Выбрать главу

‘Waarom?’ Het meisje keek hem trots aan.

‘Dit gaat fout.’ Bezorgd keek Melsaran naar beneden.

‘Doe wat hij vraagt, Liselore,’ zei Fabian.

‘Ik pieker er niet over. Hij is gewoon een Fee.’ Liselore wendde haar blik geen seconde van Adanar af.

‘Ik ben Adanar. Ik ben jouw heer.’ De blik in de ogen van de Fee veranderde niet. Dat maakte Cyane angstig. Ze wist wat er ging komen. Ze wilde het meisje waarschuwen, maar het lichaam van Melsaran bewoog niet.

‘Orion is mijn koning,’ zei Liselore fier. ‘Hij en niemand anders.’

‘Liselore?’ Fabians stem klonk smekend.

Adanar keek minachtend naar de Elf op de grond. ‘Is dat de opvoeding die je haar hebt gegeven?’

‘Nee, heer. Absoluut niet,’ haastte Fabian zich te zeggen.

‘Dat mag ik hopen, ja,’ zei Adanar. ‘Ik kan haar niet in mijn aanwezigheid verdragen, Fabian.’

‘Nee, heer,’ stamelde Fabian. ‘Dat begrijp ik.’

‘Mooi zo.’ Het knikje dat hij met zijn hoofd gaf was nauwelijks te zien.

Het volgende ogenblik slaakte Liselore een indringende kreet. Ze viel op de grond, kronkelend van de pijn. Een dierlijke angst verscheen in haar blauwe ogen en het schuim stond op haar mond.

Fabian staarde in afgrijzen toe, maar deed niets om zijn dochter te helpen. Het leek minuten te duren. Het geschreeuw van het meisje hield even plotseling op als het was begonnen. Toen lag ze stil voor de voeten van Adanar.

Haar ogen gebroken, het jonge leven verdwenen. Liselore was dood.

Verbijsterd staarde Cyane naar het tafereel beneden haar. Melsaran bewoog niet en ze kon daarom haar blik niet van deze gebeurtenis afwenden.

Fabian stond op. Trillend keek hij naar het lichaam van zijn dochter. Toen zei hij: ‘Hoe kan ik u dienen, heer?’

Cyane kon haar oren niet geloven. Melsaran leek er net zo aan toe te zijn. Hij hapte naar adem.

‘Ik kom net van Elenia, Fabian,’ zei Adanar. Hij stapte over het lichaam van Liselore heen. ‘Zij vertelde dat je interessant nieuws had over Ikor.’

‘Ja, heer. Dat klopt.’ Fabians stem klonk onvast.

‘Ik zit beslist niet te wachten op een Feeënkoning die zijn land probeert te redden, net zo min als ik zat te wachten op jouw dochter,’ zei Adanar.

Cyane merkte dat Ikor zich schrap zette. Wat Adanar betrof was Ikors doodvonnis getekend.

‘Je moet hier weg, Geronimo.’ Melsaran was nu degene die de leiding nam.

‘Dit huis uitkomen wordt waarschijnlijk al een groot probleem,’ zei Ikor, die zichzelf snel bij elkaar had geraapt.

‘Welnee, je hebt mij.’ Melsarans laconieke opmerking deed Cyane heel erg denken aan zijn beide broers, die ook niet vies waren van een zekere arrogantie. Hij stapte achter de pilaar vandaan. ‘Goedemorgen, Adanar,’ zei hij.

Als door een adder gebeten keek de Fee omhoog. Het was duidelijk dat bij hem denken en doen één waren. ‘Grijp hem,’ blafte hij zijn soldaten toe. Drie mannen stormden naar de trap, alleen om te ontdekken dat daar de vlammen uit sloegen. Verschrikt hielden ze in.

‘Stelletje idioten. Het is magie.’ Adanar verhief zijn stem nauwelijks, maar de drie mannen keken alsof ze plotseling in doodsnood waren. ‘Aan jullie heb ik niets,’ snauwde de Fee. Het volgende ogenblik stortten de drie dood ter aarde.

‘Zo houd je er niet erg veel over,’ merkte Melsaran op. Hij leunde over de balustrade.

Cyane stond duizend angsten uit toen ze naar het van woede verwrongen gezicht van de Fee keek. Adanar aarzelde niet. Lenig beklom hij de trap, dwars door de vlammen heen.

‘Nu,’ siste Melsaran Ikor toe.

In de chaos van het ogenblik wist Ikor langs Adanar de trap af te glippen. Daar stond alleen nog Fabian. Hij durfde Ikor niet tegen te houden.

Adanar besefte toen pas wat er gebeurde en slaakte een woedende kreet. Hij wilde Melsaran grijpen, maar trok schielijk zijn hand terug toen hij zich aan hem leek te branden.

