Galad Damodred, Kapiteinheer-gebieder van de Kinderen van het Licht, rukte met een slurpend geluid zijn gelaarsde voet los uit de enkeldiepe modder.
Bijters zoemden rond in de benauwde warmte. De stank van modder en stilstaand water maakte hem bij elke ademhaling bijna aan het kokhalzen terwijl hij zijn paard naar drogere grond leidde. Achter hem sjokte een lange, kronkelende rij van vier man breed, allemaal even modderig, bezweet en vermoeid als hij. Ze waren op de grens tussen Geldan en Altara, op drassig, nat terrein waar de eiken en koortsstruiken plaats hadden gemaakt voor laurier en spinachtige cipressen, die hun vergroeide wortels uitspreidden als knokige vingers. De stinkende lucht was warm – ondanks de schaduw en bewolking – en dicht, waardoor het leek alsof je een smerige soep inademde. Galad transpireerde hevig onder zijn borstplaat en maliën, zijn conische helm hing aan zijn zadel en zijn huid jeukte van het vuil en zilte zweet.
Hoe ellendig het ook was, deze richting was wel de beste. Asunawa zou niet verwachten dat ze deze kant opgingen. Galad veegde met de rug van zijn hand over zijn voorhoofd en probeerde met geheven hoofd te lopen, ten gunste van diegenen die hem volgden. Zevenduizend man, Kinderen die hem hadden verkozen boven de Seanchaanse indringers.
Er hing matgroen mos aan de takken, druipend als de resten van rottende lijken. Hier en daar werd het ziekelijke grijs en groen opgevrolijkt door een felle uitbarsting van roze of paarse bloemetjes bij klaterende stroompjes. Die plotselinge kleuren waren onverwacht, alsof er iemand verfdruppels op de grond had gemorst. Het was vreemd om op deze plek schoonheid aan te treffen. Kon hij ook het licht vinden in zijn eigen omstandigheden? Hij vreesde dat dat niet zo gemakkelijk zou zijn.
Hij trok Kloek achter zich aan. Achter hem hoorde hij bezorgde gesprekken, en af en toe een vloek. Deze plek, met die stank en bijtende insecten, was een beproeving voor de beste mannen. Galads volgelingen waren ontdaan over wat voor plek de wereld aan het worden was. Een wereld waarin er aan de hemel voortdurend donkere wolken hingen, waar goede mannen stierven door merkwaardige verdraaiingen van het Patroon en waar Valda – de Kapiteinheer-gebieder die Galad was voorgegaan – een moordenaar en verkrachter was gebleken.
Galad schudde zijn hoofd. De Laatste Slag zou niet meer lang op zich laten wachten.
Een gekletter van maliën kondigde aan dat er iemand langs de rij naar voren kwam. Galad keek om toen Dain Bornhald bij hem aankwam, salueerde en naast hem bleef lopen. ‘Damodred,’ zei Dain zachtjes, hun laarzen soppend in de modder, ‘misschien moeten we omkeren.’
‘Omkeren leidt alleen maar naar het verleden,’ zei Galad, turend over het pad verderop. ‘Ik heb hier veel over nagedacht, Kind Bornhald. Die hemel, het wegkwijnen van het land, dat de doden rondlopen... Er is geen tijd meer om bondgenoten te zoeken en tegen de Seanchanen te vechten. We moeten naar de Laatste Slag toe.’
‘Maar dit moeras,’ zei Bornhald, die opzij keek toen er een dikke slang door de struiken gleed. ‘Volgens onze kaarten hadden we er al uit moeten zijn.’
‘Dan zijn we vast bijna aan de rand.’
‘Misschien,’ zei Dain, en een spoortje zweet liep van zijn voorhoofd over zijn smalle wang, die trilde. Gelukkig was zijn brandewijn een paar dagen geleden op geraakt. ‘Behalve als de kaart niet klopt.’ Galad reageerde niet. Kaarten die ooit uitstekend waren, bleken tegenwoordig nog wel eens gebrekkig. Open akkers veranderden in gebroken heuvels, dorpen verdwenen, akkers waren de ene dag klaar om in te zaaien en dan de volgende dag ineens overwoekerd met kruipplanten en schimmels. Het moeras had zich inderdaad best eens kunnen uitbreiden.
