Выбрать главу

‘Wie spreekt ons nu toe?’ donderde de eerste stem.

‘Ik ben Fabian, zoon van Nerrit.’

Zachtjes sloop Ikor naar Cyane. Ze schrok van zijn plotselinge nabijheid. ‘Op mijn teken ga je erlangs,’ zei hij.

Haar ogen werden groot. Dat kon hij toch niet menen? Maar Ikor klom op zijn paard en hield het tafereel nauwlettend in de gaten. Iss bleef wat achteraf staan.

‘Dit gaat nog leuk worden,’ siste Sindra haar toe.

‘Fabian, zoon van Nerrit,’ sprak de tweede wachter. ‘Uw laatste dag is aangebroken.’

Cyane rilde van afschuw bij deze woorden. Ze zouden hem gaan verpletteren.

‘Dat weet ik, heer.’ Opeens klonk zijn stem rustig en gelaten.

‘Wie zijn wij om de toegang te verbieden aan hen die vandaag het dodenrijk zullen betreden,’ sprak de eerste stem.

Cyane werd misselijk van angst. Wat had dit allemaal te betekenen? Het leek wel of deze wezens een orakel waren.

Plotseling begon het weer te rommelen. De Wachters van Garmera bewogen op hun wankele benen. Cyane was ervan overtuigd dat ze een aanval zouden doen naar de arme Fabian, maar tot haar opluchting stapten ze langzaam opzij. Zo gaven ze toegang tot een smalle kloof in het gebergte, terwijl het steengruis aan alle kanten naar beneden viel.

‘Nu!’ riep Ikor en met een harde por gaf hij zijn zwarte hengst de sporen.

Cyane aarzelde geen seconde. Ze stormde hem achterna. Vanuit haar ooghoeken zag ze hoe Fabian naar zijn paard rende en hoe Sindra zich vastklemde aan de witte manen van Miran, die geen enkele aansporing nodig had. Alleen Iss bleef staan waar hij stond.

Ze voelde de regen van gruis en kiezelstenen toen ze langs de enorme poten van de wachters snelde. Horizon hinnikte angstig, maar ze gaf hem geen gelegenheid om te dralen. Het was nu of nooit.

‘We zijn verraden,’ donderde een stem hoog boven haar.

Cyane kneep haar ogen dicht, durfde niet te kijken naar wat zich om haar heen afspeelde.

‘Verbrijzel ze,’ klonk de andere stem.

Ze gilde en deed haar ogen open, doodsbang voor wat ze te zien zou krijgen. Ikor reed met wapperende mantel voor haar. Hij draaide zich om en riep met luide stem: ‘Nu, Iss!’

Ze kon het niet laten. Moeizaam draaide Cyane haar hoofd om. Achter haar probeerden de twee wankele steenkolossen Fabian en Sindra te grijpen. Miran, snel en behendig, wist de vallende rotsen te ontwijken. Fabians angstige grijze merrie had veel meer moeite om weg te komen. Ze hinnikte en steigerde, waanzinnig van angst. Een van de wachters boog langzaam naar beneden, klaar om Fabian te verpletteren. Toen, als een wervelwind, verscheen Iss. Met één hand duwde hij Fabian aan de kant en met de andere raakte hij weloverwogen de poot van het wezen aan.

Een kreet als een donderslag verscheurde de hemel, en tot haar verbijstering zag Cyane enorme barsten in de poot van het monster verschijnen. Hij wankelde vertwijfeld terwijl zijn arm langzaam afbrokkelde. Zware rotsblokken vielen om Iss en Fabian heen. De veerman aarzelde geen moment. Hij greep de teugels van het weerspannige paard van de Elf en trok ze zo allebei mee de kloof in. De kloof, dat zag Cyane nu pas, was heel smal en hoog. Voor de Wachters van Garmera was het niet meer dan een kier waarin een aantal mieren verdwenen waren. Ze konden niets meer uithalen, hoewel ze woedend op de bergen bleven bonken en hun getergde kreten de nachtelijke hemel vulden.

Iss trok Fabian naar zich toe en liet toen hijgend het paard van de Elf los. Snakkend naar adem hing de veerman over de hals van zijn eigen rijdier. De man, die deels opgesloten zat in een kwetsbaar dryadenlichaam, had een gevaarlijke stunt uitgehaald om het leven van Fabian te redden.

Cyane begreep niet wat er gebeurd was. Ze zag wel heel duidelijk dat Fabian nauwelijks opgelucht was. Ze rilde toen ze aan de woorden van de Wachters van Garmera dacht. Zou het waar zijn wat ze hadden voorspeld?

Ikor wenkte hen hem te volgen. Hij gunde zelfs Iss geen rust. Cyane legde even haar hand op de benige schouder van de veerman. Toen volgde ze Ikor verder de kloof in. Daar was Melsaran. Daar was de Tovenaar van Goed en Kwaad.

