Выбрать главу

‘Aye.’ Zijn lippen krulden. Hij wreef niet langer in zijn handen maar schoof ze onder zijn vettige voorschoot voor hij weg schuifelde.

Haar bezorgdheid om Raistlin kreeg de overhand en ze vergat de herbergier volkomen terwijl ze het de magiër wat gemakkelijker probeerde te maken. Ze maakte zijn reismantel los en legde die te drogen voor het vuur.

Rondkijkend zag ze diverse sjofele stoelkussens en hoewel ze het vuil op de kussens maar probeerde te negeren, nam ze die mee en drapeerde ze rond Raistlin, zodat hij achterover kon leunen en iets gemakkelijker kon ademhalen.

Ook hielp ze hem zijn natte laarzen uit te trekken en plotseling voelde ze een hand die haar haren streelde.

‘Dank je,’ fluisterde Raistlin toen ze opkeek.

Crysania bloosde van plezier. Zijn bruine ogen leken warmer dan het vuur en zijn hand streek het natte haar uit haar gezicht met een vriendelijke aanraking. Ze kon niet praten of bewegen maar bleef geknield naast hem zitten, alsof zijn blik haar op haar plek hield.

‘Is u zijn vrouw?’

De ruwe stem van de herbergier achter haar, deed Crysania opschrikken. Ze had hem niet zien naderen en zijn schuifelende tred ook niet gehoord. Toen ze opstond en Raistlin niet langer aankeek, draaide ze zich zonder verder iets te zeggen abrupt om naar het vuur.

‘Zij is een vrouwe van een van de koninklijke huizen van Palanthas,’ baste een diepe stem vanuit de deuropening. ‘En ik zou je dankbaar zijn als je met respect over haar praat, herbergier.’

‘Aye, meester, aye,’ mompelde de herbergier, blijkbaar ontmoedigd door Caramons massieve omvang toen de man binnenkwam en een regen- en windvlaag met zich meenam. ‘Ik had absoluut niet de bedoeling respectloos te klinken en hoop van harte dat ik zo niet overkwam.’

Crysania gaf geen antwoord. Zich half omdraaiend zei ze met gedempte stem: ‘Zet dat water maar op tafel.’

Toen Caramon de deur sloot en zich bij hen voegde, haalde Raistlin de buidel tevoorschijn waarin het kruidenmengsel voor zijn drankje zat. Het zakje op tafel gooiend gebaarde hij Crysania zijn drankje te prepareren. Hij zakte weer terug in zijn kussens, kortademig, en staarde in de vlammen. Zich sterk bewust van Caramons verontruste blik, schonk Crysania al haar aandacht aan het drankje.

‘De paarden zijn gevoed en hebben gedronken. We hebben ze niet te veel afgebeuld, dus zijn ze na een uurtje rust wel weer in staat verder te gaan. Ik wil Solanthus bereiken voor de nacht valt,’ zei Caramon na een korte oncomfortabele stilte. Hij spreidde zijn mantel voor het vuur. De stoom steeg er in wolken uit op. ‘Heb je iets te eten besteld?’ vroeg hij Crysania kortaf.

‘Nee, alleen het... het hete water,’ mompelde ze terwijl ze Raistlin zijn drankje gaf.

‘Herbergier, wijn voor de vrouwe en de magiër, water voor mij en ook iets te eten,’ zei Caramon en ging dicht bij het vuur zitten, tegenover zijn broer aan de andere kant van de tafel. Na weken van reizen door dit barre landschap naar de Vlakten van Dergoth, hadden ze allen geleerd te eten wat de pot schafte in dit soort herbergen, als er inderdaad al iets te eten was.

‘Dit is nog maar het begin van de herfststormen,’ zei Caramon rustig tegen zijn broer toen de herbergier het vertrek weer uit stommelde. ‘Hoe verder we zuidwaarts reizen, hoe erger ze worden. Ben je echt vastbesloten deze actie verder door te zetten? Het kan je dood worden.’

‘Wat bedoel je daarmee?’ kraakte Raistlin. Hij nam een slok van het hete drankje.

‘Niets, Raistlin,’ zei Caramon, enigszins verbluft door de doordringende blik van zijn broer. ‘Gewoon - gewoon... dat hoesten van je. Het wordt altijd erger met die vochtigheid.’

Terwijl hij zijn tweelingbroer scherp opnam, besefte hij dat Caramon inderdaad kennelijk niets anders had bedoeld, en hij zakte weer terug in zijn kussens. ‘Ja, ik ben vastbesloten. En dat zou jij ook moeten zijn, broer. Want het is de enige manier om je dierbare thuis ooit weer terug te zien.’

‘Het zal ook niet veel goeds doen als jij onderweg sterft,’ gromde Caramon.

