Aldus had de kender de tijdslijn kunnen veranderen, zo besefte hij al snel toen ik dat feit even over het hoofd zag. Dat kon ik dus niet laten gebeuren! Stel dat hij de Catastrofe had stopgezet, zoals hij van plan was, wat zou er dan zijn gebeurd? Misschien waren we dan teruggekeerd naar onze eigen tijd om te ontdekken dat de Koningin van de Duisternis aan de macht was, omdat de Catastrofe immers gedeeltelijk werd gestuurd om de wereld op haar komst voor te bereiden en om aldus de kracht te verkrijgen om haar te weerstaan...’
‘Dus je hebt hem vermoord!’ onderbrak Caramon hem op fluistertoon.
‘Ik vertelde hem het apparaat te halen’ - Raistlin spuugde de woorden eruit - ‘en ik leerde hem hoe hij het moest gebruiken en ik stuurde hem terug naar huis!’
Caramon knipperde even met zijn ogen. ‘Heb je dat echt gedaan?’ vroeg hij achterdochtig.
Raistlin zuchtte en legde zijn hoofd terug tegen de kussens. ‘Inderdaad, ja, maar ik verwacht niet dat je me gelooft, broer.’ Zijn handen plukten zwakjes aan zijn zwarte mantel. ‘Waarom zou je dat ook, eigenlijk?’
‘Weet je,’ zei Crysania zacht, ‘ik herinner me vaag dat ik in die laatste afschuwelijke momenten vóór de aardbeving Tasselhof nog zag. Hij... was bij mij... in de Heilige Kamer...’
Ze zag Raistlins ogen deels weer openen. Zijn glinsterende blik doorboorde haar hart en bracht haar van de wijs, en verstoorde haar gedachten.
‘Ga door,’ drong Caramon aan.
‘Ik weet nog... dat hij het magische apparaat had. Althans, dat denk ik. Hij zei er iets over.’ Crysania bracht een hand naar haar voorhoofd. ‘Maar ik weet niet meer wat. Het was allemaal zo afschuwelijk en verwarrend. Maar... ik weet zeker dat hij dat apparaat had!’
Raistlin glimlachte flauw. ‘Vrouwe Crysania geloof je toch zeker wel, mijn broer?’ Hij haalde zijn schouders op. ‘Een priesteres van Paladijn liegt niet.’
‘Dus Tasselhof is thuis? Op dit moment?’ zei Caramon die de verwarrende informatie probeerde te verwerken. ‘En als ik terugga, dan vind ik hem...’
‘... veilig en wel en in het bezit van het grootste deel van je persoonlijke bezittingen,’ maakte Raistlin de zin ironisch af. ‘Maar nu moeten we eerst onze aandacht richten op belangrijkere zaken. Je hebt gelijk, broer. We hebben eten en warme kleren nodig en die zullen we hier waarschijnlijk niet vinden. De tijd waarin we zijn beland is ongeveer honderd jaar na de Catastrofe. Deze Toren,’ en hij wuifde met zijn hand, ‘is al die jaren verlaten geweest. Hij wordt nu bewaakt door de wezens van de duisternis die zijn opgeroepen door de magiër wiens lichaam nog steeds op de spijlen van de poort onder ons gespietst ligt. Het Shoikanbos is er sindsdien omheen gegroeid en er is niemand op Krynn die het durft te betreden.
Niemand behalve ik, natuurlijk. Nee, niemand komt daar binnen. Maar de wachters zullen geen van ons - jou bijvoorbeeld, broer - beletten te vertrekken. Jij gaat naar Palanthas om eten en kleding te kopen. Ik zou dat ook met mijn magie kunnen bewerkstelligen, maar ik durf geen onnodige energie te verbruiken tot het moment dat ik... ik bedoel Crysania en ik de Poort zullen betreden.’
Caramon sperde zijn ogen open. Hij bekeek de met roet bedekte ramen en zijn gedachten gingen uit naar de verschrikkelijke verhalen die over het Shoikanbos de ronde deden.
‘Ik geef je een amulet mee om je te beschermen,’ voegde Raistlin er geprikkeld aan toe, omdat hij de angstige blik op het gezicht van Caramon meteen zag. ‘Een amulet zal nodig zijn, maar niet per se om je veilig door het bos te kunnen bewegen. Hier is het veel gevaarlijker. De wachters gehoorzamen mij, maar ze hunkeren naar jouw bloed. Zet zonder mij geen voet buiten deze kamer. Dat geldt ook voor jou, Crysania.’
‘Waar is die... Poort?’ vroeg Caramon abrupt.
