‘Dat zal ik je vertellen als ik het weet. Plannen zijn net fruit. Ze hebben tijd nodig om te rijpen. Op dit moment heb ik zin om een ritje door de straten te maken en me een oordeel over deze stad te vormen.’ Tyrion liet zijn hand op de sfinx naast de deur rusten. ‘Nog een laatste verzoek. Wees zo goed ervoor te zorgen dat Sansa Stark niets overkomt. We kunnen beter niet beide dochters verliezen.’
Buiten de raadszaal knikte Tyrion ser Mandon toe en liep de hoge, gewelfde hal door. Bronn sloot zich bij hem aan. Van Timet, zoon van Timet, was geen spoor te bekennen. ‘Waar is onze rode hand?’ vroeg Tyrion.
‘Die kreeg aandrang om op verkenning uit te gaan. Zijn soort is niet op wachten in de hal berekend.’
‘Ik hoop dat hij geen belangrijke lieden doodslaat.’ De clanleden die Tyrion uit hun forten in de Maanbergen had meegenomen waren op hun eigen woeste manier wel trouw, maar ook trots en twistziek en geneigd reële of imaginaire beledigingen met staal uit te wissen. ‘Probeer hem te vinden. En als je toch bezig bent, wil je dan zorgen dat de rest wordt ondergebracht en gevoed? Ik wil ze in de barakken onder aan de Toren van de Hand hebben, maar zorg dat de hofmeester de Steenkraaien niet naast de Maanbroeders onderbrengt, en zeg hem dat de Verbrande Mannen een eigen zaal moeten hebben.’
‘Waar ga jij heen?’
‘Terug naar het Gebroken Aambeeld.’
Bronn grijnsde brutaal. ‘Begeleiding nodig? Het schijnt hier op straat niet veilig te zijn.’
‘Ik zal de aanvoerder van mijn zusters huiswacht wel laten komen en hem erop wijzen dat ik evenzeer een Lannister ben als zij. Hij moet er even aan herinnerd worden dat hij eedplichtig is aan de Rots van Casterling, en niet aan Cersei of Joffry.’
Een uur later reed Tyrion de Rode Burcht uit onder begeleiding van een twaalftal Lannisterwachters in karmozijnrode mantels en met leeuwen bekroonde halfhelmen op. Toen ze onder het valhek doorreden viel zijn oog op de hoofden boven op de muren. Door ontbinding en oude teer zwart geworden, waren ze allang niet meer herkenbaar. ‘Kapitein Vylar,’ riep hij, ‘zorgt u ervoor dat die morgenvroeg verwijderd zijn. Breng ze maar naar de zwijgende zusters, dan kunnen die ze reinigen.’
Uitzoeken bij welk lichaam ze hoorden zou afschuwelijk zijn, maar het moest gebeuren. Zelfs tijdens een oorlog dienden de fatsoensregels in acht genomen te worden.
Aarzelend zei Vylar: ‘Zijne Genade heeft bevolen dat de hoofden van de verraders op de muur moeten blijven tot de laatste drie pieken aan het eind van de rij ook bezet zijn.’
‘Laat me eens in het wilde weg een gokje wagen. Eén voor Robb Stark, en de twee andere voor de heren Stannis en Renling. Kan dat kloppen?’
‘Ja, heer.’
‘Mijn neef is vandaag dertien geworden, Vylar. Knoopt u dat maar in uw oren. Ik wil dat die hoofden er morgen af zijn, of een van de lege pieken krijgt een andere bezetting. Begrijpt u wat ik bedoel, kapitein?’
‘Ik zal er persoonlijk zorg voor dragen dat ze verwijderd worden, heer.’
‘Goed.’ Tyrion dreef zijn hielen in de flanken van zijn paard en draafde ervandoor. De roodmantels moesten hem maar zien bij te houden. Hij had tegen Cersei gezegd dat hij zich een oordeel over de stad wilde vormen. Dat was niet helemaal gelogen. Het merendeel van wat hij zag beviel Tyrion Lannister niets. De straten van Koningslanding waren altijd al stampvol, ruig en lawaaierig geweest, maar nu roken ze naar gevaar op een manier die hij zich niet kon herinneren van zijn vorige bezoeken. Een troep verwilderde honden was bezig een naakt lijk te verscheuren dat bij de Straat der Weefgetouwen in de goot lag, maar niemand leek zich erom te bekreunen. Er vielen nogal wat wachters in gouden mantels en zwarte maliënhemden te signaleren die twee aan twee door de stegen liepen, hun ijzeren knotsen voortdurend bij de hand. De markten waren druk bevolkt met haveloze lieden die hun huisraad tegen elk bod van de hand deden, terwijl de boeren die voedsel verkochten juist schitterden door afwezigheid. De weinige landbouwproducten die hij zag waren drie keer zo duur als een jaar geleden. Een handelaar ventte aan een vleespen geroosterde ratten uit. ‘Verse ratten,’ riep hij luidkeels, ‘verse ratten.’ Verse rattten waren ongetwijfeld te prefereren boven oude, belegen, verrotte ratten. Het griezelige was dat ze er appetijtelijker uitzagen dan het meeste van wat de slagers aanboden. Op de Meelstraat zag Tyrion om de andere winkeldeur bewakers staan. Als de tijden mager werden ontdekten ook bakkers dat huurlingen goedkoper waren dan brood, peinsde hij.
