Verrast keek Cyane op.
‘Ik bedoel…’ begon Gondolin terwijl haar handen zenuwachtig over haar vuile, gele japon gleden. ‘Als jij straks een goed huwelijk hebt gesloten en je eigen leven bent begonnen, dan ga ik niet meer een ander meisje lesgeven. Misschien ga ik dan wel hier in Nudoria wonen.’
Cyane was zo tactisch om er niet ‘met Sirus’ achteraan te zeggen. Dat zou de toch erg preutse Gondolin zeer in verlegenheid brengen. Maar ze begreep alles toen ze naar haar blozende gezicht keek. Ze had haar gezelschapsdame nog nooit zo gezien. Ze was altijd koel en afstandelijk geweest, o ja, lief voor haar, maar op een berekenende manier: met een doel voor ogen. Nu had Gondolin haar eigen gevoelens ontdekt.
Cyane vond de keuze van Gondolin opvallend. Ze was erg op Sirus gesteld, maar hij was niet van adel. Hij was een huurling en hij was waarschijnlijk niet rijk. Hij was precies het soort man waar Gondolin haar altijd voor gewaarschuwd had.
‘Nudoria is een mooie stad,’ zei Cyane eenvoudigweg. ‘Ik weet zeker dat je hier gelukkig wordt.’
Gondolin knikte. Toen draaide ze zich om naar haar pupil. Er stonden tranen in haar mooie, bruine ogen. Gondolin had nog nooit gehuild, zelfs niet in die nacht dat Cyane het kasteel van graaf Thorvald was ontvlucht. Ze pakte Cyane bij haar schouders en keek haar indringend aan. ‘Ik heb de laatste tijd veel nagedacht over wat je tegen mij hebt gezegd,’ zei ze. Ze zweeg even en leek naar woorden te zoeken. Toen voegde ze eraan toe: ‘Het spijt me. Ik heb je tot iemand gemaakt die je nooit wilde zijn. De afgelopen weken zag ik pas wie je werkelijk bent. Ik heb je eigenlijk nooit gekend en dat is mijn eigen schuld. Ik ben trots op je, Cyane. Ik weet niet wat die tovenaar allemaal nog voor je in petto heeft, maar ik weet zeker dat je je erdoorheen zult slaan.’
Tranen prikten in Cyanes ogen bij deze woorden.
‘En als je straks trouwt met de man van je eigen keuze dan zal ik achter je staan - ook al is hij een stalknecht,’ besloot Gondolin zacht.
Cyane werd vuurrood. Had dan iedereen het in de gaten?
Gondolin glimlachte warm en echt. Ze trok haar tegen zich aan. Cyane omhelsde haar blij. Deze bekentenis van de vrouw die haar had opgevoed betekende enorm veel voor haar. Ze had altijd tegen Gondolin opgekeken als een ideaal dat voor haar niet bereikbaar was. Nu was ze erachter gekomen dat Gondolin eigenlijk ook een gewone vrouw was met gevoelens. Cyane wist dat deze opvallende verandering aan Sirus te danken was. De grote, charmante zwaardvechter had het hart van Gondolin gestolen.
Op dat moment ging de deur van de woonkamer open en kwam Birn binnen met Sirus en Giffor in zijn kielzog. Het gezicht van de genezer stond somber. ‘Die wond ziet er niet zo best uit. Ik hoop dat ik zijn been nog kan redden,’ deelde hij hen mee. ‘Bovendien heeft hij veel bloed verloren. Het spijt me, deze Morf kan voorlopig niet reizen. Hij moet bij mij blijven.’
Meroboth stond op en tastte onder zijn mantel. Hij haalde een bruin zakje met goudstukken te voorschijn en overhandigde Birn er een paar. ‘Verzorg hem goed en houd je mond over hem,’ gebood hij. ‘Als hij nog behoefte heeft zich na zijn genezing bij die Fee te voegen dan moet hij dat zelf weten.’ Meroboth knikte koeltjes naar Ikor bij deze woorden.
‘Ik heb niets aan een Morf met één poot,’ zei Ikor.
Cyane kreeg het koud bij dit staaltje onmenselijkheid. Ramart had zijn leven voor zijn meester gewaagd, maar nu hij gewond was, had hij afgedaan voor Ikor.
Birn negeerde de Fee. ‘Ik zal goed voor hem zorgen,’ beloofde hij. ‘Ik zou het fijn vinden als jullie de maaltijd met mij delen voor jullie verdergaan.’
Meroboth nam dit aanbod dankbaar aan. Na een gezellige maaltijd, waarbij Birn zijn gasten verhaalde over de bijzondere patiënten die hij in de loop der jaren had verpleegd, maakte het gezelschap aanstalten te vertrekken.
