Verstoken van het licht van de staf die zelfs Caramon niet aan durfde te raken, zaten hij en Crysania vlak naast Raistlin bijeen gekropen. Ze hielden het heldere vuur brandende, maar beiden waren zich steeds bewust van de aanwezigheid van de schaduwen van de Torenwachters, wachtend en toekijkend.
Uiteindelijk ontwaakte Raistlin dan toch. Direct gelastte hij Caramon om zijn drankje te bereiden en na dit opgedronken te hebben, was hij in staat een van de wachters te sturen om de staf te gaan halen. Hierna wenkte hij Crysania. ‘Je moet naar Astinus gaan,’ fluisterde hij.
‘Astinus!’ herhaalde Crysania stomverbaasd. ‘De historicus? Maar waarom... ik begrijp het niet...’
Raistlins ogen glinsterden en er verscheen een koortsachtige blos op zijn bleke wangen. ‘De Poort is niet hier!’ snauwde hij knarsetandend van woede.
Hij balde zijn vuisten en bijna meteen begon hij te hoesten. Hij keek Crysania fel aan.
‘Verspil mijn tijd toch niet met domme vragen! Ga nou maar!’ commandeerde hij met zo veel woede dat ze ineenkromp. De uitbarsting deed Raistlin meteen weer naar adem snakkend achterovervallen.
Caramon nam Crysania bezorgd op. Ze liep naar het bureau en bekeek met lege ogen de beschadigde en geblakerde spreukenboeken die daar lagen.
‘Wacht nou eens even, vrouwe,’ zei Caramon zachtjes en hij liep naar haar toe. ‘Je denkt toch niet echt daar naartoe te gaan? Wie is die Astinus trouwens? En hoe denk je door het Bos te gaan zonder amulet?’
‘Ik heb een amulet,’ mompelde Crysania, ‘je broer gaf het me toen we elkaar voor het eerst ontmoetten. En wat Astinus betreft, hij is de hoeder van de Grote Bibliotheek van Palanthas, de Kroniekschrijver van de Geschiedenis van Krynn.’
‘Dat was hij misschien in onze tijd, maar daar zal hij nu niet zijn!’ zei Caramon geërgerd. ‘Denk toch na, vrouwe!’
‘Dat doe ik ook,’ beet Crysania van zich af en keek hem kwaad aan. ‘Astinus wordt ook wel de Leeftijdsloze genoemd. Hij was de eerste die een voet op Krynn zette, zo vertelt de legende, en hij zal de laatste zijn die vertrekt.’
Caramon keek haar sceptisch aan.
‘Hij registreert alle historie die voorbijgaat. Hij weet alles wat in het verleden is gebeurd en wat er in het nu gebeurt. Maar,’ - Crysania wierp een ongeruste blik op Raistlin - ‘hij kan niet in de toekomst kijken. Dus ik weet niet zeker hoe hij ons kan helpen.’
Caramon, die nog steeds twijfelde en dit vreemde verhaal duidelijk niet voetstoots aannam, bleef lang proberen haar te overtuigen om niet te gaan. Maar Crysania werd steeds vastbeslotener, totdat zelfs Caramon besefte dat ze geen keus hadden. Raistlin verslechterde zienderogen in plaats van dat hij vooruitging. Zijn huid brandde van de koorts, hij verviel in periodes van onsamenhangendheid, en als hij weer zichzelf was, vroeg hij woedend waarom Crysania nog niet bij Astinus was geweest.
En dus had ze de verschrikkingen van het Bos getrotseerd, net als de bijna even erge verschrikkingen van de straten van Palanthas. Nu knielde ze naast het bed van de magiër en deed haar hart pijn toen ze hem - met zijn broers hulp - zag worstelen om overeind te komen. Zijn glinsterende blik was gespannen op haar gericht.
‘Vertel me alles!’ gelastte hij schor. ‘Precies zoals het ging. Laat niets achterwege.’
Ze knikte zonder iets te zeggen en nog steeds geschokt door de beangstigende wandeling door de Toren, probeerde Crysania haar kalmte terug te vinden en haar gedachten op een rijtje te krijgen.
‘Ik ging naar de Grote Bibliotheek en vroeg naar Astinus,’ begon ze. Nerveus pulkte ze aan de plooien van de witte mantel die Caramon haar had gebracht ter vervanging van de met bloed besmeurde cape die ze eerder had gedragen. ‘De Estheten weigerden me toe te laten, maar toen liet ik hen het medaillon van Paladijn zien. Dat bracht hen danig in verwarring, zoals je je wel kunt voorstellen.’ Ze glimlachte. ‘Het is honderd jaar geleden dat er een teken van de oude goden kwam, dus uiteindelijk haastte er één zich om dat onmiddellijk aan Astinus te melden.
