Выбрать главу

‘Jij doet ook alles om onder je lessen uit te komen, hè?’ Mekaron knipoogde vanaf een afstandje naar haar.

Cyane knikte lachend. Haar ogen zochten de enige persoon die ze nog niet had gezien en naar wie ze erg verlangde. Tiron zat nog bij het vuur. Hij deed geen moeite om naar haar toe te komen. Een steek van pijn schoot door haar hart. Ze begreep niet waaraan ze dit had verdiend. Hij wilde haar niet eens begroeten.

Smekend keek ze naar Meroboth. ‘Jullie zijn toch niet kwaad op me?’

Voordat de oude man daar antwoord op kon geven klonk een bekende stem: ‘Dat zou hij eens moeten proberen.’

Ongelovig draaide Cyane zich om. Ze had die stem al een aantal keren gehoord, maar nooit zo dichtbij en zo echt als nu.

Achter haar stond Melsaran. Zijn ogen straalden warm en ernstig. Zijn rode kleding zag er vaal uit. Om zijn hals schitterde de rode diamant.

‘Melsaran.’ Ze kon het nauwelijks geloven. Langzaam liep ze naar hem toe. Het was vreemd hem plotseling in levenden lijve voor haar te zien staan. Ze had altijd geloofd dat er onmiddellijk een band tussen hen was ontstaan. Dit was echter de eerste keer dat ze hem zag zonder vlammen, een spiegel of andere zaken tussen hen in. Hij spreidde zijn armen en ze aarzelde niet meer. Ze omhelsden elkaar met tranen in de ogen.

‘Eindelijk dan toch,’ zei Melsaran.

‘Hoe kan dat?’ vroeg Cyane.

Melsaran glimlachte. ‘Ze begint meteen weer met vragen.’

Ze lachte. ‘U heeft gelijk.’

‘Ik ben zo blij je te zien.’ Melsaran bekeek haar van top tot teen.

Cyane op haar beurt nam hem aandachtig op. Hij zag er moe en toch strijdbaar uit. Ook zonder dat hij iets zei, wist ze dat hij de afgelopen tijd veel had meegemaakt.

‘Ahum,’ zei Meroboth terwijl hij naar hen toe liep. ‘Het spijt me om dit roerende weerzien te onderbreken, maar waar is de rest?’

‘De rest?’ Cyane keek de oude man niet-begrijpend aan.

‘Ikor, Iss en Sindra, weet je wel?’ Zijn stem klonk een tikje sarcastisch.

Ze haalde haar schouders op. ‘Hoe moet ik dat weten?’

‘Mooi is dat,’ zei Meroboth en hij schudde zijn hoofd.

‘Laat dat, Meroboth.’ Melsaran pakte Cyane bij de schouders. ‘Wat is er allemaal gebeurd?’

Tot Cyanes verbazing droop Meroboth meteen af na de opmerking van de vuurmagiër.

‘Ik weet niet waar Ikor is en het kan me ook niet schelen,’ zei ze tegen Melsaran.

De vuurmagiër keek vragend naar Mekaron, die nu pas dichterbij kwam.

‘Ikor zou je nooit iets aandoen, Cyane,’ zei de watermagiër ernstig.

‘Nee, mij niet nee.’ Ze voelde weer die machteloze woede in zich opkomen. ‘Maar anderen doodt hij zonder reden.’

Mekaron slaakte een zucht. ‘Wat heeft hij nu weer gedaan?’

‘Hij heeft Fabian gedood.’

‘Wie is in vredesnaam Fabian?’ vroeg Mekaron.

‘Fabian is dood?’ zei Melsaran slechts een fractie later.

‘Aha,’ zei Mekaron. ‘Ik laat dit graag aan jou over, broer.’ Hij draaide zich om en liep weg. Melsaran sloeg een arm om Cyane heen en leidde haar weg van de groep. Haar kwaadheid ebde snel weg. De Tovenaar van Goed en Kwaad straalde een serene rust uit. Ze voelde zich wonderbaarlijk op haar gemak bij hem, alsof ze hem al jaren kende. ‘Kende u Fabian?’ vroeg ze.

‘Maar al te goed,’ zei Melsaran toonloos. ‘Kom mee, meisje. Er is iets wat ik je wil laten zien.’

Zestien

Ze liepen verder het bos in tot een kleine open plek. Melsaran sprokkelde wat hout bij elkaar en legde dat op een hoop. Hij streek even met zijn vinger over de diamant om zijn hals. Onmiddellijk sloegen de vlammen uit het hout. ‘Ga zitten en kijk naar het vuur,’ gebood hij. ‘Je zult door mijn ogen zien wat ik heb meegemaakt de afgelopen tijd.’

Cyane gehoorzaamde hem zonder vragen. Ze staarde naar het dansende rood voor haar en voelde haar ogen zwaarder worden. Met een schok realiseerde ze zich dat ze wakker moest blijven. Ze keek op en ontdekte dat alles anders was.

