Ach, ga toch rechtop staan, Kharas,’ viel Duncan driftig uit toen de lange en baardloze dwerg een diepe buiging voor hem maakte.
‘Niet voordat u me vergeven hebt, heer,’ antwoordde Kharas, die voorovergebogen bleef staan.
‘Vergeving voor wat? Dat je een oude, dwaze dwerg wat verstand in z’n kop mepte?’ Duncan lachte wrang. ‘Nee, daar vergeef ik je niet voor, daar bedank ik je voor.’ De koning wreef over zijn kaak. ‘Plichtsgevoel kan pijnlijk zijn, luidt een oud spreekwoord. Ik snap nu waarom. Maar genoeg daarover.’
Nu hij Kharas overeind zag komen, reikte hij hem een perkamenten rol aan. ‘Ik heb je hier voor iets anders laten komen. Lees dit maar eens.’
Nieuwsgierig en enigszins in de war bestudeerde Kharas de rol. Hij was met zwart lint gebonden maar niet verzegeld. Hij bekeek de andere Heren een voor een, op hun stenen zetels die iets lager stonden dan die van de koning. Eén zetel trok zijn aandacht in het bijzonder: die waar Argat doorgaans op zat... de Heer der zwarte dwergen. Zijn voorhoofd fronsend, las hij de boodschap hardop voor, waarbij hij regelmatig struikelde over de onbeholpen taal van de zwarte dwerg.
Duncan, van de dwergen van Thorbardin, koning
De groeten van hen die je nu vast verraders noemt.
Deze rol is voor jou en komt van ons die weten dat je de andere zwarte dwergen die in Thorbardin leven zwaar zult straffen voor wat wij in Pax Tharkas hebben gedaan.
Als je deze rol inderdaad ontvangt, hebben we de poort open weten te houden.
Je hebt ons plan toen in de Raad de grond in geboord. Misschien snap je wijsheid nu beter.
De vijand wordt nu door de tovenaar geleid. Tovenaar is onze vriend.
Hij laat leger naar Vlakten van Dergoth optrekken. Wij marcheren mee, en spelen vrienden. Als het moment daar is, zullen de zogenaamde verraders, wij dus, hard toeslaan. Wij vallen de vijand van binnenuit aan en drijven ze recht op jullie scherpe bijlen af.
Als je twijfelt aan onze trouw, houd onze mensen dan maar gijzelaar onderin de berg tot we terugkomen. We beloven je een mooi geschenk als bewijs van onze loyaliteit.
Kharas las de boodschap twee keer. Er verschenen rimpels op zijn voorhoofd, diepe denkrimpels.
‘En?’ vroeg Duncan hem.
‘Ik wil niets te maken hebben met verraders,’ antwoordde Kharas, die de rol met walging aan zijn koning teruggaf.
‘Maar als ze nou eens oprecht zijn?’ drong Duncan aan. ‘Dan kunnen ze ons een grote overwinning bezorgen!’
Kharas keek enigszins omhoog om zijn koning recht in de ogen te kijken. ‘Als ik op dit moment de generaal van de vijand zou spreken, die Caramon Majere, een eerlijk en vooral eerzaam man, zou ik hem uitleggen welk groot gevaar hem van binnenuit bedreigt, ook al zou dat onze eigen nederlaag tot gevolg hebben.’
De andere Heren snoven afkeurend of bromden wat.
‘Je was een perfecte ridder van Solamnië geweest!’ mopperde een van hen, wat bepaald niet als compliment was bedoeld.
Duncan wierp hen allen een bestraffende blik toe en mokkend hielden ze verder hun mond.
‘Kharas, we weten hoe jij zoal denkt over eer, en daar bewonderen we je zelfs voor. Maar met eergevoel kunnen we de kinderen van onze gesneuvelden niet voeden, noch zal het onze zogenaamde broeders ervan kunnen weerhouden ons kaal te plukken als wij ten onder mochten gaan.’ Duncan vervolgde, met zeer ernstige stem: ‘Er is een tijd voor eer en een tijd om te doen wat nou eenmaal gedaan moet worden.’ Hij wreef weer over zijn kaak. ‘Dat heb jij me hoogstpersoonlijk bewezen.’
Kharas keek uiterst benepen en onbewust ging zijn hand naar zijn ooit zo volle baard, waarop hij blozend en slecht op zijn gemak maar naar zijn voeten staarde.
‘Onze verkenners hebben het bevestigd,’ ging Duncan verder. ‘Het leger rukt op.’
Kharas keek op, boos en verward. ‘Ik geloof er niets van! Nog steeds niet! Hebben ze Pax Tharkas verlaten? Voordat hun voorraden aangekomen zijn? Dat moet inderdaad betekenen dat die tovenaar de leiding heeft; een generaal zou zo’n blunder niet maken...’
