‘O, maar zij heeft het niet gerepareerd!’ riep Tas uit die plotseling vanachter de pilaar tevoorschijn sprong. ‘Dat was Gnimsh. Gnimsh heeft het gerepareerd! Gnimsh, mijn vriend. De gnoom die jij hebt vermoord! Ik...’
‘Gebruik het dan,’ zei Raistlin kil. ‘Haal hem en jezelf hier weg, Caramon. Maar onthoud dat ik je heb gewaarschuwd.’
Caramon greep de woedende kender vast. ‘Rustig, Tas. Zo is het genoeg. Het doet er niet meer toe.’
Zich omdraaiend keek Caramon zijn tweelingbroer aan. Hoewel het gezicht van de krijger vertrokken was van pijn en vermoeidheid, vertoonde het ook een uitdrukking van vrede en rust, van iemand die eindelijk zichzelf kent. Terwijl hij zachtjes met zijn hand over Tas’ haarknot streek, zei hij: ‘Kom mee, Tas. Laten we naar huis gaan. Vaarwel, mijn broer.’
Raistlin hoorde het niet. Met zijn blik op de Poort gericht was hij alweer helemaal opgegaan in zijn magie. Maar vanuit zijn ooghoek, zelfs toen hij met zijn derde spreuk begon, zag Raistlin zijn tweelingbroer de hanger van Tas overnemen en met de manipulaties beginnen die de hanger uiteindelijk zou veranderen in het tijdreisapparaat.
Laat ze maar gaan. Opgeruimd staat netjes, dacht Raistlin. Eindelijk ben ik van die grote, lompe idioot verlost!
Terugkijkend naar de Poort, moest Raistlin lachen. Een cirkel van koud licht, zoals de harde glans van de zon op sneeuw, omringde Crysania nu. Het verzoek van de aartsmagiër aan de Witte Draak bleek verhoord.
Met geheven hand en zijn ogen gericht op de derde draak linksonder op de Poort, sprak Raistlin zijn spreuk uit.
‘Rode Draak. Van duisternis tot duisternis roep ik! Onder mijn voeten is alles stevig.’
Rode lichtstralen schoten vanuit Crysania’s lichaam door het witte licht en door de zwarte aura. Rood en brandend als bloed, overbrugden zij het gat vanaf Raistlin tot de Poort - een brug naar gene zijde.
Raistlin verhief zijn stem. Naar rechts draaiend riep hij de vierde draak aan.
‘Blauwe Draak. Tijd schrijdt voort! Wijk niet af van uw pad.’
Blauwe lichtstralen gleden over Crysania heen en begonnen rond te wervelen. Alsof ze in het water dreef, leunde ze met haar hoofd achterover, haar armen uitgespreid, haar gewaden om zich heen drijvend in de rondwentelende lichtflitsen. Haar haren zweefden zwart op de stromingen van de tijd.
Raistlin voelde de Poort sidderen. Het magische veld begon te activeren en te reageren op zijn bevelen! Zijn ziel huiverde van vreugde, een vreugde die Crysania deelde. Haar ogen glinsterden van tranen van verrukking en om haar lippen krulde een extatische zucht. Haar handen spreidden zich en, op haar aanraking, ging de Poort open!
Raistlins adem stokte in zijn keel. De golf van macht en extase die door zijn lichaam vloeide deed hem bijna stikken. Hij kon nu door de Poort kijken. Hij zag een glimp van het tijdvak daarachter, verboden voor sterfelijke mensen.
Ver van hem verwijderd, nauwelijks hoorbaar nog, hoorde hij de stem van zijn broer nog die het tijdreisapparaat activeerde - ‘Uw tijd is de uwe, hoewel u erdoorheen reist... Pak stevig het begin en het einde... Bestemming boven uw hoofd...’
Thuis. Kom thuis...
Raistlin begon aan de vijfde spreuk.
‘Groene Draak. Door het noodlot zijn zelfs de goden omver geworpen! Huil allen met mij mee.’
Raistlins stem kraakte en haperde. Er was iets mis. De magische pulsen door zijn lichaam gingen trager. Hij stamelde de laatste paar woorden, maar elke ademhaling was een krachtsinspanning. Zijn hart stopte even met kloppen en begon toen weer met een grote sprong die zijn tengere lichaam deed opschudden.
Geschokt en verward staarde Raistlin ontzet naar de Poort. Had de laatste spreuk gewerkt? Nee! Het licht rondom Crysania begon te flakkeren. Het veld verschoof!
Wanhopig riep Raistlin nog een keer de woorden van de laatste spreuk. Maar zijn stem brak. Zijn woorden sloegen naar hem terug, als een zweep. Wat gebeurde er? Hij voelde dat de magie hem langzaam ontglipte. Hij raakte de controle kwijt...