Cyane glipte ongezien de behandelkamer binnen terwijl iedereen afscheid nam van Birn. Ergens had ze medelijden met de door iedereen verstoten Ramart. Hij lag verdoofd op een bed en merkte haar niet op. Zijn gezicht was vaal en ingevallen. Zijn dure gewaad was bij zijn been kapotgeknipt om de genezer de ruimte te verschaffen de wond te verzorgen.
Hoe kon iemand zo diep zinken dat niemand op deze wereld ook maar een beetje om hem gaf? Niemand die de moeite nam afscheid van hem te nemen. Ze stond bij het bed en keek neer op de gewonde man. Ramart had hen waarschijnlijk destijds zonder aarzelen gedood en Cyane kon niet zeggen dat ze hem mocht na wat ze tot nu toe van hem had gezien. Maar ze had een groot hart en ze was vergevingsgezind, want diezelfde Ramart had hen helpen ontsnappen aan de moordlustige Varénen.
‘Dag, Ramart,’ fluisterde ze. ‘Ik hoop dat Birn je been kan redden. Het ga je goed.’
Toen draaide ze zich om. Niemand had gemerkt dat ze bij de Morf was geweest. Ze nam afscheid van Birn en algauw zat iedereen te paard.
Sirus leidde hen verder door de stad naar het zuiden. De bebouwing werd geleidelijk aan minder. Uiteindelijk belandden ze in de weilanden, die het grensgebied van Nudor vormden.
‘Hier liggen de grote paardenfokkerijen,’ vertelde Sirus trots. ‘Nudoren staan bekend om hun sterke raspaarden.’
Inderdaad graasden er prachtige paarden in de weilanden. Cyane, die door de lessen van Tiron een kenner was geworden, begreep dat elk paard veel geld waard was. Volgens Sirus werden de paarden van Nudor in de hele wereld gebruikt. De koning en koningin van Akonia bezaten een stal vol Nudoorse paarden, net als Orion, de Elfenkoning. En diep in het Rijk der Duisternis leefde een van de mooiste paarden die Nudor ooit had voortgebracht. Het dier heette Ylar en was het vaste rijdier van Tronador.
‘Eeuwig zonde,’ merkte Sirus op. ‘Maar hij betaalde er veel geld voor en we blijven nu eenmaal een handelsvolk.’ Hij reed met Cyane in de achterhoede terwijl ze de paarden uitvoerig bespraken. De naam Tronador bracht haar terug in het hier en nu. Ze vroeg zich af of Sirus wist wie Tronador werkelijk was. Dat moest haast wel. Ze voelde Sirus’ blik op haar gericht.
‘Ik weet wat Meroboth je op het kasteel van Delamar heeft laten zien, Cyane,’ zei hij zacht, zodat de anderen hem niet hoorden. ‘Het moet allemaal erg verwarrend voor je zijn.’
‘Je weet het dus,’ concludeerde Cyane.
‘Ik zat er praktisch met mijn neus bovenop,’ zei Sirus.
‘Wat was Melsasser voor iemand?’ vroeg ze.
Sirus haalde zijn schouders op. ‘Ik had weinig contact met hem. Ik weet wel dat hij voor de komst van Adanar veel optrok met Melsaran. Melsaran was dol op zijn oudere broer. Er waren talloze gelegenheden dat hij het voor hem opnam tegen de andere twee. Arme Melsaran, zijn trouw was roerend maar misplaatst. Melsasser was lang niet zo loyaal en hij was makkelijk te beïnvloeden. Toen Adanar kwam, liet hij Melsaran vallen als een baksteen, maar nog bleef die hem trouw. ‘Sirus schudde zijn hoofd. ‘Van de vier broers kende ik Melsaran het slechtst. Ik weet wel dat het feit dat de broer van wie hij zoveel hield de zwarte steen voor zijrfneus wegkaapte, zijn leven vernietigd heeft.’
Cyane kneep haar vuisten samen over de teugels van Horizon. Ze kon de band die ze had met Melsaran niet verklaren. Die was er geweest sinds hun eerste, vreemde ontmoeting. Ze zwoor dat Melsasser zou boeten voor wat hij zijn broer had aangedaan.
‘In theorie is Melsaran de machtigste man in de Rijken van het Licht. Hij is de vuurmagiër en hij bezit de kennis over goed en kwaad,’ overpeinsde Sirus. ‘Het zegt wel iets over zijn karakter dat juist hij niets meer van zich heeft laten horen sinds zijn vertrek uit het kasteel. Ik vraag me af waar hij al die jaren mee bezig is geweest.’
Dat wilde Cyane ook graag weten. Melsaran had daar weinig over losgelaten. Ze wist alleen dat de Fee Adanar genadeloos jacht op hem maakte.
‘Ik ben benieuwd wat we in Elfenland aantreffen,’ veranderde Sirus van onderwerp. ‘Ik ben er niet erg gerust op.’
‘Denk je dat Orion Meroboth niet langer zal helpen?’ vroeg Cyane.