Выбрать главу

De volgende dag verruilden ze het sombere moeras voor de dorpen en steden van Nudor. De eerste keer dat ze dit land hadden aangedaan was onder leiding van Sirus en het bezoek was aangenaam verlopen. Nu was de sfeer in het kleine groepje anders. Iss had zijn omslagdoek voor zijn gezicht geslagen zodat alleen zijn ogen zichtbaar waren. Hij zat ineengedoken op zijn paard en ontweek de onderzoekende blikken van de joviale Nudoren.

Bezorgd vroeg Cyane zich af of dit de eerste keer in zijn leven was dat Iss in zo’n dichtbevolkt gebied kwam. De mismaakte veerman had heel zijn leven in betrekkelijke eenzaamheid doorgebracht. Hij had zijn gezicht alleen maar aan Mekaron en Geronimo laten zien. Het was slechts nieuwsgierigheid wat de Nudoren dreef, maar wat als hij de doek van zijn gezicht haalde? Ze kon de spot en de hoon al bijna horen. Daar gaat het monster. Langzaam begon ze te begrijpen wat Iss dreef.

Ikor reed voorop; ijzig en waardig zoals ze hem in eerste instantie had leren kennen. De Nudoren wisten wie hij was. De blikken die ze hem toewierpen spraken boekdelen. De Fee trok zich er weinig van aan. Maar Cyane wist dat dat uiterlijke schijn was. Ze moesten eens weten. Daar reed niet een kille moordenaar, maar de man die hen redde uit de handen van de zwarte magiër. Misschien zou Ikor ooit het respect krijgen dat hij verdiende.

Ze zag ook de vragende blikken die de Nudoren naar elkaar wierpen als ze haar zagen. Wat deed zo’n jong meisje in het gezelschap van twee heel bedenkelijke lieden? Er was ook veel aandacht voor het zwaard dat ze op haar rug droeg. De twee diamanten schitterden in het zonlicht. Hier en daar ving Cyane de naam ‘Meroboth’ op. Ikor hoorde het ook en hij verhoogde het tempo. Meroboth was in deze omstreken zeer geliefd en het was niet moeilijk te raden wat er in de hoofden van de Nudoren omging. Dit strijders-volk zou wel eens kunnen denken dat Ikor Meroboth iets had aangedaan.

Zo reden ze uren achtereen zwijgend door het dichtbevolkte gebied. Ikor weigerde een rustpauze in te lassen. Tegen de avond bereikten ze Nudoria. Daar zocht hij naar een plaats om te overnachten. Doelbewust reed hij een smal, duister straatje in waar een enkele fakkel een wanhopige poging deed de donkere muren te verlichten.

Ikor hield stil voor een deur waar een heel klein bordje boven hing met het woord herberg erop. Krachtig bonkte hij op de deur. Vrijwel onmiddellijk werd de deur opengedaan door een kleine, dikke Nudoor die angstig om het hoekje keek. Toen hij zag wie er voor zijn optrekje stond viel hij op zijn knieën. ‘Ikor, mijn meester,’ stamelde hij.

‘Hou op met dat geslijm, Heffel,’ zei Ikor koel. ‘Ik wil drie kamers.’

‘Natuurlijk, meester,’ Heffel stond moeizaam op. Met een pijnlijk gezicht wreef hij over zijn knieën. ‘Mijn meester zal me vergeven. Ik ben niet zo jong meer.’ Nieuwsgierig nam hij de twee personen achter Ikor op. Zijn kleine bruine oogjes, die nauwelijks opvielen in het vadsige gezicht, bleven lang op Cyane rusten. Ze begonnen verdacht te schitteren.

Ze voelde zich plotseling opgelaten en bang onder de vreemde blik van de herbergier.

Ikor had het ook gezien. In één beweging haalde hij een werpmes onder zijn mantel vandaan en duwde de dikke Heffel met een klap tegen de muur. Hij zette hem het mes op de keel. Het had hem nauwelijks moeite gekost. ‘Als je haar met ook maar één vinger aanraakt, vermoord ik je,’ zei hij.

Heffels ogen werden groot van angst. Het bloed trok uit zijn gezicht weg. ‘Natuurlijk meester, ik bedoel…’ piepte hij angstig. ‘Ik dacht alleen maar…’

‘Ik weet wat je dacht, Heffel,’ onderbrak Ikor hem ruw. ‘En het staat me niet aan.’

‘Het spijt me, meester,’ piepte Heffel met een hoge stem.

Ikor liet hem los en verborg zijn mes weer onder zijn mantel.

Heffel probeerde ondertussen naarstig zijn waardigheid te herwinnen. ‘Drie kamers dus voor u en uw…?’ begon hij.

