Sirus lachte maar toen versomberde zijn gezicht. ‘Alles zal veranderen,’ zei hij.
Mekaron knikte. ‘Ja, wij zullen de wereld in trekken.’
‘En Delamar?’ vroeg Sirus.
‘Delamar is een oude man, Sirus. Hij heeft al zijn kennis aan ons gegeven. Hij zal niet lang meer leven. ‘Mekaron stak zijn zwaard in de gordel om zijn middel. ‘Zo gaat dat.’
Maar Cyane zag dat hij het moeilijk had met deze blijkbaar zo normale gang van zaken.
Even zwegen beide mannen alsof ze zich een nieuwe toekomst trachtten voor te stellen.
‘Dus dit was ons laatste duel,’ concludeerde Sirus.
Mekaron knikte bevestigend. ‘Je hebt me veel geleerd, Sirus. Voor een Nudoor ben je zo barbaars nog niet. ‘Hij keek Sirus nog een keer aan en draaide zich om. Met grote passen beende hij naar het kasteel.
Sirus glimlachte melancholiek. ‘Ik zal jou ook missen, Mekaron,’ zei hij zacht voor zich uit.
Opeens werd een van de ramen opengegooid en stak Meroboth zijn hoofd naar buiten. ‘Hé, Sirus, als je klaar bent dan heb ik hier nog een lekkere fles wijn staan die echt op moet.’
Sirus grijnsde en liep naar binnen.
De ruimte waarin Cyane nu stond was schemerig. Ze was weer in de grote zaal. Vier fakkels hingen in de hoeken. De vlammen wierpen groteske schaduwen op de muren. De grote tafel was in het midden van de zaal gezet. Voor die tafel stond de oude Delamar in een statig, met sterren bezaaid gewaad.
Op de tafel in een bed van rood fluweel lagen vier grote, ronde, kleurloze stenen. Het waren diamanten, geslepen in briljantslijpsel. Cyane, die zelf was opgegroeid tussen dure juwelen, wist dat elk van deze stenen van onschatbare waarde was.
De vlammen van de fakkels werden gevangen in de talloze facetten van de diamanten. Ze verlichtten de gezichten van de vier magiërs, die aan de andere kant van de tafel stonden. De spanning viel op elk van de gezichten te lezen.
Melsasser stond stijf, stram en verbeten aan de linkerkant. Zijn ogen waren strak op de tafel gericht.
Delamar, die met zijn beide handen op de rug had gestaan, bracht zijn armen nu naar voren. In zijn rechterhand hield hij een gouden ketting met in de houder de mooiste diamant die Cyane ooit had gezien. Zelfs de vier stenen op de tafel zonken in het niet bij de schoonheid van deze ene. In de gloeiende kern draaiden vier kleuren om en door elkaar: rood, blauw, groen en zwart. Hun stralen braken door de facetten naar buiten en de steen schitterde krachtig.
Delamar, de machtigste magiër van zijn tijd, beheerste vier van de vijf magiesoorten. Alleen de luchtmagie had hem nooit toebehoord. Met een trage beweging hing de oude man de ketting om zijn hals. Nog één keer gleden zijn oude vingers liefdevol over de steen. Even leek het of de steen feller begon te gloeien bij de aanraking van zijn meester.
Delamar keek naar de vier gespannen gezichten voor hem. Een voor een keek hij zijn pupillen aan: Mekaron, Meroboth, Melsaran en Melsasser. Bij de aanblik van die laatste verstarde Delamar. Het duurde maar even, maar Melsasser had het gezien.
Cyane zag dat hij zijn vuisten balde. Zijn blik verhardde zich.
Delamar stak zijn hand naar voren en pakte de eerste steen. Langzaam bracht hij de diamant naar de gloeiende kern van zijn eigen steen. De twee stenen raakten elkaar en het leek of de kleurloze diamant het licht uit de andere zoog.
De kleurloze diamant begon heftig te gloeien. Eerst was het licht zachtroze, maar algauw werd het feller en ging het over naar rood. Alle facetten van de diamant werden gevuld met deze kleur. Delamar haalde de rode diamant van zijn eigen steen af en legde hem weer neer. De steen van de vuurmagie was gereed.
Cyane keek naar de steen om de hals van Delamar. De kleur rood was eruit verdwenen.
Ze keek samen met de vier broers ademloos toe hoe de oude magiër langzaam de volgende steen pakte en het ritueel herhaalde. Nu was de aardmagie aan de beurt en werd de diamant gevormd die ze al zo goed kende.
Nog twee kleuren tolden door elkaar heen in de steen van Delamar. Vermoeidheid tekende de trekken van de magiër, terwijl de stenen de krachten aan hem en zijn diamant onttrokken.
