Выбрать главу

Scar kneep zijn ogen samen. ‘Soldaten van Adanar. Die zitten hier overal. Die verdomde Fee claimt dit als zijn land.’ Hij trok zijn zwaard.

De soldaten hielden voor hen stil. ‘Wie zijn jullie en wat moeten jullie hier?’ blafte één hun toe.

‘O, ik heb net het paleis van jullie meester in de fik gestoken,’ zei Scar. Cyane sloeg haar ogen ten hemel. De soldaten hadden niet meer aanmoediging nodig. Twee sloegen in op Scar en de derde kwam naar haar toe. Snel trok ze haar zwaard en mepte erop los. Dit waren soldaten van Adanar en ze was niet van plan medelijden te hebben. Vakkundig hakte ze op haar tegenstander in. Ze wist zijn klappen te weerstaan. Hijgend dwong ze hem op de grond en ze sprong van haar paard af om haar werk af te maken. Ze sloeg het zwaard uit zijn handen zodat hij hulpeloos was. Ze hoefde hem alleen nog maar te doden. Ze hief haar zwaard en keek in zijn angstige gezicht.

Fabian. Plotseling zag ze het gezicht van Fabian, enkele seconden voor het mes van Ikor hem doorstak. Ze begon van top tot teen te trillen. Nee, ze kon het niet. Tot zijn niveau wilde ze zich niet verlagen. Ze wilde geen tweede Ikor worden. Ze wankelde. Ze had niet door dat de soldaat langzaam naar zijn eigen zwaard kroop. Een zwarte flits snelde haar voorbij. Met een kreet stierf de soldaat voor haar ogen met de punt van Scars zwaard in zijn borstkas.

Scar trok zijn wapen terug en keek haar aan. ‘Wil je voortaan wel opletten,’ snauwde hij haar toe. ‘Hij had je gedood.’

Verdwaasd keek ze om zich heen. De twee andere soldaten lagen een eindje verder, ook dood.

‘Ik kon het niet,’ stamelde ze.

‘Je kon het niet?’ herhaalde Scar. ‘Dat had je je leven kunnen kosten, idioot.’

‘Hij was weerloos,’ mompelde ze.

‘Hij was een soldaat van Adanar. Die kennen geen medelijden,’ weerlegde Scar.

‘Fabian niet.’ Ze begon te huilen en sloeg haar handen voor haar ogen.

Scar trok haar handen voor haar gezicht weg. ‘Wat is er met Fabian en houd alsjeblieft op met dat gejank.’

Ze droogde verschrikt haar tranen met de rug van haar hand. ‘Fabian is dood,’ snufte ze.

‘Nou en?’ vroeg Scar.

‘Ikor doodde hem om niets. Ik zag zijn gezicht weer voor me,’ legde ze uit.

‘Fabian was ook een soldaat van Adanar. Ikor had geen keus,’ zei Scar.

‘Dat is niet waar,’ zei Cyane fel. ‘Hij had niet eens een wapen.’

Scar lachte cynisch. ‘Personen zonder wapens zijn soms gevaarlijker. Fabian was net zo goed een soldaat van Adanar als deze drie. Als Ikor hem niet had gedood dan had Fabian Ikor om zeep geholpen. Zo simpel is dat.’

Ongelovig staarde ze hem aan.

‘Niemand hier is wat hij lijkt te zijn, dame. Onthoud dat goed,’ zei Scar. ‘En laten we nu maar gaan voor we hier aangetroffen worden met drie verdacht uitziende lijken.’

Cyane begreep steeds minder van deze man. Hij sprak over Ikor en Fabian alsof hij hen kende. Was Scar misschien ook een hooggeplaatste inwoner van het Rijk, zoals Ikor en Fabian? Had hij de waarheid gesproken over de vermoorde Elf? Had Ikor echt geen keus gehad?

Vragen, ontelbare vragen. Ze hees zichzelf in het zadel en reed haar metgezel blind achterna. De antwoorden leken verder weg dan ooit. Ze was afgedwaald van haar vrienden en zwierf nu in het Rijk der Duisternis met een vreemde man. Ze kon alleen maar hopen dat hij haar bij Melsaran bracht.

Langzaam maakte de rotsachtige bodem plaats voor donkere, zachte aarde waarin de hoeven van de paarden wegzakten. Cyane en Scar bereikten het bos. Het werd steeds donkerder en Cyane realiseerde zich dat ze al geen echt daglicht meer had gezien sinds ze het paleis van Ikor had verlaten. Ze naderden het uiterste noorden van het Rijk der Duisternis, waar het eeuwig nacht was.

‘Laten we hier gaan slapen voor we het bos in gaan,’ stelde Scar na verloop van tijd voor. ‘Heb je een vuursteen voor me?’

‘Heb je die dan zelf niet?’ vroeg ze verbaasd.

Even flitsten de groene ogen. ‘Die ben ik verloren toen ik dat vervloekte kasteel in brand stak.’