‘In het laboratorium, boven ons, helemaal boven in de Toren,’ antwoordde Raistlin. ‘De Poorten waren altijd gevestigd op de veiligste plekken die de tovenaars konden bedenken omdat ze, zoals je je wel kunt voorstellen, extreem gevaarlijk zijn!’
‘Al die tovenaars die maar knoeien met dingen die ze met rust zouden moeten laten,’ gromde Caramon. ‘Waarom hebben ze in godsnaam een toegangsweg gecreëerd naar de Afgrond?’
Zijn vingertoppen tegen elkaar plaatsend staarde Raistlin in het vuur alsof zij de enigen waren die in staat waren hem te begrijpen.
‘In de honger naar kennis worden zo veel dingen gecreëerd. Sommige zijn goed, en die strekken ons allemaal tot voordeel. Een zwaard in jouw handen, Caramon, dient de gerechtigheid en de waarheid en beschermt de onschuldige. Maar datzelfde zwaard in de handen van onze zuster Kitiara zou de hoofden van dezelfde onschuldige opensplijten als haar dat zo uitkwam. Is dit de schuld van de schepper van het zwaard?’
‘Nee...’ begon Caramon, maar zijn tweelingbroer negeerde hem.
‘Lang geleden, tijdens de Era van de Dromen, toen magiegebruikers werden gerespecteerd en de magie volop bloeide op Krynn, stonden de vijf Torens van de Hoge Magie als lichtbakens in de donkere zee van onwetendheid die deze wereld was. Hier werkten grote magiërs, tot het voordeel van velen. En er bestonden grootse plannen. Wie weet, misschien zouden we nu wel op de wind rijden, langs de hemel scherend als draken. Misschien zouden we deze ongelukkige wereld hebben verlaten en andere, verre werelden hebben gekoloniseerd... heel ver weg...’
Zijn stem werd zacht en kalm. Caramon en Crysania hielden zich muisstil, betoverd door zijn stem en zijn visie op de magie.
Hij zuchtte. ‘Maar dat mocht niet zo zijn. In hun verlangen hun grote werken te overhaasten, besloten de tovenaars dat zij direct met elkaar zouden moeten communiceren, van de ene Toren met de andere, zonder de noodzaak van omslachtige teleportatiespreuken. En zo ontstonden de Poorten.’
‘En werkten ze?’ vroeg Crysania verbaasd.
‘Ze werkten!’ snoof Raistlin. ‘Beter dan in hun stoutste dromen!’ Zijn stem daalde...
‘Erger dan in hun ergste nachtmerries. Want de Poorten verschaften niet alleen de mogelijkheid om in één stap de ver van elkaar gelegen Torens en forten van magie te bereiken - maar ook de verblijfplaatsen van de goden, zoals een onhandige tovenaar van mijn eigen orde onfortuinlijk genoeg merkte.’
Raistlin huiverde plotseling, trok zijn zwarte mantel dichter om zich heen en kroop dichter bij het vuur.
‘Verleid door de Koningin van de Duisternis, want alleen zij kan sterfelijke mensen verleiden als zij dat wil...’ - Raistlins gezicht werd bleek - ‘gebruikte hij de Poort om haar rijk te betreden en verkreeg zo de prijs die zij hem ’s nachts, in zijn dromen aanbood.’ Raistlin lachte een bittere, spottende lach. ‘Dwaas! Niemand weet wat er met hem is gebeurd. Maar hij keerde nooit meer terug door de Poort. De Koningin daarentegen wel. En samen met haar, kwamen de legioenen van draken...’
‘De eerste Drakenoorlogen!’ hijgde Crysania.
‘]a, veroorzaakt door iemand van mijn eigen soort, helaas zonder enige zelfdiscipline. Een die zichzelf toestond verleid te worden...’ Somber staarde Raistlin in het vuur.
‘Maar daar heb ik nooit iets over gehoord!’ protesteerde Caramon. ‘Volgens de legenden, kwamen de draken samen...’
‘Jouw kennis van de geschiedenis is beperkt tot bedtijdverhaaltjes, mijn broer!’ zei Raistlin ongeduldig. ‘En dat bewijst maar weer hoe weinig je weet van draken. Het zijn onafhankelijke wezens, trots, egoïstisch en totaal niet in staat tot samenwerking, laat staan tot het coördineren van enige vorm van oorlog. Nee, de Koningin beheerste de wereld compleet in die tijd, niet zoals de schaduw die zij in onze tijd was gedurende de oorlog die wij met haar voerden. Zij bracht oorlog over de hele wereld, en het was alleen aan Huma’s enorme opoffering te danken dat ze werd teruggedreven.’