Выбрать главу

Tiron greep de Fee stevig bij zijn pols. ‘Wat wilde je van haar, rat?’ siste hij.

‘Laat hem los,’ riep Cyane en ze sprong naar het tweetal toe.

Tiron negeerde haar. ‘Wacht je op een kans om haar te doden?’ vroeg hij.

Ongelovig staarde Cyane naar de man die vanaf haar vroegste jeugd zoveel voor haar betekend had.

‘Als ik haar had willen doden dan had ik dat al veel eerder kunnen doen, nietwaar Tiron?’ zei Ikor zacht en nadrukkelijk.

Cyane wist dat hij doelde op hun ontmoeting bij het kasteel van haar ouders, jaren geleden.

‘Je was toen geen partij voor mij en dat ben je nu nog niet.’ Hoewel de stem van de Fee onmiskenbaar dreigend klonk, deed hij geen moeite zich los te rukken.

‘Ik weet dat je iets van plan bent, Ikor,’ zei Tiron verbeten. ‘Je hebt je niet voor niets bij ons aangesloten.’

‘Dat geldt dan voor ons beiden, Tiron.’ Ikors zwarte ogen leken zich dwars door Tirons zo zorgvuldig opgebouwde muur te boren.

Tot Cyanes verbazing werd Tiron lijkbleek. Snel liet hij Ikor los en deed wankelend een stap naar achteren. Ze keek naar Ikor. Wat had hij met deze woorden bedoeld? Waarom reageerde Tiron er zo heftig op?

Ikor wierp een minachtende blik op Tiron. ‘Laat me voortaan met rust,’ beet hij hem toe, waarna hij de trap af liep.

Ongerust bleef Cyane achter met Tiron, die een paar keer diep ademhaalde om zichzelf te herwinnen. Langzaam kwam er weer kleur op zijn gezicht.

‘Wat bedoelde hij, Tiron?’ vroeg ze met een benepen stemmetje.

Hij keek haar doordringend aan. ‘Wie zal het zeggen?’ zei hij sarcastisch. ‘Die man is levensgevaarlijk.’

‘Je hebt hem nooit een kans gegeven,’ zei ze. Ze herinnerde zich hoe hij haar alleen had laten worstelen met Ramart. ‘Als het aan jou had gelegen, had Ramart hem gedood. Je deed niets om hem te helpen.’

Met één stap was Tiron bij haar. Hij pakte haar ruw bij de schouders. ‘Ikor moet je geen enkele kans geven; die zal hij benutten om je te vernietigen.’

Cyane staarde naar zijn verbeten gezicht. Tirons reactie riep veel vragen bij haar op. Ze pakte zijn handen en duwde hem van zich af.

‘Wat heb je toch met hem?’ vroeg Tiron.

Ze beet op haar lip. Kon ze hem maar vertellen over Geronimo. Dat zou het allemaal een stuk gemakkelijker maken. Aan de andere kant begon het meer en meer tot haar door te dringen dat Tiron ook het een en ander voor haar verborg. ‘Ik was even met Ikor aan het praten over wat we hier zagen,’ zei ze waardig. Trots gooide ze haar hoofd naar achteren waardoor haar blonde haren over haar rug golfden.

Tiron grinnikte.

Ze keek boos om. ‘Wat nu weer?’

‘Dat deed je vroeger ook altijd,’ merkte Tiron op. ‘Ik ben blij dat er nog iets van die nuffige jonkvrouw in je zit.’

‘O jij,’ snauwde Cyane, maar terwijl ze de trap af denderde kwam er een warme glimlach op haar gezicht. Misschien komt er een tijd dat niets meer tussen ons in staat, dacht ze.

Eenmaal beneden ontdekte Cyane dat Ikor was vertrokken. Aarzelend liep ze naar Iss, die met stevige halen zijn paard aan het roskammen was. Ze had tot nu toe weinig met de veerman gesproken. De mismaakte man voelde zich alleen prettig in het gezelschap van Mekaron of Ikor.

‘Hij is weg,’ zei Iss met zijn zachte stem zonder dat ze ook nog maar iets gevraagd had.

‘Waarheen?’ vroeg ze.

‘Kan dat je wat schelen?’

‘Zou ik het anders vragen?’

Iss reageerde niet. Onverstoorbaar ging hij door met roskammen. Cyane wilde het net opgeven en weglopen toen hij haar plotseling aankeek. ‘Ikor vertrouwt je. Hij kan bij jou zichzelf zijn.’

Verbaasd keek Cyane naar het afschrikwekkende gezicht voor haar. Het was een muur waar nooit iemand doorheen zou dringen. Toch begon ze aan dat gezicht te wennen. Ze begon de persoon in dat vreselijke lichaam te zien.

