Выбрать главу

Fabian deed geen moeite weg te komen. Hij bleef staan met het pakketje tegen zich aan geklemd. Ikor keek de Elf nog één keer recht aan. Toen ging hij vlak voor hem staan en stak weloverwogen het mes in Fabians hart. Deze zeeg op de grond met zijn ogen wijdopen.

‘Nee!’ Cyane rukte zich los uit Sindra’s greep en rende naar het levenloze lichaam van Fabian. Het bloed stroomde uit een kleine wond in zijn borstkas. Vol afschuw keek ze in zijn gebroken ogen. Ze kon niets meer doen. Toen gleed haar blik naar het pakketje dat hij zo stevig had omklemd. Voorzichtig maakte ze het los uit zijn verkrampte handen.

Het was verpakt in bruin papier. Langzaam scheurde ze het los. Er zat een schilderijtje in: een portretje van een vrolijk lachend, blond Elfs meisje. Ze wist meteen wie het was: Fabians vermoorde dochter.

Op dat moment brak er iets in haar. Tranen van onmacht en wanhoop sprongen in haar ogen. Ze krabbelde overeind en stormde naar Ikor. Blind van woede spuugde ze de Fee in het gezicht. Met een kreet sloeg ze op hem in. ‘Vuile rat!’ gilde ze. ‘Ik haat je! Dit was niet nodig.’ Woedend bonkten haar vuisten op zijn lichaam. Ze voelde hoe een viertal handen haar van Ikor, die geen moeite deed om zich te verdedigen, probeerde af te trekken. Ze rukte zich los. Wild keek ze om zich heen. ‘Blijf van me af!’ gilde ze. ‘Jullie hebben niets gedaan om hem tegen te houden. Hij is gek! Jullie zijn allemaal gek! Ik ga niet meer met jullie mee, horen jullie dat?’ Hortend en stotend haalde ze adem. Vaag zag ze de bezorgde gezichten van Iss en Sindra, maar ze was te kwaad om daar aandacht aan te schenken. Ze kon alleen maar denken aan de arme Fabian, die zo ijskoud door Ikor was gedood. Ze haatte de Fee. Ze wilde hem alleen maar verwonden en kwaad doen. ‘Jullie bekijken het maar, moordenaars!’ Cyane schreeuwde haar woede uit, stormde naar Horizon en sprong op zijn rug. Toen gaf ze haar paard stevig de sporen en galoppeerde de kloof in.

In vliegende vaart stoof ze langs de steile wanden terwijl de tranen over haar gezicht stroomden. Ze wist niet hoe lang ze had gereden. Het kon haar ook niets schelen. Steeds speelde zich het afschuwelijke tafereel voor haar ogen af. Ikor, die zonder enige emotie Fabian door het hart stak. Het kon haar niet meer schelen hoeveel Geronimo’s in de Fee scholen. Ze wilde hem nooit meer zien. Hij was een moordenaar. Geen haar beter dan Adanar.

Adanar.

Deze naam bracht haar plotseling terug naar de werkelijkheid. Ze trok aan de teugels en minderde vaart. Verdwaasd keek ze om zich heen. De kloof was wijder geworden. Ze keek achterom. Ze had verwacht dat Sindra en Iss haar wel achterna waren gekomen, maar er was niemand te zien. Ach nee, natuurlijk niet. Ze had zich vreselijk gedragen. Hoewel ze geen spijt had van haar uitval naar Ikor, had ze ook de twee anderen vreselijke dingen verweten.

Terug in de realiteit drong het gevaar tot haar door. Ze was hier helemaal alleen in het Rijk der Duisternis, dicht bij het paleis van de gevaarlijkste man van deze wereld, Adanar. Daar zat Melsaran gevangen. Alleen had ze niet de kracht om hem te bevrijden.

Ze had geen keus. Ze moest terug. Ze wilde Ikor niet onder ogen komen maar het gevaar was hier te groot.

Cyane wilde zich net omdraaien toen ze in de verte iets zag bewegen. Het kwam naar haar toe. Toen ze goed keek ontwaarde ze een man op een paard. De man was van top tot teen gekleed in het zwart. Ook zijn paard was zwart.

Ze aarzelde tussen blijven staan en wegvluchten. Haar kennersogen zagen echter al dat dit paard zo snel ging dat Horizon geen partij voor hem was. Zelfs al zou ze vluchten dan had hij haar zo ingehaald.

In vliegende galop kwam de man aanstormen. Zijn lange mantel wapperde achter hem aan. Toen zag hij haar. ‘Hoooo!’ Hij trok stevig aan de teugels en zijn prachtige rijdier hield steigerend stil. ‘Maak dat je hier wegkomt,’ snauwde hij haar toe. ‘Dit is geen plaats voor kleine meisjes.’ Zijn stem klonk gedempt omdat zijn hele gezicht in doeken gewikkeld was. Alleen zijn ogen waren zichtbaar. Die waren groen en schitterden fel.

