Выбрать главу

Sansa sloot de luiken en keerde zich abrupt van het venster af. ‘U ziet er vandaag heel mooi uit, jonkvrouwe,’ zei ser Arys.

‘Dank u, ser.’ In de wetenschap dat Joffry zou eisen dat ze het toernooi te zijner ere zou bijwonen had Sansa extra zorg besteed aan haar gezicht en kleren. Ze droeg een japon van lichtpaarse zijde en een maanstenen haarnet dat Joffry haar had geschonken. De japon had lange mouwen om de blauwe plekken op haar armen te bedekken. Ook dat waren geschenken van Joffry. Toen hij had gehoord dat Robb tot koning in het Noorden was uitgeroepen, was zijn woede vreselijk geweest en had hij ser Boros gestuurd om haar te slaan.

‘Zullen we gaan?’ Ser Arys bood haar zijn arm en ze liet zien door hem haar kamer uit leiden. Als ze dan toch op al haar schreden werd gevolgd door een lid van de Koningsgarde, dan gaf Sansa aan hem de voorkeur. Ser Boros was opvliegend, ser Meryn kil, en de vreemde, doodse ogen van ser Mandon verontrustten haar, terwijl ser Preston haar als een onnozel kind behandelde. Arys Eikhart was hoffelijk en sprak op hartelijke toon tegen haar. Hij had zelfs een keer bezwaar gemaakt toen Joffry hem had bevolen haar te slaan. Uiteindelijk had hij haar toch geslagen, maar niet zo hard als ser Meryn of ser Boros gedaan zouden hebben, en hij had tenminste nog weerwoord gegeven. De anderen gehoorzaamden zonder tegenspraak… behalve de Jachthond, maar hem vroeg Joff nooit om haar te straffen. Daar had hij de overige vijf voor. Ser Arys had lichtbruin haar en een niet onaantrekkelijk gezicht. Vandaag zag hij er erg zwierig uit met zijn witzijden mantel, op zijn schouder bevestigd met een gouden blad, en met een eik met een brede kruin in glanzend gouddraad op de voorkant van zijn tuniek geborduurd. ‘Wie zal er vandaag met de eer gaan strijken?’ vroeg Sansa terwijl ze gearmd de trap afdaalden.

‘Ik,’ zei ser Arys met een glimlach. ‘Maar ik vrees dat de triomf weinig zoet zal zijn. Het veld is klein en slecht bezet. Er treden niet meer dan veertig man in het krijt, schildknapen en vrijruiters meegerekend. Er schuilt weinig eer in om onervaren knapen uit het zadel te lichten.’

Het vorige toernooi was anders geweest, peinsde Sansa. Dat was door koning Robert ter ere van haar vader georganiseerd. Uit het ganse rijk waren hooggeboren heren en befaamde kampvechters gekomen om in het strijdperk te treden, en de hele stad was uitgelopen om te kijken. Ze herinnerde zich nog hoe schitterend het was geweest: het veld vol paviljoenen langs de rivier, met voor elke ingang een ridderschild, de lange rijen zijden Vanen, wapperend in de wind, het zonlicht, blinkend op fel staal en vergulde sporen. De dagen waren vervuld geweest van trompetgeschal en hoefgetrappel en de nachten van feestgedruis en gezang. Dat was de meest betoverende periode van haar leven geweest, maar nu leek het een herinnering uit een ander tijdperk. Robert Baratheon was dood en haar vader ook, als verrader onthoofd op de treden van de Grote Sept van Baelor. Nu waren er drie koningen in het land, en aan gene zijde van de Drietand woedde de oorlog, terwijl de stad volstroomde met wanhopige mannen. Geen wonder dat Joffs toernooi achter de dikke stenen muren van de Rode Burcht gehouden moest worden.

‘Zal de koningin zich ook laten zien, denkt u?’ Sansa voelde zich altijd veiliger als Cersei er was om haar zoon in bedwang te houden.