Haar lichaam om te beginnen. Verschrikt stond ze op. Ze droeg een rood gewaad en ze voelde zich vreemd. Met afschuw keek ze naar haar handen. Ze waren ouder geworden. En haar haar. Ze slaakte een kreet. Het was wit en ze had een lange baard. Toen zag ze de rode diamant om haar hals.

Er werd stevig op de deur geklopt. Verwilderd keek ze om zich heen. Ze was in een slaapkamer. Ze was hier eerder geweest. Het was een kamer in het huis van Fabian.

‘Binnen,’ zei ze tot haar verbazing. Het was niet haar eigen wil om te spreken en het was niet haar eigen stem die ze hoorde.

Opeens begreep ze het. Ze zat opgesloten in het lichaam van de vuurmagiër. Ze maakte mee wat hij had meegemaakt. Ze keek door zijn ogen naar de gebeurtenissen die hadden plaatsgevonden.

De deur werd opengegooid en Ikor kwam naar binnen. ‘We moeten hier weg Melsaran.’ zei hij.

‘Waarom?’ vroeg de stem van Melsaran.

‘Fabian gedraagt zich vreemd.’ De Fee was als altijd ijzingwekkend kalm, maar hij scheen haast te hebben om weg te komen.

‘Het komt wel goed, Geronimo,’ zei Melsaran.

‘Ik zou het zeer op prijs stellen als je me hier niet zo noemde,’ zei Ikor.

Cyane voelde hoe het lichaam waarin ze opgesloten zat de schouders ophaalde. ‘Voor mij ben je Geronimo. Ikor is slechts een façade.’

‘Is dat zo?’ Ikor keek indringend naar Melsaran. ‘Soms twijfel ik daaraan.’

Op dat moment klonk beneden de klopper. Ikor liep naar de deur en keek langs de balustrade van de hal naar beneden. Het lichaam waarin ze zat volgde hem. Ze had geen keus. Het was alsof ze de rol van vuurmagiër speelde in een toneelstuk. Ze hoefde echter niets te doen. Ze hoefde alleen maar te kijken.

Haar angst en afschuw maakten plaats voor nieuwsgierigheid. Melsaran wist wat hij deed. En ze wilde heel graag weten wat zich hier afspeelde.

Tubol, Fabians trouwe bediende, schuifelde naar de deur en opende die. In de opening stond een in het zwart geklede man. Hij zag er hetzelfde uit als de mannen die haar en Scar hadden achtervolgd.

‘Verdomme,’ siste Ikor naast haar. Zijn slanke handen klemden zich om de balustrade.

‘Adanar wenst Fabian te spreken,’ zei de soldaat.

‘Zeker, heer,’ mompelde Tubol. Hij gooide de deur wijder open en liep naar de woonkamer. Toen hij naar binnen ging hoorde Cyane de klaterende lach van een meisje. Er klonk gemompel van stemmen. Maar voordat het tot Cyane doordrong wat er werd gezegd, werd ze ruw van de balustrade weggeduwd.

Ikor trok Melsaran achter een pilaar. Door de ogen van de vuurmagiër zag ze waarom. Lang, statig en kil liep Adanar de hal binnen.

Cyane wist niet zeker van wie het hart was dat zo tekeerging. Ze had Adanar alleen nog maar in het visioen van Meroboth gezien en toen was hij jonger geweest.

Adanar was mager. Zijn gezicht werd ontsierd door scherpe lijnen. Zijn kin was puntig, zijn smalle lippen nauwelijks zichtbaar. Hij had een neus als de snavel van een havik. Zijn halflange blonde haar hing los, het viel steeds voor zijn linkeroog. In zijn zwarte ogen lag geen enkel gevoel. Deze man leek niet te leven en het was alsof de omgeving onmiddellijk bevroor toen hij binnenkwam.

‘Ik had het kunnen weten,’ siste Ikor. In zijn ogen schitterde de blik die Cyane zo vaak had gezien als hij naar Fabian keek.

‘Het zal me niets verbazen als Fabian je aan Elenia verraden heeft,’ merkte Melsaran op.

Cyane kon Melsarans gedachten niet lezen en zijn gevoelens niet voelen, maar wel zag ze alles door zijn ogen.

Ikor zag er plotseling moe en verslagen uit. ‘Alles is voor niets geweest.’

‘Nee, Geronimo. Dat is het niet,’ zei Melsaran dwingend.

Op dat moment kwamen Fabian en een blond meisje de hal binnen. Cyane herkende haar van het portret dat Fabian bij zich had gedragen. Zijn dochter. Cyane rilde. Ze vond het luguber de Elf opeens weer levend en wel voor zich te zien.

Fabian knielde voor de Fee neer, maar Adanar reageerde niet. Met een stalen blik keek hij naar het meisje. ‘Kniel!’ gebood hij. Zijn stem was koud en afgemeten.