Instinctief voelde ze dat Iss haar geen compliment maakte of zijn waardering uitsprak. Hij wilde iets zeggen wat betrekking had op hemzelf. Ze wenste niet voor het eerst dat ze de wijsheid van Meroboth of Melsaran bezat.

Drie

Onderzoekend keek Cyane in de vragende, ongelijke ogen van de veerman. Toen zei ze langzaam: ‘Ik wil ook dat hij zichzelf is. Nu is hij slechts een masker. Daaronder zit een van de bijzonderste personen die ik heb ontmoet.’

‘Er zijn meer mensen die een masker dragen,’ merkte Iss op.

‘Ik hoop dat die mensen bij mij ook hun masker kunnen afleggen,’ zei Cyane.

Iss knikte. Toen ging hij door met het verzorgen van zijn paard. Wat hem betreft was het gesprek ten einde.

Ze had het idee dat ze iets nader tot Iss was gekomen. Waar Ikor heen was, wist ze echter nog steeds niet. Hij kwam die dag ook niet meer terug.

‘Ach, daar ben je,’ riep Mekaron toen Cyane naar het vuur liep. ‘Kom mee.’ Hij pakte haar hand stevig vast en nog voordat ze kon protesteren trok de magiër haar naar de hoek met de waterbron. Hij overhandigde haar een tinnen beker. ‘Ik wil graag iets drinken.’

Meteen begreep ze dat dit haar volgende les was en dat ze het water niet uit de bron mocht scheppen.

Ze zag niet dat Tiron de trap af was gekomen en vlak bij hen was gaan staan. Hij hield zijn hand voorzichtig om de hoorn van Domarin, die de luchtmagie bevatte.

Cyane staarde naar het donkere water. Ze moest het willen. Ze moest het water haar wil opleggen. Maar hoe?

Toen zag ze de structuren van het water, de miljoenen kleine deeltjes die samen één geheel vormden. Die deeltjes moest ze in beweging zetten. Ze concentreerde zich. Haar wezen sloot zich om de watermoleculen. Ze verzetten zich, maar zij was sterker. Moeizaam kwam het water in beweging. Trots keek ze naar de bron. Een kleine rimpeling gleed over het wateroppervlak. Was dat alles? Teleurgesteld liet ze haar schouders hangen.

‘Ik zal het zelf maar pakken, zeker?’ zei Mekaron. Hij reikte haar de hand. ‘Voor je je van alles in je hoofd haalt. Wij hebben dertig jaar bij Delamar in de leer gezeten.’

‘Dertig jaar,’ echode Cyane. De moed zonk haar in de schoenen.

‘Maak je maar geen zorgen,’ zei Mekaron. ‘Het komt wel goed.’

De watermagiër liep terug naar het vuur. Ze volgde hem gedwee. Tiron staarde hen na en met de punt van de hoorn stevig in zijn hand sloot hij zijn ogen.

Het werd een aangename avond in de grot. Mekaron, Meroboth en Sirus disten een hoop sterke verhalen op uit hun gezamenlijke tijd op het kasteel van Delamar. In die verhalen speelden Melsaran en Melsasser nauwelijks een rol. Cyane herinnerde zich dat de twee oudste broers ook de meest serieuze studenten van Delamar waren geweest. Mekaron en vooral Meroboth en Sirus hadden nogal eens de bloemetjes buitengezet.

‘Weet je nog die keer dat die Dwerg ons achtervolgde na die onverkwikkelijke ruzie in de kroeg?’ vroeg Meroboth.

Sirus grijnsde. ‘Je gebruikte je basismagie om ervoor te zorgen dat hij geloofde dat de stadspoort gesloten was.’

‘Volgens mij staat hij nu nog steeds te wachten tot die poort eens een keer opengaat,’ zei Meroboth lachend.

Het was laat toen iedereen ging slapen. Ver boven hen, door het gat in het plafond, zagen ze heldere sterren aan de hemel.

De volgende ochtend was er nog steeds geen spoor van Ikor. Meroboth vroeg zijn broer om raad. De grot mondde uit in drie even grote gangen. Niemand had gezien in welke Ikor verdwenen was.

‘Ik denk dat we verder moeten gaan. Ikor vindt ons wel weer,’ zei Mekaron.

Iss knikte instemmend.

Op goed geluk liepen ze naar een van de gangen. Plotseling zoefde er iets langs Cyanes hoofd. Een vlammende hitte schampte haar gezicht. Ze slaakte een kreet en dook ineen.

‘Allemachtig,’ siste Sirus.

Er knetterde iets boven Cyanes hoofd. Voorzichtig hief ze haar gezicht op. Een vlammende pijl ontstond uit het niets en schoot de gang in. Het heldere licht stierf ten slotte een zachte dood in de duisternis. Onmiddellijk verscheen er een nieuwe pijl die zijn voorganger achterna snelde.