‘De mannen zijn doodop,’ vervolgde Bornhald. ‘Het zijn goede mannen, dat weet jij ook. Maar ze beginnen te klagen.’ Hij kromp een beetje ineen, alsof hij een berisping van Galad verwachtte. Misschien zou hij die ooit ook wel hebben uitgedeeld. De Kinderen moesten hun noden met trots dragen. Maar herinneringen aan lessen die Morgase hem had geleerd – lessen die hij in zijn jeugd niet had begrepen – knaagden aan hem. Geef leiding door het goede voorbeeld te geven. Eis kracht, maar laat die eerst zelf zien. Galad knikte. Ze naderden een droge open plek. ‘Verzamel de mannen. Ik zal degenen vooraan toespreken. Laat mijn woorden optekenen en doorgeven aan de mannen achteraan.’ Bornhald keek onthutst, maar hij deed wat hem werd opgedragen. Galad stapte opzij en klom een heuveltje op. Hij legde zijn hand op het gevest van zijn zwaard en inspecteerde de mannen toen de voorste compagnieën zich om hem heen verzamelden. Ze stonden in ineengedoken houdingen, met modderige benen. Handen sloegen naar bijters of krabden onder kragen.
‘Wij zijn de Kinderen van het Licht,’ begon Galad toen ze zich hadden verzameld. ‘Dit zijn de duisterste dagen van de mensheid. Dagen waarin de hoop zwak is, dagen waarin de dood regeert. Maar in de diepste nachten straalt het licht het sterkste. Overdag kan een fel baken zwak lijken. Maar als al het andere licht dooft, zal dat baken richting geven!
Wij zijn dat baken. Dit moeras is een beproeving. Maar wij zijn de Kinderen van het Licht, en onze beproevingen zijn onze kracht. We worden opgejaagd door lieden die van ons zouden moeten houden, en andere paden leiden naar ons graf. En dus gaan we door. Voor degenen die we moeten beschermen, voor de Laatste Slag, voor het Licht!
Waar is de overwinning van dit moeras? Ik weiger de beet ervan te voelen, want ik ben tróts. Trots dat ik in deze tijd leef, trots dat ik deel uitmaak van wat er komen gaat. Allen die in deze Eeuw voor ons kwamen, keken uit naar onze tijd, de tijd waarin mannen worden beproefd. Laat anderen maar jammeren over hun lot. Laat anderen maar huilen en klagen. Wij zullen dat niet doen, want wij ondergaan deze beproeving met geheven hoofd. En we zullen bewijzen dat we sterk zijn!’
Het was geen lange toespraak; hij wilde hun verblijf in dit moeras niet nog verder rekken. Toch leek het te werken. De mannen rechtten hun rug wat meer en knikten. Kinderen die daarvoor waren aangewezen, schreven zijn woorden op en liepen ermee naar achteren om ze voor te lezen aan iedereen die de redevoering niet had kunnen horen.
Toen de troep doorliep, sleepten de mannen niet langer met hun voeten, ze liepen niet langer ineengedoken. Galad bleef op de heuvel staan, nam een paar verslagen in ontvangst en liet zich aan de mannen zien terwijl ze langskwamen.
Toen de laatste van de zevenduizend voorbij was gekomen, merkte Galad een kleine groep onder aan de heuvel op. Kind Jaret Byar stond bij hen en keek naar Galad, en in zijn diepliggende ogen was ijver te zien. Hij was mager, met een smal gezicht. ‘Kind Byar,’ groette Galad toen hij de heuvel afging. ‘Dat was een goede toespraak, Kapiteinheer-gebieder,’ zei Byar vurig. ‘De Laatste Slag. Ja, het wordt inderdaad tijd dat we erheen gaan.’
‘Het is onze last,’ zei Galad. ‘En onze plicht.’
‘We rijden naar het noorden,’ zei Byar. ‘Daar zullen meer mannen zich bij ons aansluiten, zodat we groeien. Een enorm leger van Kinderen, tienduizenden sterk. Hónderdduizenden sterk. We zullen het land overspoelen. Misschien hebben we straks wel voldoende mannen om de Witte Toren en de heksen omver te werpen, zodat we ons niet bij hen aan hoeven te sluiten.’
Galad schudde zijn hoofd. ‘We hebben de Aes Sedai nodig, Kind Byar. De Schaduw heeft de beschikking over Gruwheren, Myrddraal en Verzakers.’
‘Ja, het zal wel.’ Byar leek onbehaaglijk. Nou, dat had hij eerder ook al uitgestraald, maar hij had er wél mee ingestemd. ‘Onze weg is moeilijk, Kind Byar, maar de Kinderen van het Licht zullen leiders zijn tijdens de Laatste Slag.’
Valda’s misdaden hadden de hele orde besmeurd. Sterker nog, Galad raakte er steeds meer van overtuigd dat Asunawa een grote rol had gespeeld in de mishandeling en dood van zijn stiefmoeder. Dat betekende dat de Groot-Inquisiteur zelf corrupt was. De juiste keuzes maken was het allerbelangrijkste in het leven. Daar moesten alle nodige offers voor worden gebracht. Nu was het de juiste keus om te vluchten. Galad kon Asunawa niet onder ogen komen; de Groot-Inquisiteur werd gesteund door de Seanchanen. Bovendien was de Laatste Slag belangrijker.