Выбрать главу

Caramon glimlachte bijna grimmig van bewondering. Hij herinnerde zich haar blinde paniek tijdens de laatste dagen van Istar en gezien haar vroegere beschermde leventje was hij ermee ingenomen, zo niet verbaasd, haar op deze gevaarlijke situatie te zien reageren met een koelbloedigheid waar Tika haar om zou hebben benijd.

Tika... Caramon fronste zijn wenkbrauwen. Het was niet zijn bedoeling geweest om aan Tika te denken - zeker niet in verband met vrouwe Crysania! Hij dwong zichzelf om weer aan het heden te denken en hij wendde zijn blik af van de vrouw en concentreerde zich op zijn vijand.

Toen IJzervoet Caramon zag, onderbrak hij zijn gesprek en maakte een weids armgebaar naar hem.

‘Het is tijd om te sterven, krijger,’ zei IJzervoet, wonderlijk genoeg nog steeds op dezelfde plezierige conversatietoon. Hij keek eens lui naar Crysania. ‘Ik weet zeker, dame, dat u er geen bezwaar tegen hebt als ons samenzijn enige minuten wordt uitgesteld, terwijl ik eerst deze kwestie even afhandel. Beschouw het maar als een plezierig vermaak voor-het-slapen-gaan, mijn lieve.’

Hij streek met zijn hand over Crysania’s wang. Toen zij zich van hem afkeerde, flitsten zijn donkere ogen van woede en sloeg hij haar midden in het gezicht.

Crysania schreeuwde het niet uit. Ze hief haar hoofd en staarde haar kwelgeest met grimmige trots aan.

In de wetenschap dat hij zich niet kon laten afleiden uit bezorgdheid voor haar, hield Caramon zijn blik op de leider gericht en bestudeerde hem kalm. Deze man heerst door middel van angst en brute kracht, dacht hij bij zichzelf. Van degenen die hem volgen, doen velen dat met tegenzin. Ze zijn allemaal bang voor hem; hij is waarschijnlijk de enige wet in dit godverlaten land. Maar hij geeft ze duidelijk voldoende te eten, anders zouden ze allemaal allang omgekomen zijn. Dus zijn ze loyaal, maar hoever precies gaat die loyaliteit?

Caramon ging rechtop staan en keek de half-oger minachtend aan. ‘Toon je ons zo je dapperheid? Door vrouwen te slaan?’ sneerde Caramon. ‘Maak me los en geef me mijn zwaard terug, dan zullen we eens zien wat voor man je werkelijk bent!’

IJzervoet keek hem geïnteresseerd aan en met een, zo zag Caramon enigszins onbehaaglijk, bijna intelligente blik op zijn brute gezicht.

‘Ik had iets originelers van je verwacht, krijger,’ zei IJzervoet met een zucht die gedeeltelijk gespeeld leek toen hij opstond. ‘Misschien vorm je toch niet zo’n uitdaging voor me als ik aanvankelijk dacht. Maar goed, ik heb vanavond toch niets beters te doen. Althans, vroeg in de avond,’ voegde hij eraan toe, met een wellustige en zwierige buiging naar Crysania, die hem totaal negeerde.

De half-oger sloeg zijn enorme bontmantel opzij en gaf een van zijn mannen het bevel hem zijn zwaard te brengen. De schurken verspreidden zich snel om zijn bevel uit te voeren, terwijl de andere mannen opzij gingen om een open plek aan één kant van het vuur te creëren - dit was duidelijk een verpozing waar de mannen al eerder van hadden genoten. Gedurende de verwarring lukt het Caramon Crysania’s blik te vangen.

Hij hield zijn hoofd schuin en keek betekenisvol naar de plek waar Raistlin lag. Crysania begreep onmiddellijk zijn bedoeling. Naar de magiër kijkend, glimlachte ze droevig en knikte. Haar hand sloot zich rond het medaillon van Paladijn en haar gezwollen lippen bewogen.

Caramons bewakers duwden hem de cirkel in en hij verloor haar uit het oog. ‘Het vereist meer dan gebeden aan Paladijn om ons hier uit te krijgen, vrouwe,’ mompelde hij. Met een zekere geamuseerdheid vroeg hij zich af of zijn broer op dit moment ook om hulp bad tot de Koningin van de Duisternis.

Nou, hij had niemand om tot te bidden. Zijn enige hulp waren zijn eigen spieren, gebeente en pezen.

