‘Ja, natuurlijk,’ zei hij met een glimlach, die hopelijk ontwapenend over zou komen op de magiër.
Dat was ijdele hoop, want Raistlin verzonk geheel in gedachten en bekeek de gnoom vervolgens met een gezichtsuitdrukking die Tas kil om het hart werd.
‘Zei je nou dat het apparaat stukging?’ sprak Raistlin zachtjes.
‘Ja...’ Tas slikte iets weg. En omdat Raistlins greep merkbaar verslapte, omdat hij diep na stond te denken, wist Tas zich bijna los te wurmen. Tot zijn verbazing echter, liet Raistlin hem plotseling helemaal los, waardoor de kender bijna achterovertuimelde.
‘Het apparaat was stuk...’ mompelde Raistlin. Ineens keek hij Tas intens aan. ‘Maar... wie heeft het dan weer gerepareerd?’ Zijn stem was niet meer dan een fluistering.
Zich afwendend, probeerde Tas zich enigszins in te dekken. ‘Ik... ik hoop maar dat de magiërs niet boos zullen worden. Gnimsh heeft het niet echt gerepareerd. Dat ga jij vast aan Par-Salian melden, hè, Raistlin? Eerlijk gezegd zit ik niet op nog meer moeilijkheden te wachten - ik heb al genoeg problemen, vind ik eigenlijk. We hebben niks met het apparaat gedaan - niet echt, althans. Gnimsh zette de onderdeeltjes gewoon weer in elkaar... zoals het aanvankelijk ook in elkaar had gezeten. En toen werkte het weer.’
‘Opnieuw in elkaar gezet?’ drong Raistlin aan, nog steeds met die vreemde blik in zijn ogen.
‘J-ja...’ Met een zwak glimlachje porde Tas de gnoom tussen de ribben om hem weer aan het praten te krijgen. ‘Opnieuw in elkaar gezet. Mooi uitgedrukt, ja.’
‘Maar Tas...’ sprak Gnimsh op luide toon. ‘Weet je dan niet meer wat er is gebeurd?’
‘Houd je mond!’ siste Tas. ‘Laat mij het woord nou maar voeren. We zitten zwaar in de problemen! Magiërs houden er niet van als er met hun apparaten geknoeid wordt, ook al maak je ze er alleen maar beter mee! Ik weet zeker dat ik Par-Salian dat wel aan zijn verstand kan brengen, als ik hem weer spreek. Hij zal vast heel blij zijn dat je het apparaat hebt hersteld. Per slot van rekening was het voor hen ook best lastig dat hun machine maar één persoon per keer kon transporteren. Dat begrijpt Par-Salian allemaal best, maar ik vertel het hem liever persoonlijk - als je begrijpt wat ik bedoel. Raistlin kan nog wel eens... nou ja, geagiteerd zijn over dergelijke dingen. Volgens mij begrijpt hij me niet helemaal en gelooft hij me ook niet, maar geloof me nou maar’ - hij keek de magiër even aan - ‘dit is dus niet het moment om alles omstandig uit te gaan leggen.’
Gnimsh, die Raistlin vertwijfeld aankeek, huiverde en kroop dichter naar Tas toe.
‘Hij kijkt me aan of hij me zo meteen binnenstebuiten gaat keren!’ jammerde de gnoom nerveus.
‘Zo kijkt hij eigenlijk iedereen aan,’ fluisterde Tas terug. ‘Daar wen je wel aan.’
En toen sprak niemand meer een woord. In de overvolle cel was slechts het koortsige gekreun van een zieke dwerg te horen. Tas keek er ongemakkelijk naar, en weer naar Raistlin. Die stond de gnoom nog steeds te fixeren, met die verzonken, grimmige blik op zijn lijkbleke gezicht.
‘Nou ja, veel meer heb ik niet te melden, Raistlin,’ sprak Tas opvallend luid, terwijl hij de zieke dwergen nogmaals een zenuwachtige blik toewierp. ‘Kunnen we nu gaan? Tover je ons snel even weg, zoals je destijds ook in Istar deed? Dat was pas lachen...’
‘Geef me dat apparaat,’ zei Raistlin met uitgestoken hand.
Om de een of andere reden - wellicht veroorzaakt door de onpeilbare blik van de magiër, ofwel de kilte in de ondergrondse kerkers - begon Tas hevig te bibberen. Gnimsh, die het apparaat stevig vasthield, keek Tas vragend aan.
‘Eh, vind je het heel erg als we het voorlopig even bij ons houden?’ sprak Tas voorzichtig. ‘Ik beloof je dat we het niet kwijt zullen maken...’
‘Geef me dat apparaat.’ Raistlins stem klonk zacht.
Weer slikte Tas iets weg, en hij kreeg een rare smaak in zijn mond. ‘Gee... geef hem dat apparaat maar, Gnimsh.’