Kom naar huis...
Zijn Koningin lachte spottend. De stem van zijn broer klonk bedroefd... Daarna, nog een stem - de schrille stem van een kender - slechts half gehoord, verloren gegaan in zijn grotere doeleinden. Nu flitste het door zijn geest als een verblindend licht.
Gnimsh heeft het gerepareerd... De gnoom, mijn vriend...
Zoals het zwaard van de dwerg Raistlins ineenschrompelende vlees had doorboord, herinnerde hij zich nu de woorden uit de Kronieken van Astinus die als een dolk door zijn ziel sneden:
Tegelijkertijd activeerde een gnoom, die gevangen werd gehouden door de dwergen van Thorbardin, een tijdreisapparaat... Op de een of andere manier werkte het toestel van de gnoom in op de gevoelige en machtige magische spreuken die door Fistandantilus werden uitgesproken... Er ontstond een gigantische ontploffing die zo krachtig was dat de Vlakten van Dergoth volkomen werden vernietigd...
Raistlin balde zijn vuisten van woede. Het doden van de gnoom was nutteloos geweest. Het ongelukkige wezen had vóór zijn dood al geknoeid aan het toestel. De geschiedenis zou zich herhalen! Voetstappen in het zand...
Terwijl hij de Poort in keek, zag Raistlin de beul eruit stappen. Hij zag zijn eigen hand zijn kap optillen, hij zag de flits van de bijl die neerkwam, zijn eigen handen die hem op zijn eigen nek liet neerkomen!
Het magische veld begon hevig te trillen. De drakenkoppen rondom de Poort schreeuwden in triomf. Een spasme van pijn en afgrijzen verwrong Crysania’s gezicht. Toen hij in haar ogen keek, zag Raistlin dezelfde blik als hij bij zijn moeder had gezien toen zij niets ziend naar een verafgelegen plek staarde.
Kom naar huis...
Binnen in de Poort begonnen de wervelende lichten nu waanzinnig snel rond te draaien. Ze rezen op rond het lichaam van de geestelijke zoals de magische vlammen rond haar waren opgerezen in het pestdorp. Crysania schreeuwde het uit van de pijn. Haar vlees begon te verschrompelen in het prachtige, dodelijke vuur van ongecontroleerde magie.
Half verblind door de schittering, stroomden de tranen uit Raistlins ogen toen hij in de kolkende draaikolk keek. Toen zag hij dat de Poort zich sloot...
Terwijl hij zijn magische staf tegen de vloer wierp, liet Raistlin zijn razernij de vrije loop in een bittere, onsamenhangende schreeuw van woede.
Uit de Poort klonk, bij wijze van antwoord, een vrolijk spottend lachje.
Kom naar huis...
Maar tegelijkertijd overviel hem een gevoel van kalmte - de koele kalmte van de wanhoop. Hij had gefaald. Maar zij zou hem nooit zien kruipen. Als hij moest sterven, zou hij binnen zijn eigen magie sterven...
Hij hief zijn hoofd en ging rechtop staan. Gebruikmakend van al zijn enorme macht en krachten - de macht van de Ouden, die van zichzelf, de macht waarvan hij geen idee had dat hij die bezat, krachten die tevoorschijn kwamen uit een duistere, zelfs voor hem verborgen bron - spreidde Raistlin zijn armen en nog eenmaal schreeuwde hij het uit. Maar dit keer was het geen onsamenhangende kreet van gefrustreerde hulpeloosheid. Deze keer waren zijn woorden helder. Deze keer schreeuwde hij bevelen - bevelen die nog nooit op deze wereld waren uitgesproken.
Dit keer werden zijn woorden gehoord en begrepen.
Het veld hield stand. Hij hield het in stand! Hij kon voelen dat hij het zelf in stand hield. Op zijn bevel sidderde de Poort een moment en ging niet verder dicht.
Raistlin haalde diep en huiverend adem. Toen zag hij vanuit zijn rechterooghoek een flits. Het magische tijdreisapparaat was geactiveerd!
Het veld sprong en deinde wild heen en weer. Terwijl de magie van het apparaat groter werd en zich verspreidde, waren de magische vibraties er de oorzaak van dat de stenen van het fort begonnen te zingen. In een verwoestende golf verspreidde hun gezangen zich rond Raistlin. De draken gilden woest bij wijze van antwoord. De leeftijdsloze stemmen van de stenen en de tijdloze stemmen van de draken botsten, vloeiden in elkaar over en verenigden zich uiteindelijk tot een onsamenhangende, geest versplinterende kakofonie.