Выбрать главу

‘Wat is…’ zei Mekaron. Hij deed een stap in de richting van de vlam. De ogen schoten open. Vuurpijlen spuwden uit de pupillen en landden voor de voeten van de magiër. De mond van het wezen in de vlam sperde zich open en een doordringende, aanhoudende kreet vulde de grot. Het geluid kaatste tegen de wand en vermenigvuldigde zich snel. Cyane sloeg haar handen voor haar oren. Mekaron deinsde terug. Onmiddellijk sloot de mond zich. De oogleden zakten.

Verwonderd staarde iedereen naar de vlam.

‘Ik heb het idee dat iemand niet wil dat we daarheen gaan,’ merkte Meroboth op.

‘Maar wie?’ informeerde Sirus.

Aarzelend keek Meroboth naar zijn broer.

Mekaron schudde zijn hoofd. ‘Het zou vuurmagie kunnen zijn, maar dat gezicht is een teken van zwarte magie.’

Meroboth deed een stap in de richting van de vlam. Onmiddellijk begon het gekrijs weer en schoten de ogen vuur.

‘Het maakt niet uit,’ zei hij droog. ‘We komen er toch niet langs. Vuurmagie of zwarte magie, Cyane is nog niet sterk genoeg om het uit te schakelen. Bovendien kost dat de diamanten te veel kracht. We nemen de rechtergang.’

Zonder een weerwoord volgde de groep de oude man. Cyane liep ongerust langs de vlam met het nu vredige gezicht. Wat als Tronador of Adanar hen op het verkeerde been probeerde te zetten? Wat als ze deze donkere wereld nooit meer uitkwamen?

De gang die ze waren ingeslagen verschilde nauwelijks van de vorige. De echo van de paardenhoeven op de stenen klonk hol en kil in de donkere gang. Na verloop van tijd boog de gang omhoog. De grond werd droger. Toen het gevaar om weg te glijden geweken was, steeg iedereen in het zadel.

Nadat ze een tijdje gereden hadden, werd de gang langzaam breder en hoger om uiteindelijk uit te komen in een enorme grot. Hier was een natuurlijk licht dat door een vulkaanachtig gat ver boven hen naar binnen scheen.

Cyane ging naast de twee magiërs staan en keek rond. De gewelven van de grot staken meters boven hen uit. In de rotswand bevonden zich tientallen holen waar halfvergane houten trappen naartoe leidden. Op de grond voor hen lagen potten en scherven: de overblijfselen van een oude beschaving.

‘Dus hier woonden de Trollen vroeger,’ merkte Mekaron op.

‘In holen, heel passend,’ vond Sirus.

‘Laten we hier overnachten,’ stelde Meroboth voor.

Sirus en Tiron verzamelden het oude hout van de trappen en maakten een kampvuur. Giffor, Ikor en Iss vonden aan de rand van de grot een waterbron waaruit de paarden konden drinken. Gondolin bereidde de maaltijd. Ondertussen verloren Meroboth en Mekaron zich in jeugdherinneringen.

In haar eentje verkende Cyane de grot. Ze probeerde zich de omgeving voor te stellen in vroeger tijden, toen zij nog bewoond was. Trollen die de houten trappen op en af liepen, knapperende kampvuren en primitieve ovens waarin potten werden gebakken. Wat had dit volk ertoe gedreven alles achter te laten? Net als de Feeën hadden ze hun vaderland verloochend voor een beter bestaan elders. De Feeën hadden het er aanmerkelijk beter van afgebracht. In groten getale woonden zij nu in Néfer aTagalet, de weelderige hoofdstad van het Rijk der Duisternis. De Trollen waren nagenoeg uitgeroeid en sleten de rest van hun miezerige bestaan in het Gebergte van Orgor. Zouden ze nog weieens terugdenken aan hun leven hier?

Cyane ontdekte een trap die nog intact was. Nieuwsgierig naar de woningen van de Trollen begon ze aan de klim, die haar bij een aantal holen halverwege de rotswand bracht. Ze klauterde naar binnen. Ook hier zag ze scherven en een vuurplaats. In de rotswand waren kleine alkoven, waarin resten van kaarsen stonden. In het midden van de achterste wand was een grotere alkoof. Daarin stond een beeldje.

Cyane pakte het beeldje op. Het stelde een lang, slank figuurtje voor, maar de trekken waren niet meer herkenbaar. Het beeldje was gemaakt van puimsteen. Ze wist dat dat snel sleet. In zijn handen hield het figuurtje echter onmiskenbaar een donker steentje vast.

‘Dat is de zwarte diamant,’ zei iemand achter haar.