Crysania keek Caramon geschokt aan, maar Raistlin glimlachte verbitterd. ‘Je bezorgdheid is ontroerend, broer. Maar vrees maar niet voor mijn gezondheid. Mijn kracht zal voldoende zijn om daar aan te komen en de uiteindelijke toverformule uit te spreken, als ik mezelf in de tussentijd tenminste niet overmatig belast.’

‘Het lijkt erop dat je iemand hebt die daarop toeziet,’ zei Caramon ernstig, met zijn blik op Crysania gericht.

Ze bloosde weer en wilde iets terugzeggen, maar de herbergier verscheen alweer. Terwijl hij naast ze stond met in zijn ene hand een ketel met een onherkenbare en hevig stomende substantie, en een gebutste kan in de andere hand, keek hij ze behoedzaam en sluw aan.

‘Het spijt me dat ik het u vraag, meesters,’ jammerde hij, ‘maar ik wil graag eerst uw geld zien. Het zijn zware tijden tegenwoordig...’

‘Hier,’ zei Caramon die een munt uit zijn beurs haalde en op tafel gooide. ‘Is dat voldoende?’

‘Aye, meesters, aye.’ De ogen van de herbergier glommen bijna net zo helder als het zilverstuk. Terwijl hij de ketel en de kan op tafel zette, waarbij hij wat van de stoofpot morste, greep hij de munt begerig en hield de magiër extra goed in de gaten alsof die hem zo weer zou laten verdwijnen.

De munt in zijn zak stekend, schuifelde de herbergier naar de slonzige bar en keerde weer terug met drie kommen, drie hoornen lepels en drie mokken. Die kwakte hij op tafel, liep weer naar achteren en wreef zich nog eens in de handen. Crysania pakte de kommen en bekeek ze walgend. Ze begon ze onmiddellijk af te wassen met het restant van het hete water.

‘Is er nog iets anders van uw dienst, meesters? Dame?’ vroeg de herbergier op zo’n kruiperige toon dat Caramon moest grijnzen.

‘Heb je brood en kaas?’

‘Ja, meester.’

‘Pak die dan in, in een mand of zo.’

‘U reist... u reist weer verder?’ vroeg de herbergier.

Toen ze de kommen weer op tafel zette, bemerkte ze een subtiele verandering in de stem van de man. Ze keek of Caramon het ook had gemerkt, maar de grote man zat in de stoofpot te roeren en rook er hongerig aan. Raistlin, die niets leek te hebben gehoord, keek strak in de vlammen en hield zijn lege mok stevig vast.

We brengen hier zeker niet de nacht door,’ zei Caramon die de stoofschotel over de kommen verdeelde.

‘Maar u vindt geen beter logies in... waar zei u ook alweer dat u heen ging?’ vroeg de herbergier.

‘Dat zijn uw zaken niet,’ antwoordde Crysania koeltjes. Ze gaf Raistlin een volle kom met de stoofschotel. Maar de magiër wuifde het weg na één blik op de dikke, grijsachtige substantie te hebben geworpen. Hoe hongerig ze ook was, Crysania kon slechts kokhalzend enkele happen van de smurrie weg krijgen. Ze schoof de kom opzij. Vervolgens trok ze haar vochtige mantel om zich heen en rolde zich behaaglijk op in haar stoel. Ze sloot de ogen en probeerde te vergeten dat ze over een uur alweer op haar paard zou zitten en verder door het sombere, door storm geplaagde land zou moeten rijden.

Raistlin was al in slaap gevallen. De enige geluiden die nog weerklonken kwamen van Caramon, die de stoofpot gewoon opat met de eetlust van een oude veteraan, en van de herbergier die in de keuken een proviandmand klaarmaakte, zoals hem was opgedragen.

Na een uurtje haalde Caramon de paarden weer van stal - drie rijpaarden en een pakpaard dat zwaar was beladen. Zijn last was afgedekt met een deken en vastgesnoerd met sterke touwen. Nadat hij zijn broer en vrouwe Crysania had geholpen met opstijgen en ervoor had gezorgd dat ze zich beiden weer, nog uiterst vermoeid, in hun zadel hadden gehesen, beklom Caramon zijn eigen, gigantische strijdros. De herbergier stond blootshoofds buiten in de regen en hield de mand vast. Hij overhandigde hem aan Caramon, grijnzend en buigend terwijl de regen zijn kleding kleddernat maakte.

Na een kortaf bedankje gooide Caramon nog een munt naar de herbergier die voor zijn voeten in de modder belandde. Caramon greep de teugels van het lastpaard en kwam in beweging. Crysania en Raistlin volgden, stevig ingepakt in hun mantels tegen de stromende regen.