Выбрать главу

Hij haalde zijn schouders op. ‘Het zou me waarschijnlijk weinig doen als ik eraan toegaf; ik zou wellicht tijdelijk wat zwakker worden, meer niet. Maar...’ - hier ging zijn blik als een ijspegel dwars door Caramon heen - ‘het zou Crysania vernietigen als ze erachter kwam. En reken maar dat ze erachter zou komen!’

‘Kille smeerlap dat je bent,’ siste Caramon met opeengeklemde tanden.

Raistlin trok verbaasd een wenkbrauw op. ‘Ben ik dat?’ vroeg hij simpel. ‘Als dat waar was, zou ik dan niet simpelweg m’n eigen genot najagen? Ik ben juist in staat om mezelf te begrijpen en onder controle te houden - in tegenstelling tot vele anderen.’

Caramon knipperde met zijn ogen. Hij gaf zijn paard weer de sporen en volgde het spoor weer, maar hij was verward. Op de een of andere manier was zijn broer er weer in geslaagd de zaak volkomen om te draaien. Plotseling voelde hij, Caramon, een enorm schuldgevoel - een willoos slachtoffer van zijn dierlijke instincten en niet mans genoeg om zich in bedwang te houden - terwijl zijn broer, naar eigen zeggen ‘niet in staat lief te hebben’, een toonbeeld van nobelheid en zelfopoffering leek. Caramon schudde zijn hoofd.

De twee mannen volgden Crysania’s spoor inmiddels steeds dieper het woud in. Het was gemakkelijk genoeg, want ze had zich keurig aan het pad gehouden en was er nergens van afgeweken. Ze had niet eens de moeite genomen haar sporen te wissen.

‘Vrouwen!’ mopperde Caramon na een tijdje. ‘Als ze zo nodig moest mokken, waarom is ze dan niet gewoon gaan lopen! Waarom moest ze nou per se met zo’n snel paard het halve land doorkruisen?’

‘Je begrijpt haar niet, mijn broer,’ zei Raistlin terwijl hij peinzend het spoor bekeek. ‘Dat is helemaal haar bedoeling niet. Deze vlucht heeft een diepere betekenis, geloof me nou maar.’

‘Ja hoor!’ snoof Caramon laatdunkend. ‘Hier spreekt de grote vrouwenexpert! Ik ben al eens getrouwd geweest, hoor. Ik herken dit. Ze vlucht impulsief in de hoop dat we haar snel achterhalen. Ergens verderop vinden we haar dan, terwijl haar paard helemaal op is, waarschijnlijk mank. Ze zal het ijskoud hebben, maar toch blijft ze hooghartig. Dan maken we onze excuses... en dan krijgt ze haar eigen tent van me, en... kijk maar! Wat zei ik je?’

Hij hield zijn paard in en gebaarde naar de vlakke graslanden. ‘Je ziet een spoor dat een blinde greppeldwerg nog zou kunnen volgen! Kom mee!’

Raistlin gaf geen antwoord, maar zijn gezicht stond bedachtzaam toen hij achter zijn broer aan reed. De twee volgden Crysania’s spoor door de graslanden. Ze vonden de plek waar ze het bos weer was ingegaan, stuitten op een stroompje dat ze overstaken. Maar daar, op de oever van het stroompje hield Caramon plotseling halt.

‘Wat nou...’ Hij keek naar links en rechts, en liet zijn paard een cirkel draaien. Raistlin stopte, zuchtend, en leunde over de zadelknop.

‘Ik zei het toch,’ zei hij bars. ‘Ze heeft een doel voor ogen. Ze is slim, broer van me. Slim genoeg om te weten hoe jouw gedachtegang werkt... als je al nadenkt.’

Caramon keek zijn tweelingbroer dreigend aan maar zei niks.

Crysania’s spoor was verdwenen.

Zoals Raistlin goed had geraden, had Crysania inderdaad een doel. Ze was slim en intelligent en ze had geraden wat Caramon zou denken en ze had hem bewust misleid. Niet dat ze nou zelf zo’n kei was in spoorzoeken en aanverwante buitenactiviteiten, maar ze had de laatste maanden niet voor niets in het gezelschap verkeerd van mannen die dat wel waren. Omdat ze eenzaam was - weinigen durfden te praten met de ‘heks’ - en zowel Caramon, met zijn eigen besognes, als Raistlin, met zijn eeuwige studies, geen tijd voor haar hadden, ging ze vaak alleen uit rijden en leerde ze gaandeweg van alle verhalen die ze zoal oppikte.