De volgende steen zoog het blauwe licht uit de diamant. Het lichtblauw werd donker totdat ook de steen voor de watermagie klaar was.
Ten slotte pakte Delamar de laatste diamant.
Melsasser hield zijn handelingen scherp in de gaten. Melsaran deed hetzelfde. Ze stonden naast elkaar, de twee broers. Op dit moment leken ze verder van elkaar verwijderd dan ooit.
Delamar bracht de diamant naar zijn eigen steen en legde hem erop. Langzaam maar zeker zoog de steen het zwarte licht weg.
Cyane zag Delamar verslappen en zichtbaar verouderen. Zijn nu bevende handen konden de twee stenen nauwelijks op elkaar houden. Toen maakte hij ze los van elkaar. Het fragiele zwarte licht was als een speldenknop te zien in de facetten. Toen breidde het zich uit, snel en genadeloos. Het verdreef de doorzichtige witte stralen totdat alle facetten zwart fonkelden in het licht van de fakkels. Zelfs dat licht kon niet meer doordringen tot de kern van de diamant van de zwarte magie.
Delamar legde de steen naast de anderen. Zijn eigen steen was dof en kleurloos geworden, net als hijzelf. Delamar zeeg ineen. Hij was nu een gewone, stokoude man. Langzaam hief hij zijn gerimpelde gezicht op. ‘Meroboth,’ zei hij krakend. ‘Pak de steen die jou toebehoort.’
Zonder aarzelen greep Meroboth de groene steen en legde hem op zijn borst. De steen fonkelde fel en Cyane zag Meroboth bijna groeien terwijl de krachten van de aardmagie over hem heen spoelden.
‘Mekaron?’ vroeg Delamar.
Ook hij was snel en vastbesloten. Hij legde de blauwe steen tegen zich aan. Een watermagiër werd geboren.
‘Melsasser. Pak de steen die voor jou is bestemd,’ zei Delamar.
Alleen Cyane zag zijn aarzeling, want zij stond tegenover hem. Vluchtig en nerveus keek hij naast zich, waar Melsaran geduldig zijn beurt afwachtte. Toen verhardde zijn blik zich tot pure haat.
Langzaam stak hij zijn hand uit en reikte naar de rode diamant. Toen, snel en behendig, boog hij zijn arm af. Zijn vingers sloten zich om de zwarte steen. Met een razendsnelle beweging legde hij de diamant op zijn borst.
Het was gebeurd voordat iemand door had wat er aan de hand was. Cyane zou nooit de kreet van wanhoop vergeten die Melsaran uitte toen hij zag wat zijn broer had gedaan. Meroboth en Mekaron staarden ongelovig naar Melsasser, maar Melsarans blik van afschuw was zoveel sterker dan die van de andere twee.
Daar, op dat ogenblik, viel Melsarans leven als een kaartenhuis in elkaar. Zijn broer, van wie hij zoveel hield, van wie hij meer had gehouden dan van Meroboth of Mekaron, had hem op een afschuwelijke manier verraden. Melsasser had het leven, de krachten gegrepen die aan hem toebehoorden. Hij, Melsaran, had zijn leven gewijd aan de zwarte magie. Hij was de enige die sterk genoeg was om de onvoorspelbare krachten te weerstaan. Zijn kennis had hij met zijn oudere broer gedeeld, want hij had geloofd in zijn talenten. Nu had diezelfde broer de zwarte diamant gegrepen.
De diamant straalde triomfantelijk naar zijn nieuwe meester. Melsasser zoog de magie naar binnen. Sterker en zelfverzekerder richtte hij zich op.
Op hetzelfde moment viel Melsaran machteloos op zijn knieën en verborg zijn gezicht in zijn handen.
Cyane zag zijn schouders schokken en de tranen sprongen in haar ogen. Dit was het dus. Dit was de gebeurtenis die het leven van de oudste van de drieling had vernietigd. Het was Melsasser geweest die zijn broer zijn leven had afgenomen.
Niemand wist wat hij moest doen. Delamar, oud en ziek nu, staarde vol afschuw naar Melsasser en naar de zwarte diamant. Melsasser hield de steen triomfantelijk in zijn hand. Meroboth en Mekaron stonden zwijgend bij de tafel, verbijsterd.
Op dat ogenblik ging de deur van de zaal open. In het licht van de fakkels stond Adanar. Hij glimlachte.
Meroboth keek naar de Fee en toen naar Melsasser. ‘Jij was het,’ zei hij slechts. Die woorden hielden een belofte in. Meroboth hield Adanar verantwoordelijk voor de daad van Melsasser en het was Adanar die de prijs zou gaan betalen.