Выбрать главу

Caramon, verbaasd door deze ongewone uitbarsting, draaide zich om en keek zijn broer aan. Raistlins magere gezicht was bijna net zo bleek als het lijk dat binnen lag, en zijn stem klonk woedend.

‘Kom mee,’ zei hij en hij maakte zich abrupt los van Crysania’s arm. Driftig beende hij naar het centrum van het dorpje. Crysania volgde hem, haar kap stevig vasthoudend om de striemende regen en windvlagen af te weren. Caramon volgde hen ook, maar iets terughoudender.

Toen hij halverwege de modderige, kletsnatte straat stond, wendde Raistlin zich tot Crysania en zijn broer.

‘Haal de paarden, Caramon, die van ons en dat van Crysania. Voer ze naar de bossen daar, buiten het dorpje’ - de magiër wees nadrukkelijk -‘blinddoek ze en kom dan terug hierheen.’

Caramon staarde hem nietszeggend aan.

‘Vooruit, doe het!’ commandeerde Raistlin, met raspende stem.

Caramon voldeed aan het bevel en voerde de paarden weg.

‘Ga nu hier staan,’ vervolgde Raistlin toen zijn broer even later terugkwam. ‘En verroer je verder niet. En wat er ook gebeurt, kom niet naar mij toe.’ Hij keek vervolgens Crysania even aan, die vlak bij hem stond. ‘Jij begrijpt me vast wel, Caramon.’

Caramon knikte zonder een woord te zeggen en nam Crysania bij de hand.

‘Wat betekent dit?’ vroeg ze, enigszins achterdochtig.

‘Zijn magie,’ antwoordde Caramon.

Hij zei verder niks toen Raistlin hem een scherpe, gebiedende blik toewierp. Verontrust door de vreemde, woeste uitdrukking op het gezicht van de magiër, ging Crysania wat dichter bij Caramon staan. Ze huiverde. De grote man, zijn blik strak op zijn broer gericht, sloeg zijn arm beschermend om haar heen. Terwijl ze samen in de stromende regen stonden, bijna bang om adem te halen, wachtten ze af wat de aartsmagiër ging doen.

Raistlin sloot de ogen. Hij richtte zijn hoofd naar de hemel, hief zijn armen, zijn handpalmen naar boven gekeerd. Zijn lippen bewogen, maar - heel even - konden ze hem niet horen. Maar toen, hoewel hij zijn stem niet leek te verheffen, konden beiden plotseling bepaalde woorden herkennen - de taal der magie. Hij bleef dezelfde woorden steeds weer herhalen, en zijn omfloerste stem bracht de spreuk steeds harder en zachter voort. De woorden veranderden niet, maar de manier waarop hij ze uitsprak, de betekenis van elk woord, varieerde telkens weer bij elke herhaling van de frase.

Er viel een stilte over de vallei. Zelfs het geluid van de vallende regen verdween uit Caramons oren. Alles wat hij hoorde waren de monotone woorden, de vreemde en ijle muziek van zijn broers stem. Crysania drukte zich steviger tegen hem aan, haar donkere ogen opengesperd terwijl Caramon haar gerust probeerde te stellen.

Terwijl Raistlin maar doorging, maakte een gevoel van ontzetting zich meester van Caramon. Hij had de stellige indruk dat hij onontkoombaar naar Raistlin getrokken werd, dat alles in de wereld naar de aartsmagiër getrokken werd, hoewel hij waarnam - enigszins angstig om zich heen kijkend - dat hij geen centimeter van zijn plaats was geweken. Toen hij zijn broer weer aanstaarde, werd dat gevoel zo mogelijk nog sterker.

Raistlin stond in het middelpunt van de wereld, zijn handen uitgestrekt, en alle geluiden, al het licht, de lucht zelf, leken zich door hem gemakkelijk te laten grijpen. De grond onder Caramons voeten begon te pulseren in golven die naar de aartsmagiër stroomden.

Raistlin hief zijn handen nog hoger en zijn stem steeg in toonhoogte. Hij pauzeerde, en vervolgens sprak hij elk woord nauwgezet uit, langzaam en doelgericht. De wind nam toe, de grond kwam omhoog. Caramon onderging de krankzinnige sensatie dat de hele wereld naar Raistlin toe kwam, en hij zette zich schrap, bang om ook in Raistlins duistere maalstroom meegezogen te worden.

Raistlins vingers klauwden naar de grijze, kolkende hemel. De energie die hij aan de aarde en de lucht had onttrokken, stroomde nu door hem heen. Zilveren vonken ontsprongen aan zijn vingertoppen, en troffen de wolken genadeloos. Als antwoord schoot er een helder, scherp licht naar beneden, en het huis waar het stoffelijk overschot van de jonge geestelijke lag kreeg de volle laag. Met een daverende explosie werd het huis getroffen door een blauwwitte vuurbal.

