in het snel wegstervende daglicht staan. Renner schudde verwonderd het hoofd. ‘Ik kan het die Littlemead niet kwalijk nemen,’ zei hij. ‘Het is eigenlijk een wonder dat hij er niet in geslaagd is iederéén op deze planeet te overtuigen.’
‘We zijn ’n koppig volkje,’ zei Potter. ‘Dat gluurrende silhouet aan gindse nachtelijke hemel is ze misschien wat al te opdrringerrig voorr-gekomen, en wat al te…’
‘Zo van: Hier ben ik, stommelingen; zien jullie me niet?’ opperde Renner.
‘Jèh. Nieuwschotlanderrs houen ’r nie van als sufferrds behandeld te worrden, zelfs nie doorr Hem.’