Het was uiteindelijk niet zo moeilijk geweest om op haar eigen sporen terug te komen, en om haar paard door het midden van de stroom te sturen, waardoor ze geen enkel traceerbaar spoor achterliet. Toen ze bij een rotsachtig gedeelte van de oever aankwam, waar haar paard sowieso geen sporen achter zou laten, had ze het stroompje achter zich gelaten. Ze ging het bos weer binnen, maar nu vermeed ze het hoofdspoor, om zich een weg te banen langs een van de kleinere dierensporen dat uiteindelijk ook naar het stroompje leidde. Overal verborg ze haar sporen zo goed en zo kwaad als dat ging. Hoewel ze hier en daar wat slordig was, ging ze er voetstoots van uit dat Caramon dat nooit achter haar zou zoeken, dus ze was niet echt bang dat hij haar op het spoor zou komen.

Had ze echter geweten dat Raistlin zijn broer vergezelde, had ze meer bedenkingen gehad, want de magiër leek haar beter te kennen dan zijzelf. Maar dat wist ze niet, dus vervolgde ze haar weg in een rustig tempo - om het paard uit te laten rusten en zichzelf de tijd te gunnen haar plannen te overdenken.

In haar zadeltassen bewaarde ze een kaart die ze uit Caramons tent gestolen had. Op de bewuste kaart was een dorpje gemarkeerd dat in de bergen lag. Het was zo klein dat het niet eens een naam had - althans, op de kaart was geen naam te zien. Maar dit dorpje was haar bestemming. Hier wilde ze een tweeledig doel zien te bereiken: ze zou de tijd veranderen en tevens zou ze het bewijs leveren, aan Caramon, zijn broer en aan zichzelf, dat ze meer was dan een nutteloos, gevaarlijk stuk bagage. Ze zou er niets minder dan haar eigenwaarde bewijzen.

Hier, in dit dorpje, wilde Crysania de verering van de oude goden weer herstellen.

Dit was echter geen compleet nieuwe gedachte voor haar. Ze had het al vaker overwogen maar om diverse redenen had ze haar doel nimmer gerealiseerd. Allereerst hadden Caramon en Raistlin het haar verboden om haar klerikale krachten in het kamp te gebruiken. Beiden vreesden voor haar leven, want ze waren de heksenverbrandingen uit hun jeugd nooit vergeten. (Raistlin zelf was bijna slachtoffer geworden, alvorens Sturm en Caramon hem hadden kunnen redden.)

Crysania bezat genoeg gezond verstand om te weten dat de meereizende mannen en hun gezinnen niet naar haar zouden luisteren, omdat ze allen geloofden dat ze inderdaad een heks was. Vervolgens had ze overwogen dat als ze haar verhaal maar kon vertellen aan mensen die haar niet kenden, als ze hen de boodschap kon brengen dat de goden de mens niet hadden verlaten, maar dat de mens de goden had verlaten, dat ze haar dan zouden volgen zoals ze Goudmaan tweehonderd jaar later zouden volgen.

Maar pas toen Raistlins scherpe woorden haar diep hadden geraakt, kon ze de moed verzamelen om daadwerkelijk wat te doen. Zelfs nu nog, terwijl ze haar paard in de schemering door het stille bos leidde, hoorde ze zijn stem en zag ze zijn vlammende ogen terwijl hij haar keihard afviel.

Dat had ik verdiend, gaf ze aan zichzelf toe. Ik had mijn geloof verloochend. Ik gebruikte mijn ‘charmes’ om hem bij me te lokken, terwijl ik me in had moeten zetten om hem tot Paladijn te brengen. Zuchtend streek ze onbewust door haar verwarde haar. Als hij geen wilskracht had getoond, had ik absoluut toegegeven.

Haar bewondering voor de jonge aartsmagiër, die toch al groot was, verdiepte zich - zoals Raistlin al had voorzien. Ze was vastbesloten om zijn vertrouwen in haar weer te herstellen, om te zorgen dat zij zijn vertrouwen en respect waard zou zijn. Want het kon niet anders bekende ze, blozend, dat hij momenteel een lage dunk van haar zou hebben. Door terug te keren in het kamp met een aantal volgelingen, ware gelovigen, wilde ze hem tonen dat hij ongelijk had - dat de tijd veranderd kon worden door geestelijken in een lege wereld te brengen - maar ook hoopte ze dat ze haar leer kon verspreiden in het leger zelf.

Haar plannen overwegend, voelde Crysania zich beter dan tijdens de maanden dat ze dit tijdsgewricht hadden betreden. Voor de verandering ondernam ze iets op eigen houtje. Ze liep niet achter Raistlin aan en evenmin volgde ze nu Caramons bevelen op. Haar humeur verbeterde aanzienlijk en ze schatte in dat ze het dorpje nog net voor donker kon bereiken. Het spoor dat ze had gevolgd leidde haar tegen de berghelling op. Ze bereikte nu de top en onder haar bevond zich een kleine vallei. Crysania gaf het paard een stopteken. Daar beneden kon ze het dorpje zien liggen, het doel van haar bestemming.