‘Binnen twee dagen zullen ze op de Vlakten opduiken. Hun beoogde doel is uiteindelijk het fort Zhaman, zo vertellen onze spionnen. Daar wil de vijand blijkbaar zijn hoofdkwartier inrichten. Wij hebben daar ter plekke een klein garnizoen dat hen tijdelijk kan tegenhouden en hopelijk lang genoeg in het open veld kan houden.’
‘Zhaman... hmm...’ peinsde Kharas, over zijn kin krabbend bij ontstentenis van zijn baard. Ineens deed hij enthousiast een stap voorwaarts. ‘Als ik u nou eens een plan presenteer dat deze oorlog met een minimum aan bloedvergieten kan beëindigen, wilt u me dan aanhoren en me een poging laten wagen?’
‘Ik luister,’ zei Duncan terughoudend, met nog meer denkrimpels in zijn gezicht dan anders.
‘Geef me een handjevol van onze allerbeste krijgers mee, heer, en ik zal die tovenaar ombrengen, die Fistandantilus. Als hij eenmaal dood is, zal ik deze geschreven boodschap aan zijn generaal en zijn mannen laten zien. Dan zien ze in dat ze bedrogen zijn, en zal de kracht van ons leger hen duidelijk worden. Dan moeten ze zich wel overgeven!’
‘En wat doen we met ze als ze zich overgeven?’ merkte Duncan geïrriteerd op, hoewel hij het plan en de gevolgen voor zichzelf al aan het afwegen was. De andere Heren mopperden niet langer en wierpen elkaar veelbetekenende blikken toe, met zwaar gefronste wenkbrauwen.
‘Geef ze gewoon Pax Tharkas,’ zei Kharas, met toenemend enthousiasme. ‘Voor degenen die daar willen leven, uiteraard. Onze dwergenbroeders zullen ongetwijfeld naar huis terugkeren, en wellicht kunnen we hun een paar concessies toestaan - heel weinig maar, uiteraard,’ voegde hij haastig toe, omdat hij Duncans gezicht nog verder zag betrekken. ‘Dat kunnen we meenemen in de bepalingen van het vredesverdrag. Maar het zou mens en dwerg veilig onderdak bieden voor de winter - we kunnen ze in de mijnen laten werken...’
‘Het plan biedt mogelijkheden,’ merkte Duncan bedachtzaam op. ‘Als je eenmaal in de woestijn bent, kun je je schuilhouden in de...’
Daarop viel hij stil. Hij dacht dieper na. Vervolgens schudde hij toch het hoofd. ‘Maar het is wel een erg gevaarlijke onderneming, Kharas. En wellicht ook allemaal voor niks. Stel dat je de tovenaar weet te doden - en bedenk wel dat het een man met enorme krachten schijnt te zijn - dan nog is de kans groot dat je zelf gedood wordt voor je de kans krijgt om die generaal Majere te spreken. Naar verluidt is dat namelijk zijn tweelingbroer!’
Kharas glimlachte vermoeid, en zijn hand lag nog steeds op zijn gladgeschoren kin. ‘Dat risico neem ik graag, als dat zou betekenen dat ik geen broeders van ons meer hoef te doden.’
Duncan staarde hem even aan en slaakte een diepe zucht. ‘Goed dan, je krijgt toestemming. Maar zoek je mannen wel met zorg uit. Wanneer wil je vertrekken?’
‘Vannacht, heer, met uw permissie.’
‘De poorten van de berg zullen eenmalig voor je opengaan, en dan weer gesloten worden. Of ze weer voor jouw overwinning of voor de uittocht van ons machtige bergdwergenleger open zullen gaan, hangt van jou af, Kharas. Moge Reorx’ licht over je strijdhamer schijnen.’
Al buigend draaide Kharas zich om en liep weg, zijn voetstappen doelbewuster en doelgerichter dan toen hij kwam.
‘Daar loopt iemand die we node zullen missen,’ zei één der Heren, zijn blik vastgepind op de rug van de lange, baardloze dwerg.
‘We zijn hem al veel langer kwijt, vanaf het begin al,’ merkte Duncan vlijmscherp op. Toch drukte zijn gegroefde gezicht verdriet uit toen hij mompelde: ‘En nu moeten we ons op een oorlog voorbereiden.’
Hoofdstuk 8
‘Weer geen water,’ merkte Caramon droog op.
Regar verschoot van kleur, want hoewel de stem van de generaal min of meer uitdrukkingsloos klonk, wist de dwerg dat hij verantwoordelijk werd gehouden voor de zoveelste tegenvaller. En dat hij zelf ook besefte dat het zijn schuld was, hielp ook niet bepaald. Het enige gevoel dat erger en ondraaglijker is dan schuld is het gevoel van welverdiende schuld.