Ze wist dat hij loog, maar ze gaf hem haar steen. Scar zocht wat dor hout bij elkaar en maakte een klein vuurtje terwijl ze hem gadesloeg.

Ze wikkelde zich in een deken en doezelde weg in een onrustige slaap. Steeds maar weer droomde ze over de laatste ogenblikken van Fabian. Nu zag ze niet langer het gezicht van de Elf, maar dat van Ikor: ijskoud. In de verte riep iemand haar. Ze had de stem eerder gehoord maar ze kon hem niet thuisbrengen. ‘Help me, help me.’

Vijftien

Ze wilde Ikor verlaten en naar die stem rennen, maar ze kon niet wegkomen. De Fee hield haar tegen. ‘Zonder ons kom je niet bij hem,’ zei hij. Ze wist dat hij gelijk had. Toch verzette ze zich ertegen. Badend in het zweet werd ze wakker.

Scar keek haar bezorgd aan. ‘Alles goed?’ vroeg hij kortaf.

‘Eh… ja hoor. Naar gedroomd. Dat is alles,’ mompelde Cyane.

‘En zo’n meisje als jij moet ons redden.’

Ze schrok op. Had ze dat goed verstaan?

Scar trok haar overeind. ‘We gaan,’ zei hij. ‘Melsaran is hier in de buurt en ik moet ook weer verder.’

Het duizelde haar terwijl ze in het zadel klom. Ze had het zich vast verbeeld. Ze verloor haar verstand. Ze hoorde dingen die er niet waren en ze droomde vreemde gebeurtenissen die nergens op sloegen.

Ze reden het bos in. Ook hier was het schemerig. Ondanks het gebrek aan licht groeiden de bomen hoog de lucht in en hadden ze volle kruinen. Op de grond groeide weinig. Cyane kon ver tussen de stammen door kijken. Daarom zag ze het vuurtje in de verte al snel. Scar stopte. Hij draaide zich naar haar om. ‘Daar moet je zijn,’ zei hij. ‘Daar zijn je vrienden.’

‘Mijn vrienden?’ Cyane aarzelde. ‘Je zou me bij Melsaran brengen.’

‘Ga nu maar,’ zei Scar.

‘Ga je niet mee?’

‘Ik denk niet dat ik daar welkom zal zijn.’

‘Wat ga je doen?’

‘Ik ga op zoek naar een kostbaar kleinood,’ zei Scar.

‘Bedankt voor alles.’

‘Ik hoop dat je je deze uren nog weet te herinneren als we elkaar ooit weer tegenkomen.’ Hij knikte haar toe.

Ze vond zijn woorden vreemd, maar ze wist dat het geen zin had om ernaar te vragen.

Scar plantte zijn hielen stevig in de flanken van Ylar en galoppeerde weg. ‘Vaarwel, Cyane. Het ga je goed.’

Hij was al uit het zicht verdwenen toen ze zich realiseerde dat ze hem haar naam nooit had verteld. %

Ze sprong van Horizons rug en pakte hem bij de teugels. Langzaam liep ze in de richting van het vuurtje dat tussen de bomen zichtbaar was. Ze kwam steeds dichterbij en zag verschillende mensen rond het vuur zitten. Ze praatten zachtjes met elkaar.

Ze wilde net naar hen toe gaan toen er een woeste oorlogskreet klonk. Een klein, driftig mannetje sprong vanachter de bomen te voorschijn. Wild zwaaide hij met zijn zwaard onder het uiten van de vreselijkste verwensingen. ‘Ik hak je in de pan, ploert van de duisternis. Ik zal je…’ Plotseling hield hij stil. ‘O, ben jij het,’ eindigde hij een stuk tammer.

‘Dag Giffor.’ Cyane had niet gedacht dat ze ooit zo blij zou zijn de opvliegende Dwerg te zien. Hij dacht daar duidelijk anders over. Zijn rode kleur kwam weer terug om algauw plaats te maken voor paars. ‘Waar denk jij verdomme te zijn geweest met mijn zwaard?’ schreeuwde hij. ‘Hoe haal je het in je hoofd om… mmff.’ Giffor had opeens een grote hand voor zijn mond en hij werd zonder meer aan de kant gezet door een breed lachende Sirus, die op het lawaai was afgekomen.

‘Sirus!’ Cyane verdween tussen sterke armen en werd bijna platgedrukt tegen de brede borstkas van de Nudoor.

‘Dag, meid. Waar heb je toch al die tijd gezeten?’ Hij zwierde haar in het rond en zette haar daarna op de grond.

Ze lachte en huilde tegelijk. Wat had ze iedereen gemist.

‘Cyane, kind toch.’ Gondolin was de volgende die bij haar was. ‘Ik heb doodsangsten uitgestaan, weet je dat wel?’

‘Ach, zo te zien kan ze prima voor zichzelf zorgen.’ Dat was Meroboth, die Cyane gemoedelijk op de schouder klopte.