‘Heffel!’ De dreiging die van Ikor uitging was meer dan Heffel kon verdragen. Hij stormde naar binnen, het aan de anderen overlatend hem te volgen.

Ikor draaide zich naar Iss en Cyane om. ‘Hij zal niets proberen uit te halen zolang ik in de buurt ben. We vertrekken morgenochtend vroeg als Heffel nog slaapt.’

De drie kamers die Heffel hen toewees waren beter dan Cyane had verwacht na wat ze van de herbergier had gezien. Ze was te moe om lang rond te snuffelen in haar kamer. Ze wilde zich net op het bed storten toen er op de deur geklopt werd. Haar hart maakte een sprongetje van schrik. Wat als het die vreselijke herbergier was die toch iets wilde proberen nu Ikor het niet zag?

‘Ik ben het, Cyane.’ Het was de stem van Ikor.

Ze deed meteen open.

Snel kwam hij binnen en sloot de deur. ‘Ik wil dat je weet dat we morgen het Rijk der Duisternis binnenrijden via het Land der Gnomen.’

Ze knikte, zich afvragend wat er van haar verwacht werd.

Dat maakte hij haar snel duidelijk. ‘Zolang we in het Rijk zijn doe je precies wat ik zeg zonder daar met mij over in discussie te treden. Heb je dat begrepen?’

Ze keek in de koele zwarte ogen en wist dat ze geen keus had. Ze wist niet wat Ikor van plan was, maar op momenten als deze zag ze hem liever gaan dan komen. Dan begreep ze plotseling heel goed waarom mensen sidderden als ze hem zagen.

Opeens speelde er een vage glimlach om zijn lippen. ‘Ik ken je zo langzamerhand,’ voegde hij eraan toe. Zijn stem klonk niet meer zo koel als even tevoren. Toen draaide hij zich om, opende de deur en liet haar alleen.

Cyane sloot de deur meteen en draaide hem op slot. Ze was opeens klaarwakker. Eindelijk zou ze het Rijk der Duisternis in gaan. Ze pakte haar zwaard en raakte de diamanten aan. Voor het enige raam in haar kamer stond een klein plantje naast een kan met water.

Vastbesloten ging ze voor het plantje staan met het zwaard in haar handen. Als ze in het Rijk was, moest ze zich kunnen verdedigen. Ze bande al haar gedachten uit haar hoofd en concentreerde zich op het plantje. Groene stromen, zich traag voortbewegend, werden zichtbaar.

‘Ik wil het, groei!’ fluisterde ze.

Ze fronste haar voorhoofd in opperste concentratie. De stromen versnelden. Haar hart klopte verheugd. Het lukte. Het plantje groeide.

Plets!

Een golf koud water sloeg in haar gezicht. Cyane slaakte een gil en sprong naar achteren. Over de rand van de kan sloeg het roerige water. Niet te geloven. Beschaamd beet ze op haar lip. Ze had het water in beweging gebracht in plaats van de plant. Ze zag Mekarons sarcastische blik al voor zich. Met een sprong landde ze op bed. Het verdedigen moest ze voorlopig nog maar aan Iss en Ikor overlaten.

Het was Iss die Cyane de volgende ochtend vroeg wakker maakte met een klop op de deur. Het was nog donker buiten. ‘We moeten hier weg voordat Heffel opstaat. Ikor laat een beetje goud voor hem achter,’ legde Iss achter de gesloten deur uit.

Ze stond al naast haar bed. Haar hart klopte wild. Vandaag zou ze de grens met het Rijk der Duisternis oversteken. Nu ze uitgerust was, kwam haar angst in volle hevigheid bovendrijven.

Ikor stond al buiten met de paarden. Zwijgend overhandigde hij haar de teugels van Horizon en drukte haar een stuk brood met kaas in de handen. Hij had overduidelijk haast.

Snel verlieten ze de duistere steeg. Het was stil op de straten. Cyane was bang dat het luide hoefgetrappel van hun rijdieren heel Nudoria zou wekken, maar dat viel mee. In de schemer keek niemand naar hen om. Toen de zon eindelijk opkwam, lag de herberg van Heffel ver achter hen.

Weer reden ze bijna een dag lang door de drukke straten van Nudoria. Aan het eind van de middag maakten de huizen plaats voor bebossing die steeds dichter werd.

‘We zijn niet ver van de grens,’ vertelde Ikor.

Zeven

Cyane keek verwachtingsvol rond. Om de een of andere reden verwachtte ze dat onmiddellijk na de grensstreep allerlei gevaren zouden opdoemen. Dat ze meteen zouden zijn omgeven door duistere machten en dat Adanar vanachter een boom te voorschijn zou springen. Het bos zag er echter nog net zo uit als in Nudor. Frisse dennenlucht kwam haar tegemoet. Boven haar hoofd zongen de vogeltjes.