Выбрать главу

Tegen de avond bereikten ze het Meer van Tagalet. Na het Dryadenmeer was dit het grootste water ter wereld. Donkere wolken hadden zich boven het grauwe oppervlak samengepakt en het regende. Een straffe wind stak op. Golven met witte schuimkoppen sloegen tegen de oever. De overkant van het meer was niet te zien. In de verte was wel een groot en grillig gebouw zichtbaar: het paleis van Ikor.

Cyane sloeg haar mantel dichter om zich heen en volgde de Fee, die zelfverzekerd naar zijn woning reed. Ze vroeg zich af of het toeval was dat zijn paleis hier aan de oever van een meer stond. Het koninklijk paleis in het Feeënrijk lag tenslotte aan het Meer van Kirwa. Maar het waterrijke Feeënrijk was een vredige plaats geweest vergeleken met het woeste landschap dat zich voor haar uitstrekte.

De voet van het kasteel kwam tot in het water. Met kracht sloegen de golven kapot tegen de onregelmatige muur, die uit dezelfde steensoort was opgetrokken als de woningen in Néfer aTang. Het statige en sombere gebouw torende hoog boven hen uit en was voorzien van talrijke torens waardoor het Cyane aan de Akonese architectuur deed denken. Het aantal torens van zijn kasteel gaf aan hoe belangrijk een inwoner van Akonia was.

Twaalf

Een metershoge poort belette hen de toegang. De poort was vergrendeld. Er waren geen wachters. Het verbaasde Cyane dat het kasteel na Ikors overhaaste vertrek niet door zijn tegenstanders geplunderd was.

Ikor hield stil en steeg af. Hij liep naar de poort en keek even omhoog. Toen legde hij zijn slanke hand tegen het slot. Het bleef stil. Er gebeurde niets. Onrustig keek Cyane toe. Het begon donker te worden. Hoe onaantrekkelijk dit gebouw er ook uitzag, ze was liever binnen de veilige muren dan erbuiten.

Plotseling hoorde ze iets piepen en knarsen. Ikor trok zijn hand weg. Het slot ontgrendelde zichzelf en langzaam gleden de poorten open. Krakend en steunend, alsof het langgeleden was dat iemand deze enorme houten deuren was gepasseerd.

Ikor wenkte de anderen hem te volgen. Ze stegen af en namen hun rijdieren bij de teugels.

Miran volgde Sindra met duidelijke tegenzin. Cyane bekeek de poorten nauwkeurig, maar kon niets bijzonders ontdekken. Hier was duidelijk magie in het spel geweest.

Ikor had haar blik gezien. ‘Melsaran heeft mijn paleis met magie beschermd nadat ik was vertrokken. Ik ben de enige die het slot kan ontgrendelen,’ vertelde hij. Het was de eerste keer sinds lange tijd dat hij op een normale toon het woord tot haar richtte.

Zo had Melsaran Ikors geheimen kunnen verbergen. De muren waren te hoog om de burcht in te nemen. Ze vroeg zich af welke geheimen dit grote gebouw verborg. Was het Ikor die hier geleefd had, of was het Geronimo?

Ze kwamen uit op een grote binnenplaats. In de hoge muren zaten een aantal glas-in-loodramen. Op de binnenplaats tierde het onkruid welig. Klimop schoot wild omhoog tegen de vier wanden.

‘Daar zijn de stallen.’ Ikor wees naar rechts.

Iss had maar een half woord nodig. Hij bracht de paarden en Miran bij elkaar en leidde ze weg.

‘Volg me.’ Ikor liep de andere kant uit naar een kleine deur in de muur.

Cyane bedacht dat het hier vroeger, toen Ikor nog in hoog aanzien stond, waarschijnlijk veel levendiger was geweest. Ze wist uit de verhalen van Meroboth dat hij steenrijk was.

Ikor opende de deur en liet hen binnen in een kleine gang. Hij ging hen voor naar een van de deuren.

Cyane stapte binnen in een ruim vertrek waar een grote tafel stond met diverse stoelen eromheen. Voor een gedoofde open haard lag een stoffig tapijt, ernaast een verzameling houtblokken. Ook hier waren enkele deuren. Een groot raam keek uit over het woeste meer.

‘Dit was de huiskamer van mijn bedienden,’ legde Ikor uit. ‘Achter die deuren vinden jullie slaapkamers. Jullie verblijf hier zal comfortabel zijn.’ Hij knikte zijn gasten toe en verdween door de deur waardoor ze binnengekomen waren.

‘Mooi is dat,’ mopperde Sindra.’ Moeten we hier nu maar afwachten tot meneer van plan is terug te komen?’

Fabian haalde gelaten zijn schouders op en ging vermoeid op een van de stoelen zitten.

Cyane liep naar de houtblokken en legde er een paar in de haard. Met twee vuurstenen, die ze in haar zak had, stak ze het vuur aan.

Sindra kwam naast haar staan en staarde in de vlammen. ‘Melsaran heeft geen contact meer met me gezocht sinds hij gevangen is gezet,’ zei ze somber.

Deze reis was voor Sindra net zo zwaar als voor haar, realiseerde Cyane zich. De man van wie ze hield was in handen gevallen van de krankzinnige Adanar. Ze moest zich heel veel zorgen maken.

