Выбрать главу

Adanar weet dat Meroboth en Mekaron onderweg zijn. Hij is van plan hen te doden en dan zal hij vast nog wel een oplossing voor Melsaran vinden.’ Sindra hapte naar adem en staarde opeens stil voor zich uit. Het was duidelijk dat ze zich grote zorgen maakte om het lot van haar man.

Cyane had geboeid geluisterd. Weer was er een tipje van de sluier opgelicht. Ze keek naar Ikor. Zijn trekken waren weer hard en afstandelijk. Het moest pijnlijk voor hem zijn dit allemaal aan te horen. Toen gleden haar ogen weer naar Sindra. Ze kon zich nog steeds moeilijk voorstellen dat zij de kat was die haar haar hele leven had vergezeld. Het was waar wat Melsaran ooit tegen haar had gezegd. Iedereen in de groep die haar omringde, waarvan sommigen al vanaf haar vroegste jeugd, had een taak in het verslaan van Tronador. Niets was toeval. Alles was uitgedacht door de drieling, al dan niet onafhankelijk van elkaar.

Het was duidelijk dat Melsaran de enige was die het totaalbeeld overzag. Mekaron en Meroboth opereerden op basis van de weinige informatie die ze vaak elders vandaan hadden gehaald. Melsaran was dan ook de Tovenaar van Goed en Kwaad, de machtigste man op deze wereld. En nu zat hij gevangen in het paleis van Adanar.

Sindra legde een hand over de hare. ‘Ikor heeft een plan bedacht om Melsaran te bevrijden. Het is gevaarlijk en niemand kan garanderen dat het werkt.’

‘Met dat plan heb ik inmiddels kennisgemaakt.’ Cyane glimlachte beverig toen ze terugdacht aan hun ontmoeting met de Gnoom.

Sindra trok haar tegen zich aan. ‘Meisje, je bent zo ontzettend moedig.’ Bezorgd streelde ze Cyanes verwarde blonde haar dat in een paardenstaart op haar rug hing. ‘Je bent als een dochter voor mij, weet je dat? Ik heb je zien opgroeien en ik ben trots op je. Je hebt je kranig geweerd tegen de invloeden van Gondolin.’

‘Gondolin meende het goed. Ze houdt van mij,’ verdedigde Cyane haar afwezige gezelschapsdame.

‘Ze was een doorn in mijn oog, eerlijk gezegd.’ Sindra zei wat ze dacht. ‘Ik ben blij dat Sirus haar afleidt van al die idiote huwelijksplannen. Ik was bang dat je zoals zij zou worden, maar gelukkig ben je uit heel ander hout gesneden. Melsaran had er altijd het volste vertrouwen in, weet je. Je bent alles voor hem. Hij heeft je ontwikkeling op de voet gevolgd vanaf het moment dat je in de wieg lag.’

‘Via jou,’ zei Cyane begrijpend.

Sindra knikte. ‘Ach, en onze Ikor is ook nog een keer langs geweest, nietwaar Ikor?’ Ze glimlachte stralend.

Cyane kon zich niet herinneren dat iemand de Fee ooit zo hartelijk had benaderd. Meestal kaatste iedereen onmiddellijk af op zijn ijzige houding. Daar trok Sindra zich niets van aan.

‘Dat herinner ik me nog wel,’ zei Cyane.

‘Nu dit allemaal uitgepraat is, kunnen we misschien verdergaan.’ Ikor stond op.

‘Ja, dat is een goed idee.’ Sindra wenkte Miran, die onmiddellijk dichterbij kwam.

‘En houd alsjeblieft dat beest uit mijn buurt,’ verzocht Ikor koeltjes.

Sindra keek hem bestraffend aan.

Onverschillig haalde hij zijn schouders op. ‘Ik ben de achterkleinzoon van de man die eenhoorns als feestdis gebruikte. Ik ken hun wraakzuchtige natuur.’ Hij zweeg en luisterde. Toen knikte hij naar Miran. ‘Goed, we zullen elkaar moeten leren verdragen. Ik ben Melsaran wel het een en ander verschuldigd.’

Cyane was benieuwd wat Miran had gezegd, maar de kwestie had wat Ikor betreft afgedaan.

Ze stegen in het zadel en reden verder het Rijk der Duisternis in. De stilte die het eerste deel van de reis had gekenmerkt, was verdwenen. Sindra praatte honderduit. Cyane warmde zich aan haar hartelijke persoonlijkheid. Het verwonderde haar nog steeds dat dit de vrouw van de vuurmagiër was. Ze was zo anders dan hij. Maar ze hield veel van hem, dat merkte ze duidelijk aan de manier hoe ze over hem sprak. Ze kon alleen maar hopen dat het hen lukte de vuurmagiër uit het paleis van Adanar te bevrijden.

Negen

De zon liet het afweten op deze dag. Zachte motregen viel uit de grijze lucht boven het reisgezelschap. Ze reden in de richting van de grens met Akonia naar het Woud der Tangen en de tweede stad van het Rijk der Duisternis, Néfer aTang. Ikor wilde bij kennissen achterhalen wat Adanar van plan was.