Na een tijdje wachten, werd ik naar de kamer gebracht waar hij de hele dag en ook vaak een gedeelte van de nacht de geschiedenis boekstaaft.’ Crysania pauzeerde even en werd plotseling bijna bang van Raistlins intense blik. Het leek alsof hij, indien mogelijk, de woorden uit haar hart wilde wegrukken.
Na zich even afgewend te hebben om wat te kalmeren, ging ze verder terwijl ze in het vuur staarde. ‘Ik ging de kamer binnen en hij... hij zat daar gewoon te schrijven en negeerde me. Toen kondigde de Estheet die mij begeleidde mij aan, “Crysania van het Huis van Tarinius”, zoals jij zei dat ik moest doen. En toen...’
Ze stopte en fronste lichtjes.
Raistlin drong aan. ‘Wat?’
‘Toen keek Astinus op,’ zei Crysania op verbaasde toon en draaide zich naar Raistlin. ‘Hij stopte zowaar met schrijven en legde zijn pen neer. En hij zei: “Jij!” met zo’n donderende stem dat ik schrok en de Estheet die bij me was zowat flauwviel. Maar voor ik iets kon zeggen, of kon vragen wat hij bedoelde en hoe hij me kende, pakte hij zijn pen weer op, richtte zich weer op de woorden die hij zojuist had opgeschreven - en schrapte ze!’
‘En schrapte ze,’ herhaalde Raistlin peinzend. ‘Schrapte ze,’ mompelde hij en zakte weer terug op zijn bed.
Toen ze zag dat Raistlin volkomen door zijn eigen gedachten in beslag werd genomen, hield Crysania zich stil tot hij haar weer aankeek.
‘En wat deed hij toen?’ vroeg de magiër zwakjes.
‘Hij schreef opnieuw iets op, precies op de plek waar hij eerder die vergissing had gemaakt, als het tenminste een vergissing was. Toen keek hij me opnieuw aan en ik was bang dat hij kwaad zou worden. Dat dacht de Estheet, want ik kon hem voelen beven. Maar Astinus bleef heel kalm. Hij stuurde de Estheet weg en verzocht me te gaan zitten. Toen vroeg hij me waarom ik was gekomen.
Ik vertelde hem dat we de Poort zochten. Ook zei ik nog, zoals jij me opdroeg, dat we informatie hadden ontvangen die ons liet geloven dat die in de Toren van de Hoge Magie in Palanthas zou zijn, maar dat we er na enig onderzoek achter waren gekomen dat onze gegevens niet juist waren. De Poort was daar niet.
Hij knikte, alsof dat geen verrassing voor hem was. “De Poort werd verplaatst toen de Priesterkoning de Toren probeerde over te nemen. Voor de veiligheid, natuurlijk. Na verloop van tijd kan hij wellicht terugkeren naar de Toren van de Hoge Magie in Palanthas, maar momenteel bevindt die zich daar niet.”
“Waar is hij dan?” vroeg ik.
Heel lang gaf hij me geen antwoord. En toen...’ Nu aarzelde Crysania en keek angstig naar Raistlin.
Toen Raistlin haar blik zag, hees hij zich overeind. ‘Zeg het me!’ vroeg hij ruw.
Crysania haalde diep adem. Ze had zich liever van hem afgekeerd, ware het niet dat Raistlin haar, ondanks zijn zwakte, zo stevig bij haar pols vasthield dat ze zich niet uit zijn greep kon losmaken.
‘Hij zei dat je dat soort informatie niet voor niets kreeg, iedere man heeft zijn prijs, zelfs hij.’
‘Niet voor niets!’ herhaalde Raistlin onhoorbaar met vlammende ogen.
Crysania probeerde zich zonder succes te bevrijden uit zijn greep die steeds pijnlijker werd.
‘En wat is die prijs dan?’ vroeg Raistlin.
‘Hij zei dat je dat wel wist!’ hijgde Crysania. ‘Hij zei dat je hem dat lang geleden had beloofd.’
Raistlin liet haar pols los en Crysania bewoog zich meteen van hem vandaan. Ze wreef over haar arm en vermeed Caramons medelijdende blik. Abrupt stond de grote man op en beende weg. Raistlin negeerde hen beiden en gleed met een doodsbleek gezicht en donkere ogen achterover.