Verrast draaide Cyane zich om naar Ikor. Hij had haar blijkbaar zien klimmen en was haar achterna gekomen. Waarom?

‘In het Rijk der Duisternis zijn veel van zulke beeldjes te vinden,’ vertelde Ikor.

‘Wie is degene die de diamant vasthoudt?’ vroeg Cyane.

‘Meestal is dat Orgor, de eerste zwarte magiër.’

Cyane bekeek het beeldje nauwkeurig, alsof dat haar meer antwoorden kon geven. Ze besefte dat ze weinig afwist van de geschiedenis van de vijf magiesoorten en de magiërs die de diamanten hadden bezeten.

‘Orgor en zijn broer Dar waren degenen die de vijfkleurige diamant vonden, de steen die alle magie in zich herbergde. Zij zijn ook verantwoordelijk voor het splitsen van de magie. Orgor eigende zich de zwarte magie toe.’

Geboeid luisterde ze naar Ikor, die ze nog nooit zo veel achter elkaar had horen spreken.

‘Orgor is een symbool geworden voor de magiërs na hem. Hij wordt als een god aanbeden, terwijl Dar nagenoeg in de vergetelheid is geraakt.’

‘Delamar, de leermeester van de drieling, had ook een meerkleurige diamant,’ herinnerde Cyane zich.

Ikor schudde zijn hoofd. ‘Er is een aantal diamanten dat magie kan opvangen. Er is echter maar één diamant die alle magie van de wereld kan bevatten. Delamars diamant heeft veel kracht gehad, maar hij bevatte maar vier soorten magie. De luchtmagie was toen al aan de eenhoorns gegeven. De oorspronkelijke vijfkleurige diamant is waarschijnlijk in de Tempel van Orgor. Degene die hem vindt kan alle magie naar zich toezuigen.’

‘Heeft iemand hem al gevonden?’

‘Nee. Melsaran zoekt er al jaren naar. Velen gingen hem voor, maar zij zijn nooit meer teruggekeerd.’

Cyane knikte. Dat was de reden waarom Melsaran vaak in het Rijk der Duisternis werd gezien.

‘Maar Adanar zoekt die diamant ook,’ merkte ze op.

‘Natuurlijk, en daarom jaagt hij nu ook op Melsaran. Melsaran is de achilleshiel van Tronador,’ zei Ikor, ‘want Tronador zal nooit toestaan dat Melsaran gedood wordt.’

Het drong langzaam tot Cyane door wat deze woorden betekenden. Tronador was niet in staat Melsaran, zijn lievelingsbroer, kwaad te doen. Dat moest zeer frustrerend zijn voor Adanar, die waarschijnlijk precies wist wat de Tovenaar van Goed en Kwaad van plan was. Nu ze dit alles wist, leek haar rol in deze gebeurtenissen een stuk minder belangrijk. Aarzelend vroeg ze Ikor ernaar.

‘Je moet ervan uitgaan dat de vijfkleurige diamant nooit gevonden zal worden. Melsaran heeft me ooit eens verteld dat er maar in één boek geschreven staat hoe je de diamant mee kunt nemen. De enige manier om zonder de vijfkleurige diamant een eind te maken aan deze strijd is een krachtmeting tussen de zwarte magie en drie andere vormen van magie. Gontak, de meestersmid die ook aan jouw zwaard begonnen is, maakt eenzelfde wapen in het Rijk. Ook daar is iemand uitverkoren. In het handvat van dit zwaard is plaats voor de zwarte diamant. Jij komt tegenover de drager van dat zwaard te staan met drie andere vormen van magie. Een gevecht zal uitmaken wie als overwinnaar uit de strijd komt. Drie vormen van magie samen zijn net zo krachtig als de zwarte magie alleen.’

‘Wie is de drager van dat zwaard?’ vroeg Cyane.

Ikor haalde zijn schouders op. ‘Dat weet ik niet.’

Langzaam legde Cyane het beeldje terug in de alkoof. Ze wilde geen eind maken aan dit bijzondere samenzijn met Ikor. De Fee leunde ontspannen tegen de rotswand en sloeg rustig haar bewegingen gade. Het was een kant van hem die ze nog nooit had gezien. Het bevreemdde haar. Was Ikor niet het harteloze masker van Geronimo? Deze man was niet Geronimo, maar Ikor. Alleen Ikor had zoveel kennis over het Rijk der Duisternis. Op dit moment was de koele meesterspion bijna aardig.

Plotseling klonk er gestommel op de houten trap en kwam Tiron het hol binnen. Ikor verstarde. Hij sloeg zijn bruine mantel met een soepel gebaar om zich heen. Zonder Tiron ook maar een blik waardig te keuren, wilde hij langs hem heen het hol uit lopen.