Ze kon niets uitbrengen, maar schudde slechts haar hoofd. Hij zuchtte weer. Crysania lag comfortabel met gesloten ogen in zijn omhelzing.
Toen zijn hand weer door haar haren wilde gaan, voelde ze zijn lichaam meer gespannen worden. Bijna kwaad greep hij haar bij haar schouders en duwde haar van zich af.
‘Vertel me wat er gebeurd is,’ gebood hij met zwakke stem.
‘Ik werd hier wakker...’ stamelde Crysania. De verschrikkingen van haar ervaringen en de herinnering aan Raistlins warme aanraking verwarden en ontmoedigden haar. Toen ze zijn ogen kouder en ongeduldiger zag worden, dwong ze zichzelf op rustige toon door te gaan.
‘Ik hoorde Caramon schreeuwen...’
Raistlin sperde zijn ogen onmiddellijk wagenwijd open. ‘Mijn broer?’ zei hij stomverbaasd. ‘Dus de bezwering bracht hem ook hierheen. Het verbaast me dat ik nog leef. Waar is hij?’ Toen hij zijn hoofd zwakjes hief zag hij zijn broer die bewusteloos op de grond lag. ‘Wat is er met hem aan de hand?’
‘Ik heb een bezwering uitgesproken. En nu is hij blind,’ zei Crysania blozend. ‘Dat was niet mijn bedoeling, ik deed het toen hij je probeerde te doden - in Istar, vlak voor de Catastrofe...’
‘Jij maakte hem blind! Paladijn... verblindde hem!’ Raistlin lachte. Het geluid weerkaatste van de koude stenen. Crysania kromp ineen en er bekroop haar een kil gevoel van afschuw. Maar het gelach bleef steken in Raistlins keel. De magiër begon te schokken en te kokhalzen en snakte naar adem.
Crysania keek hulpeloos toe tot het spasme voorbij was en Raistlin weer rustig op de grond lag. ‘Ga door,’ fluisterde hij geïrriteerd.
‘Ik hoorde hem schreeuwen, maar ik kon niets zien in de duisternis. Het medaillon gaf me licht en zo vond ik hem en ik... wist dat hij blind was. En ik vond jou ook. Je was bewusteloos en we konden je niet wakker krijgen. Caramon zei me te beschrijven waar we waren en toen zag ik...’ Ze huiverde. ‘Ik zag die... die verschrikkelijke...’
‘Ga door,’ zei Raistlin.
Crysania haalde diep adem. ‘Toen begon het licht van het medaillon minder te worden...’
Raistlin knikte.
‘... en die dingen naderden ons. Ik riep je, onder de naam Fistandantilus. Daardoor stopten ze. Toen,’ en Crysania’s stem verloor de angstige toon en klonk vooral kwaad, ‘greep je broer me en dwong me tegen de grond, terwijl hij iets schreeuwde als “Laat ze hem zien zoals hij in hun eigen duisternis bestaat!” Op het moment dat Paladijns licht jou niet langer aanraakte, kwam dat wezen...’ Ze huiverde en bedekte haar gezicht en hoorde nog steeds Raistlins verschrikkelijke schreeuw in haar geest.
‘Zei mijn broer dat?’ vroeg Raistlin even later zachtjes.
Crysania haalde haar handen voor haar gezicht weg om hem aan te kijken, verbaasd door zijn toon, die zowel bewondering als verbazing uitdrukte. ‘Ja,’ zei ze. ‘Hoezo?’
‘Hij heeft onze levens gered,’ merkte Raistlin sarcastisch op. ‘Die grote lomperik kreeg zowaar eens een goed idee. Misschien moet je hem maar blind laten - daar gaat hij blijkbaar beter van nadenken.’
Raistlin probeerde te lachen, maar barstte weer in een hoestbui uit waar hij bijna in stikte. Crysania wilde hem helpen maar hij hield haar tegen met een woeste blik, hoewel zijn lichaam schudde van de pijn. Hij rolde zich op zijn zij om te kokhalzen.
Zachtjes viel hij handenwrijvend weer terug, zijn lippen met bloed bedekt. Zijn ademhaling was oppervlakkig en te snel. Van tijd tot tijd deed een hoestbui zijn lichaam schudden.
Crysania staarde hem hulpeloos aan.
‘Je vertelde me ooit dat de goden deze ziekte niet konden genezen. Maar je bent stervende, Raistlin! Is er niet iets wat ik kan doen?’ vroeg ze zachtjes zonder hem aan te durven raken.
Hij knikte, maar zeker een minuut lang kon hij niet praten of bewegen. Uiteindelijk wenkte hij Crysania met trillende hand om naderbij te komen. Ze boog zich over hem heen. Hij raakte haar wang aan om haar gezicht dichter bij dat van hem te brengen. Zijn adem voelde warm aan op haar huid.