Cyane vroeg zich af wat Ikor onder ‘kennissen’ verstond. Vragen durfde ze het niet. Ze had het vermoeden dat ze aan het eind van deze reis precies wist tot wat voor gruwelijke dingen Ikor in staat was. Dit was zijn land, zijn leven. Hier had Geronimo niets mee te maken.

Vooralsnog reden ze door het verlaten Land van Fodan en Gir. Af en toe kwamen ze kleine, uitgestorven nederzettingen tegen. Hier hadden de aanhangers van Fodan en Gir gewoond in de hoop dat hun meesters hen een betere toekomst konden bieden dan in Elfenland. Het was niet eens vergane glorie te noemen, daarvoor zag het er allemaal veel te armoedig uit. Cyane dacht aan de prachtige burcht van Orion, opgebouwd uit kristal. Hoe waren Fodan en Gir er ooit toe gekomen hun vaderland voor dit in de steek te laten? Hun geloof in de zwarte magie of in Tronador moest erg groot zijn geweest. Ze hadden zelfs niets gedaan om te voorkomen dat hun oudste broer Dinang werd vermoord. Uiteindelijk hadden ze beiden de prijs betaald. Arme Orion. Ze rilde en sloeg haar mantel dichter om zich heen.

Sindra leek haar gedachten te raden. ‘Die twee hebben hun verdiende loon gehad,’ zei ze.

Cyane raakte eraan gewend dat Sindra alles zei wat in haar hoofd opkwam. Ze knikte.

‘De wereld is beter af zonder hen. Ik heb gehoord dat Wananka het aardig doet als koningin. Veel Elfen keren terug naar hun land.’

Cyane was daar blij om. Dan was het offer dat Dinang had gebracht in ieder geval niet voor niets geweest.

Door het drassige grasland reden ze verder. Ikor wees naar de horizon waar langzaam maar zeker bos zichtbaar werd. ‘Dat is het Woud der Tangen.’

‘O jee, nu gaat de pret beginnen,’ zei Sindra.

‘Wat zijn Tangen?’ vroeg Cyane.

‘Bosgeesten,’ vertelde Ikor. ‘Ze leven in bomen.’

‘O.’ In gedachten zag Cyane al een Tang in een nest op een tak zitten. Ze kon zich er niets anders bij voorstellen. ‘Zijn ze gevaarlijk?’ vroeg ze.

‘Dat ligt eraan hoe je het bekijkt,’ zei Ikor. ‘De Tangen zijn onafhankelijk. Niemand heeft ze ooit kunnen verdrijven, hoe graag Tronador dat ook wilde. Ze hebben niet echt de kant van de zwarte magie gekozen, maar ze geven ook geen zier om de andere vormen van magie.’

‘Het is een beetje afhankelijk van hun bui of ze ons door zullen laten,’ vulde Sindra aan.

Bij deze woorden knikte Ikor grimmig. ‘Ze kunnen mensen soms wekenlang in hun woud vasthouden.’

‘Ze bedoelen het niet kwaad,’ zei Sindra. ‘Ze vervelen zich.’

‘Die verveling gaan ze dan nu maar op iemand anders botvieren.’ Ikor kneep zijn smalle lippen samen.

‘Wat gaan we doen in Néfer a Tang?’ informeerde Cyane voorzichtig.

‘Fabian verblijft daar momenteel,’ zei Ikor.

‘Fabian?’ Ze had die naam nog nooit gehoord.

‘Hij is een Elf die zich in de hoogste kringen van het Rijk ophoudt. Ik heb nog iets van hem te goed.’ De dreiging in Ikors stem bezorgde haar koude rillingen.

Niet lang daarna reden ze het Woud der Tangen binnen.

Onmiddellijk begreep Cyane waarom de Tangen zich niet hadden laten verjagen. Het bos was prachtig. De bomen waren hoog en waarschijnlijk al eeuwenoud. Hun groene kronen gaven de heerlijkste geuren af. Ook vanaf de grond, waar vele soorten kleurige bloemen stonden, bereikten frisse geuren haar neus. Vogels met verenkleden in alle kleuren van de regenboog schoten langs hen heen. Ze zag ook herten en andere grotere zoogdieren, zoals vossen en zwijnen.

Cyane haalde diep adem. Intens nam ze dit prachtige stukje natuur in zich op. Wat was het hier mooi. Het leek net een paradijs. Zo vredig en rustig, zo ver weg van alle ellende in de wereld. Als ze de rest van haar leven hier moest blijven, zou ze daar geen enkel probleem mee hebben. Misschien moest ze dat maar doen. Stoppen met alles, ophouden met deze idiote missie. Gewoon van haar paard afstappen en hier heerlijk in dat groene gras tussen die oude bomen rondrennen. Alles vergeten waar ze mee bezig was. Tronador, Adanar, bestonden ze wel? Hier in ieder geval niet. Ze kon hier net doen alsof ze er niet waren. Hier zou ze zelfs zichzelf volkomen kunnen verliezen. Plotseling wilde ze niets liever. Ze was zo vervuld van de pracht van het woud dat ze niet in de gaten had dat Ikor haar oplettend aankeek.