De gnoom, die nogal verbijsterd leek en de situatie op zijn geheel eigen wijze in probeerde te schatten, keek Tas opnieuw vragend aan.
‘Het... het is wel goed,’ zei Tas met een geforceerd lachje, hoewel zijn gezicht uitdrukkingsloos bleef. ‘Raistlin is een vriend van me en hij zal er goed op letten...’
Schouderophalend zette Gnimsh een paar aarzelende stappen voorwaarts, met het apparaat in de palm van zijn hand. In het diffuse licht van de toorts leek de hanger maar gewoontjes en bijster oninteressant. Maar Raistlin nam het plechtig in zijn eigen hand en beschouwde het met grote aandacht. Toen verdween het in een van de vele, geheime zakken van zijn zwarte mantel.
‘Kom naast me staan, Tas,’ spoorde Raistlin hem aan, met een veel vriendelijker stem plotseling.
Gnimsh keek nog eens spijtig naar de zak waarin zijn geliefde apparaat was verdwenen. Tas greep vervolgens de lederen veters van zijn voorschoot en trok Gnimsh naar zich toe, weg van de magiër. Toen, terwijl hij Gnimsh’ hand beetpakte, keek hij verwachtingsvol naar Raistlin op.
‘We zijn er helemaal klaar voor,’ sprak hij opgetogen. ‘En toveren maar! Jeetje, wat zal Caramon verrast zijn...’
‘Ik zei... kom naast me staan, Tas,’ herhaalde Raistlin met die karakteristieke, zachte, stem van hem. Zijn ogen lieten de gnoom niet los.
‘O, Raistlin... nee... je wilt hem toch niet achterlaten?’ jammerde Tas. Hij liet Gnimsh’ hand los en stapte naar voren. ‘Want zo ja, dan blijf ik hier ook. Hij komt hier in z’n eentje natuurlijk nooit weg. En hij heeft schitterende plannen voor een mechanische lift...’
Raistlins hand schoot slangachtig uit, en hij greep Tas beet en trok hem naar zich toe. ‘Nee, ik laat hem hier niet zomaar achter, Tas.’
‘Zie je wel? Hij tovert ons terug naar Caramon. Je kunt echt lachen met die toverkunsten,’ zei Tas die zich grinnikend naar Gnimsh omdraaide. Overigens deed de bankschroefgreep van de magiër gemeen pijn. Maar toen hij het gezicht van Gnimsh eens goed bekeek, verdween zijn lach als bij toverslag. Hij wilde naar zijn vriend toe, maar Raistlins greep was muurvast.
De gnoom stond daar helemaal alleen, verward en zielig, en hij hield Tas’ zakdoek nog steeds stevig vast.
Tas worstelde om los te komen. ‘Gnimsh, alsjeblieft... alles komt goed. Ik zei je toch dat Raistlin mijn vriend is...’
Met één hand hield hij Tas’ kraag stevig vast en met een vinger van zijn andere hand wees Raistlin op de gnoom. Daarop klonk zijn omfloerste stem: ‘Ast kiranann kair...’
Tas verstijfde ter plekke. Die woorden had hij helaas vaker gehoord...
‘Nee!’ schreeuwde hij in totale paniek. Worstelend en draaiend keek hij Raistlin aan. ‘Nee!’ gilde hij, en probeerde de magiër te raken waar hij kon met zijn kleine handjes.
‘... Gardurm Soth-arn/Suh kali Jalaran!’ voltooide Raistlin zijn spreuk kalm.
Op dat moment hoorde Tas, die nog steeds tevergeefs naar de zwarte mantel klauwde, de lucht knetteren en sissen en met een onsamenhangend gehuil zag Tas stralen vuur uit Raistlins vingers schieten, die alle op de gnoom gericht waren. De magische flitsen troffen Gnimsh vol in de borst en de gruwelijke hoeveelheid energie tilde het lichaampje op en smeet het achterwaarts, waar het met een doffe klap tegen de rotswand werd geramd.
Gnimsh zeeg ineen op de stenen bodem zonder één kreet te slaken en uit zijn lederen schort stegen rookpluimpjes op. Al snel was er die bekende, misselijkmakende geur van brandend vlees. De hand die de zakdoek van de kender nog steeds vasthield, trilde even en bewoog toen niet meer.
Tas kon zich niet meer bewegen. Zijn handen klemden zich vast om Raistlins mantel en hij staarde lamgeslagen voor zich uit.
‘Kom mee, Tas.’
Maar Tas draaide zich om. ‘Nee,’ fluisterde hij, hevig bevend, worstelend om vrij te komen uit Raistlins stevige greep. Toen schreeuwde hij woedend: ‘Je hebt hem vermoord! Waarom? Dat was mijn beste vriend!’
‘Ik heb zo mijn redenen,’ zei Raistlin terwijl hij de kronkelende kender vasthield. ‘En nu kom je met mij mee.’