Выбрать главу

‘Nou, hier is hij in ieder geval niet,’ zei een van hen. Hij gaf zijn paard de sporen. De rest volgde hem meteen.

‘Stelletje idioten,’ siste Scar.

Cyane had nu pas tijd hem goed op te nemen. Zijn hele lichaam was gehuld in het zwart. Hij leek nogal gedrongen en gespierd. Waar kende ze hem toch van? Ze vroeg zich af hoe het kwam dat de mannen hen niet gezien hadden. Daar was vast magie aan te pas gekomen. Maar hoe kwam Scar aan magie?

‘We gaan,’ kondigde Scar aan. Hij nam Ylar bij de teugels en liep de grot uit. Pas nu zag Cyane de zadeltassen. Ze waren haar niet eerder opgevallen, maar een schittering trok haar aandacht. In een van de zadeltassen zat een boek met een bewerkte gouden kaft. Verwonderd staarde ze naar het boek. Dat had ze eerder gezien. In een flits schoot de herinnering voorbij. Hij was weg voor ze hem kon grijpen. Hoe ze ook piekerde, hij kwam niet meer terug.

‘Waar gaan we heen?’ vroeg ze. Eigenlijk wilde ze niet te lang bij Scar in de buurt blijven. Iets stond haar niet aan.

‘Ik breng je bij Melsaran,’ zei hij. ‘Dat wilde je toch?’ Zijn stem klonk ongeduldig.

‘Weet je dan waar hij is?’

‘Die gok moet je maar nemen,’ zei Scar.

Cyane besefte dat ze niet veel keus had. Ze kon natuurlijk op zoek gaan naar Ikor, Iss en Sindra, maar dat betekende dat ze ongetwijfeld de mannen van Adanar zou tegenkomen. In deze kloof kon ze weinig kanten uit. Ze had allang spijt van haar ondoordachte vlucht. Ikors gezelschap leek opeens wat aangenamer in vergelijking met dat van Scar. In ieder geval zou de kille Fee haar nooit kwaad doen. Bij Scar was ze daar niet zeker van. Maar misschien wist hij daadwerkelijk waar Melsaran was. Van het vinden van de vuurmagiër hing hun hele missie af. Ze moest de gok nemen.

Ze klom op Horizon en gebaarde Scar haar voor te gaan. De man ging zonder aarzelen terug in de richting waarvandaan ze gevlucht waren. De kloof werd steeds breder en uiteindelijk belandden ze op een rotsachtige vlakte met daaromheen een grote bergkam. Het was een kale en grijze omgeving zonder groen. In de verte stegen rookpluimen langzaam omhoog tot ze opgingen in een donkere hemel.

‘Ach, ze hebben het vuur nog niet kunnen doven,’ zei Scar. ‘Adanar zal woedend zijn als hij terugkomt. Heel spijtig.’

Het was Cyane duidelijk dat Scar Adanar weinig goeds gunde. Helaas maakte dat hem niet automatisch een vriend. De hele wereld haatte Adanar, ook de inwoners van het Rijk der Duisternis.

‘Nou, houd je zwaard gereed, want we zullen er toch langs moeten,’ vertelde Scar.

Ze volgde hem onrustig. De rookpluimen werden groter en donkerder. Al snel zag ze de resten van wat ooit het door magie beschermde paleis van Adanar was. Het was tegen een rots gebouwd en was eerder hoog dan breed. Nu vielen grote stukken steen naar beneden terwijl het gebouw afbrokkelde.

Op de grond stond een hele rij mensen die emmers doorgaven vanaf een kleine bron in de rotsen. Hun pogingen waren nutteloos, want de vlammen sloegen nog overal uit.

Scar grinnikte. ‘Kijk die stumpers toch eens. Dit heeft helemaal geen zin.’

Tot Cyanes verbazing reed hij doelbewust naar de keten van mensen.

In eerste instantie hadden ze geen aandacht voor hem. Dat veranderde toen Scar luid riep: ‘Hé, stelletje zotten! Bewaar dat water om die rottige Fee straks mee af te koelen.’

Als één man keken de mensen om. Gemompel en geschreeuw klonken uit de rij. Ze wezen naar Scar en mannen renden naar hun paarden, die een eind verderop stonden.

Het roekeloze gedrag van haar metgezel ergerde Cyane.

Scar duwde zijn hakken hard in de flanken van Ylar en stormde lachend weg, zijn mantel fladderend achter hem aan. Cyane moest hem wel volgen en dat deed ze dan ook, kokend van woede. Die man was krankzinnig.

Horizon galoppeerde zo hard hij kon, maar het was moeilijk Ylar bij te houden. Zijn hoeven kletterden luid op de harde ondergrond. Haar haren raakten los en de wind had vrij spel met haar mantel.

