‘Die brand in het paleis van Adanar was veroorzaakt door magie,’ zei de stem van Melsaran.
Plotseling had Cyane weer controle over haar lichaam. Ze opende haar ogen. Ze lag naast het kampvuur in het bos. Naast haar zat de Tovenaar van Goed en Kwaad. Ze keek naar haar handen en naar haar lichaam. Ja, die waren overduidelijk van haar.
‘Het beangstigt me dat er nog iemand is die zoveel zwarte magie beheerst,’ zei Melsaran.
Cyane krabbelde overeind. ‘Hij heeft je wel laten ontsnappen.’
‘Denk je dat hij aan onze kant staat?’ Melsaran keek haar indringend aan.
Te laat realiseerde ze zich dat ze zich had versproken. ‘Eh…’ begon ze hulpeloos. ‘Ik weet het niet, want ik weet niet wie het gedaan heeft. Ik bedacht zomaar wat.’ Dat was nog niet eens een leugen, want feitelijk wist ze niet wie de mysterieuze Scar, die het paleis in vlammen had laten opgaan was.
Melsaran glimlachte, maar vroeg niet verder. Hij stond op en reikte haar de hand. ‘Ik hoop dat mijn verhaal zijn doel niet heeft gemist.’
Cyane had even moeite met te bedenken waar de magiër op doelde. Het leek wel of ze weken was weggeweest in dit vreemde visioen. In werkelijkheid waren het waarschijnlijk een paar uur. Waarom had hij haar dit ook alweer laten zien?
Melsaran wees tussen de bomen. ‘Kijk eens wie daar aankomt.’
Cyane herkende de lange magere gestalte van Ikor. Ze beet op haar lip.
De magiër ging zijn bondgenoot tegemoet. ‘Je hebt ons gevonden.’ Melsaran stak zijn hand uit.
‘Iss is een uitstekende spoorzoeker,’ zei Ikor. ‘Cyane heeft jou gevonden, zie ik.’
‘Niet precies volgens plan,’ lachte Melsaran. ‘Blijkbaar had ik nog een vriend hier.’
Ikor keek hem niet-begrijpend aan, maar Melsaran zei kort dat hij dat later wel zou uitleggen. ‘Het belangrijkste is dat we nu allemaal bij elkaar zijn. En het zou prettig zijn als iedereen het een beetje met elkaar zou kunnen vinden.’
Cyane haalde diep adem en liep naar de Fee. ‘Melsaran heeft gelijk,’ zei ze. Niemand wist hoeveel moeite haar dit koste, maar omwille van de goede zaak was ze bereid verder te gaan met Ikor. Ook omdat ze wist dat Geronimo daar nog ergens in dat lichaam moest zitten. De beelden van de geweldadige dood van Fabian bleven echter door haar hoofd spoken. Ze kon het niet vergeten, al wilde ze dat nog zo graag.
‘Ik had geen keus, Cyane,’ zei Ikor.
‘Dat weet ik nu,’ zei ze. ‘Het spijt me dat ik je plan in de war heb geschopt.’
‘Melsaran is vrij. Daar ging het om.’
Zwijgend keken ze elkaar aan. Even leek het of Ikor iets wilde zeggen. Toen liet zijn blik haar los.
‘Laten we maar teruggaan,’ stelde Melsaran voor.
Gedrieën liepen ze terug naar het kamp waar Sindra, Iss en Miran inmiddels waren geïnstalleerd. Iedereen kletste luchtig met elkaar behalve Tiron, die in zijn eentje bij het vuur zat en zich afsloot voor alles en iedereen.
Giffor leek nogal van slag door het feit dat zijn maatje Sindra een prachtige vrouw bleek te zijn. Ze was druk bezig hem op zijn gemak te stellen toen ze haar man zag aankomen. Melsaran begon te stralen en bij Sindra sprongen de tranen in haar ogen. Ook Cyane voelde haar ogen vochtig worden toen het echtpaar elkaar na al die jaren eindelijk in de armen kon vliegen.
‘Wat is de liefde toch mooi,’ zei Meroboth met bravoure, om zijn emoties te verbergen.
‘Ja, misschien kunnen we voor jou ook nog ergens een vrouw opduiken,’ stelde Sirus voor met zijn arm om Gondolins middel.
‘Dat kun je die arme vrouw niet aan doen,’ lachte Meroboth.
Melsaran en Sindra hadden elkaar veel te vertellen. Iedereen betwijfelde of dat ook zinvolle informatie was, daar ze elkaar de hele tijd verliefd aankeken. Discreet trok de rest van het gezelschap zich terug bij het vuur.
‘We zijn compleet,’ zei Meroboth blij.
Cyane wist hoezeer hij naar deze dag had uitgekeken. Zijn beide broers waren gevonden en maakten het goed. Ze waren niet overgelopen en schaarden zich zonder meer aan zijn kant in de strijd tegen de zwarte magie. Een strijd tegen die andere broer van wie ze nog maar weinig vernomen hadden. Melsasser leek te zijn ondergesneeuwd door de krankzinnigheid van zijn belangrijkste medestander, Adanar.
Cyane wist dat de strijd echt zou beginnen als ze hun tocht door het Rijk der Duisternis voortzetten. Er zouden hen nog vele verschrikkingen wachten, maar deze avond voelde ze zich even gelukkig en tevreden. Ze waren allemaal bij elkaar en daar, in de verte, stond de machtige Tovenaar van Goed en Kwaad, heel even verlost van zijn zware taak nu hij na al die jaren zijn vrouw weer zag.
De drieling was herenigd en de strijd tegen Tronador en zijn medestanders kon beginnen.
Cyane raakte het zwaard op haar rug aan. Heel even was ze wensloos gelukkig. Ze zou alles geven. Dat was ze aan deze groep verplicht. Ze glimlachte naar Meroboth en staarde in de dansende vlammen.