‘Water!’ Hij snakte onhoorbaar naar adem. Ze kon hem alleen maar begrijpen door zijn bebloede lippen te lezen. ‘Een toverdrankje... zal helpen...’ Met moeite bewoog hij een hand naar een zak in zijn gewaad. ‘En... en warmte, vuur! Ik... heb... de kracht niet...’
Crysania knikte om te laten merken dat ze het begreep.
‘Caramon?’ Zijn lippen vormden de woorden.
‘Die... die dingen die hem aanvielen,’ zei ze terwijl ze naar het bewegingsloze lichaam van de krijger keek. ‘Ik weet niet zeker of hij nog leeft...’
‘We hebben hem nodig! Je... moet... hem genezen!’ Hij kon niet verder maar lag snakkend naar adem te happen met gesloten ogen.
Crysania slikte huiverend. ‘Weet je het zeker?’ vroeg ze aarzelend. ‘Hij probeerde je per slot van rekening te vermoorden...’
Raistlin glimlachte en schudde toen zijn hoofd. De zwarte kap bewoog zachtjes mee. Toen keek hij Crysania aan, en zij zag de diepten in zijn ogen. De vlam, diep binnenin de magiër, brandde nog maar zwak en gaf zijn ogen een zachte warmte die heel anders was dan het razende vuur dat ze eerder had gezien.
‘Crysania...’ ademde hij, ‘ik... ga... het bewustzijn verliezen... Je zult alleen zijn... in deze duisternis... Mijn broer... kan helpen... Warmte...’ Zijn ogen sloten zich, maar zijn greep om Crysania’s hand werd steviger, alsof hij zo haar levenskracht kon gebruiken om zich aan de werkelijkheid vast te klampen. Met een hevige worsteling opende hij zijn ogen weer en keek haar intens aan. ‘Verlaat deze kamer niet!’ stamelde hij. Zijn ogen rolden terug in zijn hoofd.
Je zult alleen zijn! Crysania keek angstig rond, verstikt door paniek. Water! Warmte! Hoe moest ze dat voor elkaar krijgen? Dat kon ze niet! Niet in deze kamer van het kwaad!
‘Raistlin!’ smeekte ze en ze greep zijn fragiele hand met beide handen vast en drukte haar wang ertegenaan. ‘Raistlin, verlaat me alsjeblieft niet!’ fluisterde ze en ze kromp ineen bij de aanraking van zijn koude vlees. ‘Ik kan niet doen wat je vraagt! Ik heb de macht niet! Ik kan geen water uit stof scheppen...’
Raistlin opende zijn ogen. Ze waren bijna net zo zwart als de kamer waarin hij lag. Hij bewoog zijn hand, de hand die zij vasthield, en trok een lijn van haar ogen naar beneden langs haar wang. Toen werd de hand slap en viel zijn hoofd opzij.
Crysania bracht haar eigen hand naar haar gezicht en vroeg zich af wat hij bedoelde met dat vreemde gebaar? Het was geen liefkozing geweest. Hij probeerde haar iets duidelijk te maken, dat bleek wel uit zijn indringende blik. Maar wat? Haar huid brandde door zijn aanraking... bracht herinneringen terug…
En toen ineens wist ze het.
Ik kan geen water uit stof scheppen...
‘Mijn tranen!’ mompelde ze.
Hoofdstuk 2
Helemaal alleen in de kille kamer, geknield naast Raistlins stille lichaam en vlak bij de levenloze en bleke Caramon, benijdde Crysania beiden plotseling hevig. Hoe makkelijk zou het zijn, bedacht ze, om zich weg te laten glijden in bewusteloosheid en de duisternis bezit van haar te laten nemen! Het kwaad van deze plek - dat zich kennelijk had teruggetrokken bij het geluid van Raistlins stem - was bezig weer terug te keren. Ze kon het in haar nek voelen als een koude tocht. Vanuit de schaduwen staarden ogen haar aan, ogen die schijnbaar alleen nog werden tegengehouden door het licht van de Staf van Magius, die nog steeds glansde. Zelfs buiten bewustzijn leunde Raistlins hand er stevig op.
Crysania legde de andere hand van de aartsmagiër, de hand die zij vasthield, zachtjes op zijn borst. Toen ging ze achteroverzitten, perste haar lippen stevig op elkaar en slikte haar tranen in.
‘Hij rekent op me,’ zei ze tegen zichzelf, terwijl ze de fluisterende geluiden om haar heen probeerde te verdrijven. ‘In zijn zwakheid rekent hij op mijn kracht. Mijn hele leven,’ ging ze verder, haar tranen uit haar ogen wrijvend en toekijkend hoe het water op haar vingers glom in het licht van de staf, ‘ben ik trots geweest op mijn kracht. Maar tot nu toe heb ik nooit geweten wat echte kracht was.’ Ze keek naar Raistlin. ‘Nu zie ik het in hem! Ik zal hem niet in de steek laten!