Ze keek hijgend om. De mannen hadden hun paarden bereikt en zetten de achtervolging in. Vreemd genoeg was ze niet bang. Haar woede ebde weg. Ze genoot van het vrije gevoel dat deze rit haar gaf. Hun achtervolgers kwamen niet dichterbij. Opeens kwam bij Cyane een sprankelende lach naar boven. Dit was heerlijk. Gevaarlijk en ondoordacht, maar heerlijk. Ze lachte. Het lukte haar Scar in te halen. Zijn groene ogen twinkelden en naast elkaar stormden ze verder.

Ze dacht niet meer aan de soldaten van Adanar of aan haar omgeving. Er was alleen maar deze fantastische rit, die haar terugvoerde naar haar jeugd. De wind speelde met haar haren. Horizons vacht glansde van het zweet. Het grijze landschap flitste voorbij. Scar lachte luid: een diepe, triomfantelijke lach.

Later kon Cyane niet meer vertellen hoe lang ze hadden gereden. Landschap en tijd leken samen te verglijden. Het hield even plotseling op als het was begonnen. Scar liet Ylar uitdraven. Cyane volgde zijn voorbeeld met Horizon. Nog nalachend keken ze elkaar aan. Cyane had rode wangen en haar blauwe ogen straalden. Ook Scars ogen schitterden. Ze begreep zelf nauwelijks wat er gebeurd was. Deze rit had een band tussen hen gesmeed. Alsof ze een gezamenlijke herinnering deelden. Ze wist nog steeds niet of ze hem kon vertrouwen, maar ze voelde dat er iets goeds tussen hen was ontstaan.

‘We moeten uitkijken. Hier lopen aanhangers van Adanar rond,’ zei Scar ten slotte.

In een rustiger tempo reden ze in de richting van de grote bergketen die de rotsvlakte leek te omringen. Cyane zag nu dat die keten ver weg lag. Tussen hen en de bergen was nog een groot bos.

‘Heb je het paleis echt in brand gestoken?’ informeerde ze nieuwsgierig.

Scar haalde onverschillig zijn schouders op. ‘Ik had wat hulp van binnenuit, zeg maar.’

Ze vroeg zich af hoe hij dat ongezien had klaargespeeld. ‘Waarom?’

‘Adanar had iets wat van mij is,’ antwoordde Scar.

‘Maar Adanar is gevaarlijk,’ zei Cyane, die zich niet kon voorstellen dat iemand zijn leven waagde voor een gestolen goed.

‘Ik ook,’ zei Scar.

Hij meende het. Ergens bewonderde ze hem om zijn overmoed. Hij leek het gevaar uit te dagen en genoot er met volle teugen van. Misschien dacht hij daadwerkelijk tegen de Fee op te kunnen.

‘Werk je voor Tronador?’ vroeg ze. Ze wilde zo graag weten wat deze man bezielde.

Scar was echter niet erg mededeelzaam. ‘In zekere zin wel,’ zei hij.

Van zijn vage antwoorden werd ze niet veel wijzer. Vreemd genoeg stelde hij haar geen vragen. Hij wist niet eens wie ze was. Toch nam hij haar mee op sleeptouw. Misschien was dat voor hem een vorm van gevaar die hij graag wilde uitproberen.

‘Woon je hier in het Rijk?’

‘Ja, ik woon daar.’ Scar wuifde naar de bergketen.

‘En…’ begon Cyane weer.

‘Houd op, meisje,’ onderbrak hij haar niet onvriendelijk. ‘Je kunt beter niet te veel van mij weten. Ik breng je naar Melsaran. Daarna verdwijn ik en ik zou het op prijs stellen als je je mond hield over mij, begrepen?’

Er lag alweer een waarom op haar lippen, maar ze zag aan de blik in zijn ogen dat hij het meende. Ze knikte en klapte haar kaken hoorbaar op elkaar.

Scar grinnikte. ‘Dat is beter.’

‘Het spijt me,’ zei ze. ‘Meroboth zegt ook altijd dat ik zo verschrikkelijk nieuwsgierig ben.’ Ze beet op haar onderlip. Wat een flapuit was ze tegenwoordig toch.

Scar sloeg geen acht op haar schrik. ‘Zo, zegt Meroboth dat,’ zei hij afwezig. ‘Ach ja, zelf zal hij tegenwoordig ook wel het een en ander te verbergen hebben.’

Cyane vond dat een vreemde opmerking. Het leek net of hij Meroboth kende. Misschien was dat ook wel zo. Van de drie broers had Meroboth de meeste contacten gelegd. Maar dit was een inwoner van het Rijk der Duisternis, en daar was de aardmagiër weinig geweest.

Plotseling legde Scar een hand op haar schouder. Ze keek om. Drie mannen op paarden kwamen over de vlakte naar hen toe.