Veertien

De woedende kreten van de Wachters van Garmera namen langzaam af terwijl de reizigers verder de smalle kloof in reden.

Iss reed helemaal achteraan. Af en toe keek Cyane bezorgd naar hem om. Ze begon steeds meer te beseffen dat hij het niet moest hebben van zijn kracht. Het was zijn sterke wil die hem overeind hield. Als hij iets wilde, gebeurde het ook, of zijn lijf nu meewerkte of niet. Cyane had echter geen idee wat zich nu precies had afgespeeld tussen Iss en de wachter. Schijnbaar zonder bijzondere aanleiding brokkelde het wezen af. Iss had hem alleen maar even aangeraakt.

Ze keek weer naar voren waar Fabian, Sindra en Ikor reden. Fabian had de aanval overleefd en daar was ze blij om. Ze had erg met hem te doen. Hij leek zo triest en kwetsbaar. Er was niemand die zich druk maakte om hem. Zelfs Sindra, die toch altijd hartelijk was, liet hem links liggen.

Het begon steeds donkerder te worden. Cyane voelde zich vreemd opgesloten met aan weerszijden de torenhoge steile wanden. Boven zich kon ze nog net de zwarte lucht ontwaren. Er was geen lichtpuntje aan de hemel te zien.

Zou dit de enige toegangsweg tot het paleis zijn? Dan had Adanar weinig van indringers te vrezen.

Verbeeldde ze het zich of werd de kloof breder? Nee, de wanden gingen uiteen en het pad gaf hen meer de ruimte. Ze wachtte tot Iss naast haar was en volgde zo Ikor, die echter al snel halt hield. Hij steeg af en keek afwachtend naar Fabian. De Elf werd lijkbleek. Langzaam stapte hij van zijn paard af en haalde een pakketje uit een van de zadeltassen. Het was het pakketje dat hij als laatste uit zijn huis had gedragen. Beschermend hield hij het tegen zich aan toen hij naar de Fee liep. Ikor wachtte onbewogen.

De angst sloeg Cyane plotseling om het hart. Ze sprong van Horizon en wilde naar de twee toe lopen. Sindra hield haar echter vast. ‘Ik denk dat je je daarmee niet moet bemoeien,’ zei ze. Cyane hoorde dat haar stem trilde.

Bevend stond Fabian voor de Fee.

‘Vertel me alles wat je weet,’ gebood Ikor hem kort.

‘Adanar is hier niet,’ zei Fabian zacht.

‘Waar is hij?’

‘In het Gebergte van Orgor. Hij zoekt er de vijfkleurige diamant.’

‘Dat was te verwachten.’ Ikor haalde zijn schouders op. ‘Zit Melsaran in zijn paleis gevangen?’

‘Ja,’ stamelde Fabian.

‘En Tronador?’

‘Hij is al tijden niet meer gezien,’ zei Fabian. Zijn stem werd steeds zachter. ‘Er zijn er die geloven dat hij dood is.’

‘Juist,’ zei Ikor kil. ‘Maar jij weet beter, nietwaar Fabian?’

‘Als Tronador dood was, had Melsaran nu ook niet meer geleefd,’ meende de Elf.

‘Precies.’ Ikor zonk even in gedachten weg. Toen hief hij zijn hoofd op. Cyane schrok van zijn blik. Haat schitterde in de zwarte ogen. Ze was gewend aan de kilte en berekening, maar haat had ze er nog nooit in gezien. Smekend trok ze aan Sindra’s mouw, maar zij had haar ogen neergeslagen.

‘Ach, Fabian.’ Ikor liep langzaam om hem heen.

De oude man klemde het pakketje stevig tegen zich aan. Cyane zag de angst en de smeekbede in zijn ogen. Hij zei echter geen woord.

‘Je hebt me verraden,’ zei Ikor. ‘Jij hebt me bijna mijn levenswerk gekost. En waarom, Fabian?’

‘Ze is zo mooi,’ stamelde Fabian. Tranen liepen over zijn wangen.

‘Houd toch op,’ snauwde Ikor. ‘Elenia heeft je gebruikt, Fabian, net zoals iedereen je gebruikt heeft. Je hebt je eigen dochter aan die smerige rat Adanar gegeven.’

‘Ik moest wel,’ mompelde de Elf.

‘Je moest wel,’ spotte Ikor. ‘Je bent een lafaard, Fabian.’

Fabian huilde nu openlijk. Als versteend staarde Cyane naar de twee mannen.

‘Ook ik heb je gebruikt, Fabian,’ ging Ikor koud verder. ‘En nu heb ik je niet meer nodig. Daarom…’ Langzaam haalde hij een van zijn gouden werpmessen te voorschijn.

Cyane wilde schreeuwen, maar er kwam geen geluid over haar lippen.