‘Er komt zeker geen voedsel binnen?’ zei hij tegen Vylar.
‘Tamelijk weinig,’ gaf de kapitein toe. ‘Nu het oorlog is in het rivierengebied en heer Renling in Hooggaarde tot de opstand oproept, zijn de wegen naar het zuiden en westen geblokkeerd.’
‘En wat doet mijn waarde zuster daaraan?’
‘Zij onderneemt stappen om de koningsvrede te herstellen,’ verzekerde Vylar hem. ‘Heer Slink heeft de omvang van de Stadswacht verdriedubbeld en de koningin heeft duizend handwerkslieden bij onze verdedigingswerken ingezet. De metselaars verstevigen de muren, de timmerlieden bouwen blijden en katapults bij honderden tegelijk, de pijlenmakers en wapensmeden maken pijlen en klingen en het alchemistengilde heeft tienduizend potten wildvuur toegezegd.’
Tyrion schoof ongemakkelijk heen en weer in het zadel. Hij was blij dat Cersei niet stilzat, maar wildvuur was gevaarlijk spul, en tienduizend potten waren genoeg om heel Koningslanding in de as te leggen.
‘Waar haalt mijn zuster het geld vandaan om dat allemaal te bekostigen?’ Het was geen geheim dat koning Robert de kroon diep in de schulden had achtergelaten, en alchemisten lieten zich zelden met altruïsten verwisselen.
‘Heer Baelish vindt altijd wel een manier, heer. Hij heeft een belasting ingesteld voor iedereen die de stad in wil.’
‘Ja, dat werkt wel,’ zei Tyrion, en hij dacht: slim. Slim en wreed. Tienduizenden waren de strijd ontvlucht naar de vermeende veiligheid van Koningslanding. Hij had ze op de koningsweg gezien, troepen moeders met kinderen en bezorgde vaders die met begerige ogen naar zijn paarden en wagens hadden gestaard. Als die de stad bereikten zouden ze er ongetwijfeld al hun bezittingen voor over hebben om die hoge, geruststellende muren tussen hen en de oorlog in te krijgen… maar als ze van dat wildvuur wisten zouden ze zich wel twee keer bedenken. De herberg die het uithangbord met het gebroken aambeeld voerde stond in het zicht van die muren, bij de Godenpoort, waardoor ze die ochtend waren binnengekomen. Toen ze de binnenplaats opreden kwam er een jongen naar buiten rennen om Tyrion te helpen afstijgen. ‘Ga met uw mannen terug naar het kasteel,’ zei hij tegen Vylar. ‘Ik breng hier de nacht door.’
De kapitein trok een weifelend gezicht. ‘Bent u hier wel veilig, heer?’
‘Tja, wat dat betreft, kapitein, toen ik vanochtend deze herberg verliet zat die vol met Zwartoren. Een mens is nooit helemaal veilig met Chella, dochter van Cheyk in de buurt.’ Tyrion waggelde naar de deur en liet Vylar er verder naar raden wat hij bedoelde.
Een golf van plezier sloeg hem tegemoet toen hij de gelagkamer van de herberg inschuifelde. Hij herkende de zware grinnik van Chella en het lichtere, muzikale lachje van Shae. Het meisje zat aan een ronde tafel bij de haard wijn te nippen met drie van de Zwartoren die hij had achtergelaten om over haar te waken, en een gezette man die met zijn rug naar hem toe zat. De herbergier, nam hij aan… totdat Shae Tyrion bij zijn naam noemde en de indringer oprees. ‘Waarde heer, wat ben ik blij u hier te zien,’ zei hij op overdreven toon, en een verwekelijkte eunuchenglimlach verscheen op zijn gepoederde gezicht. Tyrion struikelde. ‘Heer Varys. Ik had niet verwacht u hier aan te treffen.’ Naar de Anderen met hem! Hoe is hij hier zo gauw achter gekomen?