Cyane was te beduusd om met een antwoord te komen.

‘Nou, gebeurt er nog wat?’ vroeg de man.

Opeens had ze haar besluit gemaakt. Haar oude koppigheid kwam weer bovendrijven.

‘Ik ga niet terug,’ zei ze hooghartig. ‘Ik pieker er niet over.’

‘Je hebt geen keus.’ Met één beweging greep de man de teugels van Horizon met de bedoeling haar zo mee te slepen.

Cyane aarzelde niet. Ze greep haar zwaard en sloeg de teugels uit zijn handen. ‘Laat me met rust.’

Maar de man had al geen aandacht meer voor haar. Hij staarde naar de twee diamanten op het zwaard.

‘Wie ben je?’ vroeg hij ten slotte.

‘Dat gaat je niets aan,’ zei Cyane nuffig.

De blik in de groene ogen werd er een van waakzaamheid en bezorgdheid. ‘Luister, kind. Ik hoef niet alles te weten, maar je moet hier weg,’ drong hij aan.

‘Waarom?’ Ze was nieuwsgierig naar de identiteit van deze man. Waarom had hij zijn gezicht bedekt? Waarom werd haar aandacht getrokken door die groene ogen?

‘Het paleis van Adanar staat in lichterlaaie,’ zei de man laconiek. ‘Zijn helpers zijn op zoek naar de dader. Dat ben ik dus,’ voegde hij er droog aan toe.

Cyane had geen aandacht voor die laatste zin. Ze werd lijkbleek. ‘O nee,’ riep ze. ‘Dat kan niet. Melsaran is daar.’ Meteen realiseerde ze zich wat ze had gezegd. Ze sloeg haar hand voor haar mond. Ze had zichzelf verraden.

De man nam haar nog aandachtiger op. ‘Melsaran is veilig,’ zei hij tot haar verwondering. ‘Ik kan je bij hem brengen.’

Met moeite hield ze zich in. Ze had meteen toe willen happen, maar ergens vond ze dit veel te makkelijk gaan. ‘We ben je eigenlijk?’

‘Doet dat er iets toe?’ informeerde de man.

‘Het praat makkelijker,’ antwoordde ze.

Hij haalde zijn schouders op. ‘Noem me maar Scar.’

‘Scar,’ herhaalde ze. Dit was natuurlijkniet zijn echte naam. Ze keek naar zijn paard. Haar eigen rijdier was van een goed ras en ook Mak Tarra, het paard van Sirus en het grote, zwarte paard van Ikor waren prachtige dieren. Dit paard stak echter ver boven hen uit. Zijn zwarte huid zag eruit als fluweel, zijn schoften waren hoog en sterk. Fier keek hij in het rond, zich van zijn schoonheid bewust.

‘Het paard heet Ylar. Nu tevreden?’ informeerde Scar.

Langzaam knikte ze. Ze wist zeker dat ze de naam Ylar eerder had gehoord, maar ze kon zich niet herinneren waar of wanneer.

‘Ik…’ begon Cyane, maar Scar hief gebiedend zijn hand op. Hij keek achterom. Ze hoorde onmiddellijk wat zijn aandacht had getrokken. Hoefgetrappel en luide kreten vulden de kloof.

‘We moeten hier weg,’ zei Scar.

Dit keer liet ze zich willoos door hem meevoeren terug van waar ze gekomen was. Ze zouden Ikor, Iss en Sindra nu wel tegen moeten komen, maar ze waren nergens te bekennen. Haar lot lag nu in de zwart gehandschoende handen van de mysterieuze Scar. Ze wist niet of hij een medestander was of een vijand. Vertrouwen deed ze hem eigenlijk niet. Toch had ze geen andere keus dan hem te volgen. Zijn achtervolgers, de wachters van het paleis van Adanar, zouden ook korte metten maken met haar.

Scar snelde de kloof in. Onverwachts hield hij stil bij een inham, de ingang van een kleine grot. Hij trok haar naar binnen.

‘Hier vinden ze ons zo,’ protesteerde ze.

‘Welnee.’ Scar ging voor de ingang staan en staarde schijnbaar in gedachten naar buiten. Toen kwam hij naast haar staan. Het hoefgetrappel kwam dichterbij. Een groep mannen verscheen bij de grot. Ze hielden stil en keken rond.

‘Hij moet hier ergens zijn,’ riep er een.

‘Of zou hij zijn kans wagen bij de Wachters van Garmera?’ vroeg een ander zich af.

‘Hahaha,’ lachte een derde. ‘Dan is hij nu alleen nog maar wat bottengruis.’

‘Dat zijn wij straks ook als Adanar terugkomt,’ meende een vierde.

Deze zin veroorzaakte een beklemmende stilte in de groep. Omzichtig keken ze rond, de grot in. Cyane hield haar adem in. De mannen keken haar recht in het gezicht. Ze waren ontdekt, dacht ze. Maar de ogen van de mannen gleden verder, zonder een blik van herkenning of verrassing.