‘Ik vrees van niet, jonkvrouwe. De raad komt voor een dringende kwestie bijeen.’ Ser Arys dempte zijn stem. ‘Heer Tywin heeft zich in Harrenhal verschanst in plaats van met zijn leger naar de stad te komen, zoals de koningin had bevolen. Hare Genade is furieus.’ Hij zweeg toen een colonne Lannister-wachters met scharlakenrode mantels en met leeuwen bekroonde helmen langsmarcheerde. Ser Arys was dol op roddelen, maar alleen als hij zeker wist dat er niemand luisterde. De timmerlieden hadden in de buitenhof een eretribune en een omheining opgericht. Het was inderdaad een armzalig geheel, en het schamele aantal toeschouwers bezette maar de helft van de plaatsen. Het publiek bestond voor het merendeel uit wachters in de gouden mantels van de Stadswacht of de scharlakenrode van het huis Lannister, en er was maar een zielig klein groepje hooggeboren dames en heren, alleen het handjevol dat nog aan het hof was. Heer Gyllis Roswijck, met het grauwe gezicht, zat in een roze zijden doek te hoesten. Vrouwe Tanda werd geflankeerd door haar dochters, de gezapige, saaie Lollys en Falyse met de vlijmscherpe tong. Jalabhar Xho met zijn huid van ebbenhout was een balling die nergens anders heen kon en jonkvrouwe Ermesande een baby op de schoot van haar min. Er werd gefluisterd dat ze binnenkort aan een neef van de koningin zou worden uitgehuwelijkt, zodat de Lannisters aanspraak konden maken op haar gebied. De koning zat in de schaduw van een scharlakenrood baldakijn, één been slordig over de fraai bewerkte houten armleuning van zijn zetel geslagen. Prinses Myrcella en prins Tommen zaten achter hem. Achter in de koninklijke loge stond Sandor Clegane op wacht. Zijn handen rustten op zijn zwaardriem, over zijn brede schouders was de witte mantel van de Koningsgarde gedrapeerd en bevestigd met een broche met juwelen. De sneeuwwitte stof bood een onnatuurlijk contrast met zijn grof geweven bruine tuniek en met ijzer beslagen leren kolder. ‘Jonkvrouwe Sansa,’ kondigde de Jachthond kortaf aan toen hij haar zag. Zijn stem was ruw, het geluid van een zaag op hout. Als hij sprak vertrok de ene helft van zijn mond, een gevolg van de littekens van de brandwonden op zijn gezicht en hals.

Prinses Myrcella knikte beschroomd bij wijze van groet toen ze Sansa’s naam hoorde, maar de mollige kleine prins Tommen sprong gretig overeind. ‘Heb je het gehoord, Sansa? Ik mag vandaag met het toernooi meedoen. Mama zei dat het goed was.’ Tommen was maar liefst acht. Hij deed haar aan Bran denken, haar eigen jongere broertje. Ze waren even oud. Bran was nog in Winterfel, verlamd, maar veilig. Sansa zou er alles voor gegeven hebben om bij hem te zijn. ‘Ik vrees voor het leven van uw tegenstander,’ sprak ze plechtig tegen Tommen.

‘Die tegenstander is een stropop,’ zei Joff terwijl hij overeind kwam. De koning droeg een verguld borstharnas met een brullende leeuw op de voorkant gegraveerd, alsof hij verwachtte dat de oorlog hen elk moment kon overvallen. Hij was vandaag dertien geworden, en lang voor zijn leeftijd, met de groene ogen en het gouden haar van de Lannisters.

‘Uwe Genade,’ zei ze, en ze maakte een revérence.

Ser Arys boog. ‘Verschoning, Uwe Genade. Ik moet mij toerusten voor de strijd.’

Joff wuifde hem met een kort gebaar weg terwijl hij Sansa van top tot teen bestudeerde. ‘Het verheugt me dat je mijn stenen draagt.’

Dus de koning verkoos vandaag de hoofse edelman uit te hangen. Sansa was opgelucht. ‘Ik dank u voor uw geschenk… en voor uw tedere woorden. Ik bid u een gelukkige naamdag toe, Uwe Genade.’

‘Ga zitten,’ commandeerde Joffry en hij dirigeerde haar naar de lege zetel naast de zijne. ‘Heb je het gehoord? De bedelaarkoning is dood.’

‘Wie?’ Even was Sansa bang dat hij Robb bedoelde.

‘Viserys. De laatste zoon van de gekke koning Aerys. Hij liep al sinds mijn geboorte in de vrijsteden te roepen dat hij koning was. Nu zegt mama dat de Dothraki hem eindelijk hebben gekroond. Met gesmolten goud.’ Hij lachte. ‘Grappig, hè? Ze hadden een draak als wapenteken. Dat is bijna even leuk als wanneer jouw verraderlijke broer door een wolf gedood zou worden. Misschien voer ik hem wel aan de wolven als ik hem gevangengenomen heb. Had ik je al verteld dat ik van plan ben hem tot een tweegevecht uit te dagen?’

‘Daar zou ik graag getuige van zijn, Uwe Genade.’ Zelfs liever dan jij beseft. Sansa zorgde dat het koel en beleefd klonk, maar toch vernauwden Joffry’s ogen zich toen hij probeerde te zien of ze soms de spot met hem dreef. ‘Zult u vandaag in het strijdperk treden?’ vroeg ze snel. De koning fronste zijn wenkbrauwen. ‘Mijn edele moeder zei dat dat ongepast was, omdat het toernooi te mijner ere is. Anders zou ik gezegevierd hebben. Of niet soms, hond?’