Выбрать главу

‘Ik kom hem een grote dienst bewijzen,’ verbeterde Ikor hem kalm. Plotseling draaide hij zich om en wees naar Cyane. ‘Dit is ze, Nargar, de draagster van het zwaard en ze is van mij.’

Verdwaasd hief Cyane haar hoofd en ving zo Ikors dwingende blik op. Slechts enkele seconden had ze nodig om hem te begrijpen. Natuurlijk, dat ze dat niet eerder had bedacht. Ikor, de zogenaamde verrader, kwam terug in zijn Rijk met de grootste buit die Tronador zich maar kon wensen: Cyane en haar magische zwaard. Dat was zijn plan. Het was zo eenvoudig dat ze daar niet eens aan had gedacht. Onmiddellijk sloeg ze haar ogen neer in deemoedige verslagenheid.

‘Je bent een leugenaar, Ikor.’ Nargar liet zich niet zomaar misleiden.

‘Let op je woorden, Nargar.’ Ikors stem klonk gevaarlijk. ‘Je hebt het nog steeds tegen mij.’ Kort knikte hij naar Iss.

De veerman kwam vlug dichterbij en rukte het zwaard uit de halster die Cyane altijd op haar rug droeg. Ze boog haar hoofd nog verder. Ze moest het spel meespelen, al hield ze er niet van van haar wapen gescheiden te worden.

Ikor nam het zwaard over. Hij hield het voor de ontelbare ogen van het monster terwijl hij zelf langs Nargar heen keek. ‘Zie de krachten van Meroboth en Mekaron. Het zit al in de diamanten gevangen. Jij zult ze zeker moeten herkennen.’

Nargar boog zijn enorme kop over het wapen en bestudeerde de diamanten. ‘Ja, dat is de magie van de aardmagiër en de watermagiër,’ gaf hij onwillig toe.

‘Denk je dat ze die aan mij hebben gegeven omdat ik opeens hun beste vriend ben?’ vroeg Ikor spottend.

Nargar aarzelde. De tweestrijd waarin het monster zich bevond, was duidelijk zichtbaar. Hoe sterk hij zelf ook was, hij vreesde Ikor. Als die inderdaad was overgelopen, had hij het recht zich te verdedigen. Maar stel dat het niet zo was? Dan was het aanvallen van Ikor zoiets als het tekenen van je doodvonnis. Cyane begon nu pas een idee te krijgen van de manier waarop de ijzige Fee hier had huisgehouden. Nargar, die toch van niemand iets te vrezen had, sidderde voor Ikor.

‘Ik heb niet de hele nacht de tijd, Nargar,’ zei Ikor geïrriteerd. Onverschillig zwaaide hij met het zwaard heen en weer.

Onmiddellijk deed Nargar een stap naar achteren. Hij nam het gezelschap nog eens aandachtig op en knikte naar Iss. ‘Wie is hij?’

Ikor wierp een terloopse blik op zijn vriend en zei koeltjes: ‘O, hij. Ach, die heb ik gevonden in het Moeras van Agis. Ik dacht dat hij me van pas kon komen.’ De woorden waren kwetsend, maar Iss gaf geen krimp.

‘Moeras van Agis?’ Haast onmerkbaar knikte Nargar Iss toe. Het was de vreemdste gebeurtenis van die avond. Het was alsof Nargar zwijgend een verbond sloot met de mismaakte veerman. De aanwezigheid van Iss, een wezen met wie hij zich om wat voor reden dan ook verbonden voelde, gaf de doorslag voor Nargar. Onverwachts liet hij zich in het water van de rivier vallen. ‘Ga, Ikor,’ bulderde hij. ‘Maar weet dat wij je in de gaten houden.’

Woest klotste het water tegen de kant. Een regen van druppels spatte over hen heen toen Nargar in de diepte verdween.

Ikor liet het zwaard zakken en gaf het terug aan Cyane. Zonder verder nog een woord aan het gebeuren vuil te maken gaf hij zijn paard de sporen.

Cyane en Iss hadden geen andere keus dan hem te volgen. Ze draaide zich naar de veerman om. ‘Was dat een Gnoom?’ vroeg ze, nog steeds van top tot teen bevend.

‘Het waren er meerdere,’ zei Iss.

Ze rilde. ‘Hoe weet je dat?’

‘Dat voelde ik,’ antwoordde Iss.

Ze besefte dat ze nog steeds niet wist hoe deze opmerkelijke man in elkaar stak.

Ikor wilde een volgende ontmoeting blijkbaar voorkomen. Hij liet zijn rijdier snel draven op het glibberige pad. Zowel Iss als Cyane was een uitstekende ruiter, toch hadden ze moeite hem bij te houden. Plotseling hield Ikor stil. Hij wachtte tot ze bij hem waren en wees naar het water. ‘Hier steken we de rivier over.’