‘En dat, mijn beste Adanar, is dus ook magie.’ Melsaran keek hem recht aan. Voor het eerst zag Cyane het van haat vertrokken gezicht van de Fee vlak voor zich. Ze rilde. ‘Ik ben blij te zien dat mijn broer je nog niet alles verteld heeft.’

Toen liep Melsaran langs Adanar naar beneden. Hij wierp een korte blik op Fabian en schreed de deur uit. Daar stond Ikor al klaar met zijn paard en een lelijke schimmel.

Melsaran klom moeizaam op de rug van het witte dier. Hij greep naar zijn hoofd. ‘Vlug, Geronimo,’ smeekte hij plotseling met een zwakke stem. ‘Ik kan zijn magie niet lang meer tegenhouden.’

Ikor gaf zijn paard de sporen en en greep de teugels van het andere dier stevig vast. Zo reden ze snel uit de buurt van Adanar.

Melsaran kreunde. Het leek wel of hij pijn had en Cyane bedacht dat hij probeerde Adanars aanval af te slaan. Nu pas besefte ze hoe sterk de Fee was.

Ikor raasde genadeloos verder. De schimmel kon het tempo nauwelijks bijhouden maar het beest had geen keus, want Ikor hield de teugels stevig vast.

Cyane hoefde niet na te denken over het doel van de reis. In hoog tempo reden ze naar het paleis van Ikor aan het Meer van Tagalet.

Toe ze daar aankwamen hing Melsaran uitgeput in het zadel. Er waren uren vetreken. Ikor hielp Melsaran van het paard af. Cyane zag dat de binnenplaats van het paleis er nu heel anders uitzag. Er liepen mensen af en aan. Een bediende kwam zijn meester onmiddellijk helpen.

‘Breng ons iets te eten,’ snauwde Ikor. Hij vertrouwde Melsaran niet toe aan een ander. Moeizaam begeleidde hij hem naar het hoofdgebouw. Hij opende een grote deur die uitkwam in een hal vol met schilderijen. Er waren een trap naar boven en verschillende andere deuren. Ikor sleepte de vuurmagiër naar een van die deuren en duwde hem naar binnen. De kamer waarin ze zich nu bevonden, was een zitkamer met dure stoelen en ligbanken. Ook hier hingen overdadig veel schilderijen en er stond een aantal beeldhouwwerken. De kamer van een kunsthandelaar.

Cyane herinnerde zich de woorden van Iss: Geronimo had nooit om kunst gegeven. Ze voelde hoe Ikor het uitgeputte lichaam van Melsaran op een van de banken neerlegde. Ze keek toe hoe hij het voedsel van een van zijn bedienden overnam en het voor de magiër neerzette. Melsaran had echter geen oog voor de maaltijd. ‘Je moet hier weg, Geronimo, en snel.’

Ikor liep naar een van de ramen van het vertrek en staarde naar buiten. ‘Waar moet ik heen, Melsaran?’ vroeg hij. ‘Ook in de Rijken van het Licht ben ik niet veilig.’

‘Ga naar Mekaron. Iss is bij hem. Hij zal je helpen.’

‘Weet je inmiddels waar hij is?’ Ikor draaide zich om.

‘In Dryadenland,’ zei Melsaran.

Een spottende lach verscheen op het gezicht van de Fee. ‘Als ik niet beter wist, zou ik nu denken dat ook jij me wilt vermoorden.’

‘Ik ben blij dat jij dit zo amusant vindt, Geronimo,’ zei Melsaran streng. Moeizaam ging hij rechtop zitten. ‘Je zit goed in de problemen, weet je.’

Ikor haalde zijn schouders op. ‘Ik kan me de tijd niet meer heugen dat ik dat niet zat.’

‘Je mag het nu niet opgeven,’ zei Melsaran dringend.

‘Ik kom Dryadenland nooit in,’ zei Ikor.

‘Tenzij iemand je onder zijn hoede neemt,’ zei de vuurmagiër.

‘Ik zie aan die pretogen van je dat je een geweldig plan hebt, dus zeg het maar.’ Ikors stem klonk zowaar luchtig.

Cyane vond het een vreemde gewaarwording hem zo op zijn gemak te zien. Zijn koele houding had hij laten varen. Plotseling realiseerde ze zich dat het Ikor helemaal niet was die daar bij het raam stond maar Geronimo, de Feeënkoning. Ze had hem zo af en toe gezien tijdens hun reis door het Feeënrijk.

‘Zoek Meroboth op en reis met hem mee,’ stelde Melsaran voor.

‘Prima.’ Geronimo’s stem droop van sarcasme. ‘Die Nudoor die met hem reist, hakt me meteen in mootjes en dan is alles voorbij.’

‘Ik weet zeker dat Ikor daar wel een oplossing voor heeft,’ merkte Melsaran op.

‘Vast wel.’ De wanhoop in de zwarte ogen was van Geronimo en Cyane had diep medelijden met hem. ‘Hij heeft overal een oplossing voor.’