‘We zijn nu dicht bij hem,’ zei Cyane troostend. ‘En Ikor weet wat hij doet.’ Ze hoopte dat het overtuigend genoeg klonk. Dit keer wilde zij de sterkste zijn.

Op dat moment kwam Iss binnen met het voedsel uit de zadeltassen. Samen met Cyane en Sindra maakte hij het eten klaar. Fabian bleef al die tijd uitgeteld op zijn stoel zitten.

Zwijgend aten ze hun maaltijd. Buiten was het volledig donker geworden. Cyane hoorde het klotsen van het water tegen de muur. Na het eten stond Fabian op. Hij groette en liep het vertrek uit door de deur waardoor ook Ikor verdwenen was.

‘Ik denk dat we maar moeten gaan slapen. We weten niet wat ons morgen te wachten staat,’ stelde Sindra voor.

In gedachten verzonken staarde Cyane naar de deur. ‘Ik blijf nog even hier,’ mompelde ze.

Iss keek haar even aan, maar verdween toch in een van de slaapkamers. Sindra kuste haar goedenacht en ging naar een andere kamer. Een kwartier lang bleef Cyane zitten. Toen stond ze resoluut op en pakte een fakkel, die bij de haard lag. Ze hield hem even in het vuur en liep toen door de deur de gang in. Zoals zo vaak won haar nieuwsgierigheid het van haar gezonde verstand. Ze wilde dolgraag weten hoe Ikor hier vroeger had geleefd.

Op goed geluk sloeg ze linksaf. Het was duidelijk dat dit gedeelte van het kasteel slechts een bijgebouw was voor de bedienden. Ze vermoedde dat Ikor in de hoofdvleugel had gewoond. Volgens haar berekeningen moest dat het noordelijke deel van het kasteel zijn.

De vlam van de fakkel wierp grillige schaduwen op de kale muren. Er hing een akelige stilte. Toch was ze niet bang. De enigen die ze tegen zou kunnen komen, waren Ikor en Fabian. Die zouden haar geen kwaad doen. De magie van Melsaran had het paleis beschermd tegen indringers.

Ze passeerde meerdere deuren en trappen, maar ze bleef de gang volgen tot hij een hoek maakte. Hier was een deur die rijk versierd was met ingewikkeld houtsnijwerk. De deur stond op een kier.

Voorzichtig gleed Cyane naar binnen. Het leed geen twijfel, dit was het hoofdgebouw. De gang werd rijkelijk verlicht door fakkels, die in houders aan de muren hingen. Tussen de fakkels zag ze grote schilderijen in weelderige lijsten. Op de grond lag een dik tapijt en het plafond boven haar was voorzien van schilderingen. Het contrast met de vleugel die ze net had achtergelaten was groot.

Ademloos keek ze rond. Gondolin had haar destijds het een en ander geleerd over de Akonese kunstgeschiedenis. Ze zag zelfs enkele stukken hangen die haar gezelschapsdame had beschreven.

Onzeker vervolgde ze haar weg. Het eerste gedeelte van het gebouw was onpersoonlijk en leeg geweest. Ze had daar niet het gevoel dat ze rondneusde op een plek waar ze niet hoorde te zijn. Dit was anders. Deze gang droeg het stempel van iemand. De schilderijen waren met zorg opgehangen, het interieur nauwkeurig uitgezocht. Ze was nu in iemands leefomgeving en die persoon had haar niet uitgenodigd. Was het Ikor of Geronimo, die zijn persoonlijkheid aan dit paleis had meegegeven?

Ze herinnerde zich dat Fabian had gezegd dat hij vroeger kunsthandelaar was geweest. Kende hij Ikor daar misschien van? Het was overduidelijk dat de Fee een kunstcollectie bezat die de verzameling van Fabian ruimschoots overtrof.

De deuren die op de gang uitkwamen stonden open. De vertrekken erachter waren donker. Nieuwsgierig liep Cyane een van de kamers binnen. Achter de zware gordijnen kletterde de regen tegen de ramen. Ze hief haar fakkel op. Opeens schoot de vlam hoog de lucht in. Een schrille kreet weergalmde in het vertrek. ‘Cyane!’ Een wanhopige stem riep haar naam. Cyane gilde, maar kon de fakkel niet loslaten. In de vlam zag ze het gezicht van Melsaran, vertrokken van verdriet. Zijn lippen vormden nog een keer haar naam. Geluidloos. Als versteend bleef Cyane staan. De vlam werd snel kleiner tot hij zijn normale proporties had aangenomen. Hijgend wilde ze zich omdraaien om de anderen te waarschuwen, toen haar iets opviel. Dit vertrek werd gedomineerd door een reusachtig schilderij. Het kunstwerk, dat hoog boven haar uittorende, stelde een vrouw voor, zittend op een troon. Ze was overduidelijk een Fee, met haar zwarte, pupilloze ogen. Lang, weelderig blond haar waaierde om haar heen. Een vage glimlach speelde om haar smalle, rode lippen. Ze had een fijn gezichtje, maar iets in haar ogen stond Cyane niet aan. Ze stonden kil en berekenend. Ze was slank en droeg een duur uitziend brokaten gewaad. Aan elke vinger droeg ze zeker één gouden ring en om haar enkels droeg ze gouden banden. Cyane vroeg zich af wie ze was.