Cyane bekeek de plek, maar kon geen verschil ontdekken met de rest van de rivier waar ze langs waren gereden. Het was hier nog net zo diep en wild als even tevoren.

‘Voel je het niet, Cyane?’ vroeg Ikor.

Ze haalde niet-begrijpend haar schouders op. Wat moest ze voelen?

‘Kijk eens naar de diamanten,’ zei Ikor.

Ze haalde het zwaard uit de houder. De diamanten straalden heftig en fel. Het leek wel of er stralen wilden wegspringen uit de stenen om zich in de rivier te voegen.

‘Ooit waren ze één,’ zei Ikor. ‘Ze zoeken elkaar altijd.’

Opeens begreep Cyane het. Daar, in de Zwarte Rivier, was zwarte magie aanwezig. Verrast keek ze de Fee aan. Ze had niet geweten dat hij ook in staat was magie op te sporen.

‘Ik heb wel wat kennis van Tronador opgedaan, maar ik gebruik het zelden,’ zei Ikor. Hij wees naar het water. ‘Ga je gang.’

Ze aarzelde. Moest ze het water oversteken? Voorzichtig porde ze Horizon in de flanken. Hij liep tot de waterkant en bleef toen staan. Ze spoorde hem nog een keer aan, maar Horizon bleef staan waar hij stond. Aan paarden was magie niet besteed. Ze zuchtte en sprong van zijn rug. Vastbesloten pakte ze hem bij de teugels en zette een voet in de rivier. Hij werd niet nat. Het water klotste er wel overheen, maar drong niet door tot haar huid.

Ze keek om naar Ikor, die haar bemoedigend toeknikte. Ze haalde diep adem en trok de angstige Horizon mee het water in. Of beter gezegd, mee het water door. Het water was er wel, overal om haar heen. Het raakte haar echter niet en ze kon ademhalen. Het was alsof ze door een bewegende, klotsende zwarte muur liep. Steeds verder en dieper liep ze de rivier in. Vreemd genoeg was ze niet bang. Het was zwarte magie en toch maakte het haar niet angstig.

Cyanes rust straalde ook over op Horizon, die haar nu iets zelfverzekerder volgde. Ze herinnerde zich iets wat Melsaran ooit had uitgehaald om bij haar te komen in het paleis van Vélar, de dwergenkoning. Hij was één met de spiegel geweest net zoals zij nu één was met het water. Had vuurmagie misschien iets te maken met zwarte magie?

Natuurlijk, ooit waren ze één geweest. Had de ene vorm niet kunnen bestaan zonder de andere in de vijfkleurige diamant? De zwarte magie bevatte elementen van de vier andere vormen.

De rivierbodem steeg weer en haar omgeving werd zichtbaar. Droog en een stukje wijzer was ze aan de overkant gekomen. Ikor en Iss volgden haar samen. Even waren ze helemaal verdwenen totdat ook zij de overkant bereikten.

‘We zijn nu in het land van Fodan en Gir,’ zei de Fee. ‘Voorlopig zijn we veilig.’

Veel bijzonders kon Cyane er niet aan ontdekken. In het donker van de nacht leek het veel op Morfia. Ikor leidde hen voor de zekerheid weg van de Zwarte Rivier en stelde voor te rusten. Daar had Cyane wel oren naar. Ze was moe en onder de indruk van wat ze had meegemaakt. Iss maakte een vuurtje terwijl Ikor de paarden verzorgde. Ze ging zo dicht mogelijk bij de vlammen zitten. Langzaam doezelde ze weg.

Opstaan, wakker worden!’ klonk opeens een vrolijke stem. ‘Kom op, Cyane, slaapkop.’

Verschrikt sloeg ze haar ogen open. Het was al licht. Het vuur was gedoofd en Ikor en Iss zadelden gezamenlijk de paarden op. Ze sloegen geen acht op de vrouw die naast Cyane stond.

‘Goedemorgen.’ De vrouw stak een hand naar haar uit en hielp haar omhoog.

Cyane was te beduusd om te weigeren. Onderzoekend nam ze de vrouw op. Waar kwam zij zo plotseling vandaan? Hoewel ze vrij zeker wist dat ze de vrouw nooit eerder had ontmoet, kwam ze haar vaag bekend voor. Ze was gekleed in een fleurig gewaad. Ze had lange, ravenzwarte haren, die ze in een knot had gebonden. Een paar pieken waren losgeraakt en dansten om haar gezicht. De vrouw leek al iets ouder, al het was moeilijk te zeggen wat precies haar leeftijd was. Ze had een krachtig gezicht waarin de groene ogen direct opvielen. Er was iets met die ogen. Ze had die vaker gezien.

De vrouw kende haar blijkbaar ook. Ze deed geen moeite zich voor te stellen. Ze draaide zich om naar de mannen. ‘Ze is wakker, hoor. We kunnen gaan.’