Opnieuw sprak Raistlin en meer zilverkleurig vuur schoot uit zijn vingertoppen. Een nieuwe vuurbal die deze keer de magiër trof! Raistlin stond midden in een verzengende roodgroene vlam.

Crysania gilde. Spartelend en tegenstribbelend probeerde ze los van Caramon te komen. Maar indachtig de woorden van zijn broer hield Caramon haar stevig vast, zodat ze niet op Raistlin af kon lopen.

‘Kijk!’ fluisterde hij hees, haar in een ijzeren greep houdend. ‘De vlammen deren hem niet!’

In het midden van de vuurgloed hief Raistlin zijn armen nog hoger en zijn zwarte gewaad en mantel wervelden om hem heen, alsof hij in het epicentrum van een heftige orkaan stond. Hij sprak weer. Woeste vuurstralen schoten uit hem voort, de duisternis oplichtend, zich verspreidend door het natte gras, en dansend op het water alsof er een laag brandbare olie overheen lag. En Raistlin stond in het centrum van alles; een stuurwiel vol vuur.

Crysania kon zich niet bewegen. Ze was letterlijk verlamd door een angst en ontzetting die ze nog nimmer had ervaren. Ze klampte zich aan Caramon vast, maar die bood ook weinig troost; ze hielden elkaar vast als bange kinderen terwijl de vlammen om hen heen loeiden. Het vuur volgde een spoor door de straten en elk gebouw waar de vlammen aan likten explodeerde vervolgens met een knallende explosie.

Purper, rood, blauw en groen kleurde het magische vuur dat omhoog reikte, en het nam de plaats in van de versluierde zon. De aasvogels gilden in doodsnood terwijl de bomen waar ze in waren gevlucht levensgrote fakkels werden.

Raistlin sprak weer, nog één laatste keer. Met een uitbarsting van puur, wit licht schoot er een steekvlam uit de hemel en verteerde de lijken in het massagraf.

Een hete wind van het vuur blies de kap van Crysania’s hoofd; de hitte was intens en ranselde haar gezicht. De rook verstikte haar en ze kon nauwelijks ademhalen. Overal sprongen vonken om haar heen en de vlammen kronkelden om haar voeten alsof ook zij deel uit moest maken van de verzengende brand. Maar niets raakte haar aan; niets trof haar. Zij en Caramon stonden ongeschonden te midden van het geweld. En toen werd Crysania zich bewust van de intense blik die Raistlin op haar wierp.

Vanuit het helse inferno wenkte de magiër haar.

Crysania hapte naar adem en kroop bijna tegen Caramon aan.

Raistlin wenkte weer, en zijn mantel werd opgenomen door de vuurwind die hij zelf had aangewakkerd. Midden in de vlammen hield hij zijn handen uitgestrekt naar Crysania.

‘Nee!’ schreeuwde Caramon, haar weer stevig vasthoudend. Crysania kon Raistlins blik echter niet weerstaan, maakte zich los van de grote man en stapte voorwaarts.

‘Kom hier, Eerwaarde Dochter!’ Raistlins zachte stem raakte haar, te midden van de bulderende chaos en ze wist dat ze hem in haar hart voelde. ‘Kom tot me, dwars door de vlammen heen! Proef de macht van de goden...’

De hitte van het verzengende vuur dat de aartsmagiër omhulde, brandde en verteerde haar ziel. Het leek of haar huid moest blakeren en verschrompelen. Ze kon de geluiden horen van haar knetterende haar. De adem werd uit haar longen gezogen, en ze voelden pijnlijk schroeiend aan. Maar het pure licht van het vuur bracht haar in een trance, en de vlammen begeleidden haar dansend, en Raistlins zachte stem klonk onverminderd verleidelijk.

‘Nee!’ Achter zich hoorde ze Caramon schreeuwen maar het geluid betekende niets voor haar, minder dan haar eigen dwingende hartslag. Ze bereikte de vlammenmuur. Raistlin stak zijn hand uit, maar heel even aarzelde ze, en hield zich in.

Zijn hand verbrandde! Ze zag hem verschrompelen, het vlees zwartgeblakerd.

‘Kom hier, Crysania...’ fluisterde zijn stem.

Ze stak haar hand vooruit, bevend, en wierp hem in de vlam. Heel even voelde ze een alles verzengende pijn. Ze gilde het uit van ontzetting tot Raistlins hand zich om de hare sloot en haar door het vurige gordijn trok. Onvrijwillig en onbewust sloot ze de ogen.