Ze sneden de boogpezen om zijn armen door. Caramon schrok van de pijn toen zijn bloed weer zijn ledematen instroomde, maar hij strekte zijn stijve spieren en wreef er stevig over om de circulatie te stimuleren en om weer warm te worden. Toen trok hij zijn doornatte hemd en zijn rijbroek uit om naakt te gaan vechten. Kleren gaven de vijand een kans om zich aan vast te grijpen, had zijn instructeur Arack de dwerg hem geleerd bij de Spelen in Istar.

Bij de aanblik van Caramons indrukwekkende lichaamsbouw, steeg er een bewonderend gemompel op onder de mannen die rond de open plek stonden. De regen stroomde over zijn gebruinde en gespierde lichaam, het vuur glansde op zijn sterke borstkas en schouders waardoor zijn talloze littekens uit de strijd oplichtten. Iemand gaf Caramon een zwaard en de krijger zwaaide die in de rondte met een gemak waaruit veel training en vaardigheid sprak. Zelfs IJzervoet, die de kring nu betrad, leek enigszins verontrust bij de aanblik van de vroegere gladiator.

Maar als IJzervoet al - heel even - geschrokken was van zijn tegenstander, dan gold dat zeker ook voor Caramon die verbluft was door de verschijning van zijn opponent. Half oger en half mens, verenigde de man duidelijk de beste eigenschappen in zich van beide rassen. Hij bezat de omvang en de spieren van een oger, maar hij was niettemin snel en vlug en in zijn ogen viel de gevaarlijke intelligentie van de mens te lezen. Ook hij vocht praktisch naakt en was slechts gekleed in een leren lendendoek. Maar de werkelijke reden waarom Caramon tussen zijn tanden floot was het wapen dat de half-oger droeg - met gemak het wonderbaarlijkste zwaard dat de krijger ooit in zijn leven had gezien.

Het had een gigantisch lemmet en was ontworpen voor het gebruik als tweehandig wapen. Inderdaad, dacht Caramon terwijl hij het met de ogen van een expert bekeek, hij kende maar weinig mannen die het zelfs maar konden optillen, laat staan ermee rond konden zwaaien.

Maar niet alleen hief IJzervoet het met gemak, hij deed het met één hand! En hij gebruikte het goed, zag Caramon aan het geoefende en goed getimede zwaaien. De stalen kling ving het licht van het vuur toen hij het door de lucht zwaaide. Het zoemde toen het de duisternis doorkliefde en het trok een schitterend spoor van licht achter zich aan.

Toen zijn tegenstander met zijn glimmende stalen kunstbeen de kring in hinkte, zag Caramon met wanhoop dat hij niet tegenover een brute en domme opponent stond, maar tegenover een geoefend zwaardvechter, een intelligente man, die zijn handicap had overwonnen in het vechten met tweebenige mannen.

IJzervoet had niet alleen zijn handicap overwonnen, merkte Caramon na hun eerste aftastende uitvallen, maar de half-oger had het op dodelijke wijze in zijn voordeel weten uit te buiten.

Ze bestookten elkaar, deden schijnaanvallen en zochten beiden naar een zwak punt in de verdediging van hun tegenstander. Toen, balancerend op zijn goede been, gebruikte IJzervoet plotseling zijn stalen been als een wapen. Ronddraaiend raakte hij Caramon met zo’n kracht dat de grote man ter aarde stortte. Zijn zwaard vloog uit zijn handen.

IJzervoet hervond snel zijn evenwicht en wilde uithalen met zijn enorme zwaard, duidelijk met de bedoeling de strijd snel te beslissen om tot een ander soort amusement over te kunnen gaan. Maar Caramon had dit soort manoeuvres vaker in de arena gezien. Terwijl hij naar adem happend op de grond lag en net deed of hij geen lucht meer kon krijgen, wachtte Caramon tot zijn vijand dicht bij hem was. Op dat moment trok hij het goede been van IJzervoet onder hem weg.

De mannen die om hen heen stonden, juichten en klapten. Terwijl het geluid levendige herinneringen aan de arena in Istar terugbracht, ging Caramons bloed sneller stromen. Zorgen over broers in zwarte mantels en wit bemantelde geestelijken verdwenen. Net als de gedachten aan thuis. Al zijn twijfels verdwenen. De opwinding van het vechten en de bedwelmende sensatie van het gevaar stroomden door zijn aderen en brachten hem in dezelfde extase die zijn broer ervoer bij zijn magie. Hij krabbelde weer op en zag dat zijn vijand hetzelfde deed. Caramon deed plotseling een wanhopige uitval naar zijn zwaard dat een stukje bij hem vandaan lag. Maar IJzervoet was net iets sneller en hij schopte Caramons zwaard venijnig weg.